248 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
te dezer zake gegeven niet het gevolg is van de vergis
sing in het Sectieverslag. Ik geloof dit niet, want in de
sectie, waar ook ik die vraag gesteld heb, waren twee
leden van het college aanwezig. De vraag is dus en
op een antwoord zal alsnog prijs worden gesteld hoe
komt het, dat. waar de cijfers van inkomsten op deze
punten zooveel gunstiger zijn gebleken dan waarop bij
de berekening van bijlage 14 werd gerekend, dit niet
tot uitdrukking is gekomen in het cijfer van de opcenten
op de Gemeentefondsbelasting.
Een enkel woord nog over den invloed van het besluit
van de Kroon in zake de werkliedenloonen. Door den
heer F'eletier is reeds gezegd, dat het voorstel-Botke c.s.
ons onaannemelijk lijkt. Een toelichting op dit voorstel
wacht ons zeker nog.
Ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders staan wij anders. Het voorstel om het be
drag, dat vrij komt, bedoeld is zeker voor 1931
toe te voegen aan den post bijdrage in den Kapitaal-
dienst, is voor ons niet onaannemelijk. De mérites van
dit voorstel zullen wij beter kunnen beoordeelen na de
toelichting die ik nog van Burgemeester en Wethouders
verwacht. De meest eenvoudige weg en de meest lo
gische weg lijkt het mij niet. De eenvoudigste weg en
ook meest logische voor Burgemeester en Wethouders
zou zijn om, aannemende dat de begrooting op goeden
basis in elkaar is gezet door Burgemeester en Wet
houders, dit bedrag te doen strekken tot vermindering
van den post opcenten op de gemeentefondsbelasting,
een denkbeeld, dat ik Burgemeester en Wethouders nog
ernstig in overweging geef en dat voorloopig voor ons
een grootere bekoring heeft dan het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
Maar, zooals gezegd, wij zullen afwachten de toelich
ting van de tafel van Burgemeester en Wethouders.
De VoorziterIk zou de vergadering even willen
schorsen om thee te drinken.
Verder wil ik nog even opmerken, dat het voorstel-
Dijkstra, om een Kerstgave te verstrekken van 5.
thans ook in bespreking is. Daar wordt niet over
gesproken.
De heer Vromen: Ik verwacht een toelichting.
De Voorzitter: Verder zou ik nog willen voorstellen om
morgen in verband met de begrafenis van den gemeente
ontvanger door te vergaderen tot 1 uur en dan te pau
zeeren tot 's middags half-drie, ten minste, als wij van
daag niet klaar komen.
Mevrouw BuismanBlok WiibrandiEn dan van
avond ook vergaderen
De Voorzitter: Ik wil graag van avond vergaderen.
Het voorstel om heden avond te vergaderen, wordt
met 15 tegen 10 stemmen verworpen.
Voor stemmen de heeren B. Molenaar, J. de Boer,
Ritmeester, Peletier, mevrouw BuismanBlok Wii
brandi, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Vromen.
Westerhuis, Westra en Balk.
Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Van der Veen,
Lautenbach, Tamminga, Hooi:ing. Hofstra, Terpstra,
Feitsma, O. F. de Vries, Dijkstra, M. Molenaar, Botke,
IJ. de Vries, Muller en Visser.
Te 3.40 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 4 uur namiddags wordt de vergadering voortgezet.
De Voorzitter: De heer Dijkstra heeft thans het woord
gevraagd over zijn voorstel en ik zou de Vergadering
ook willen vragen om thans ook speciaal over dat
voorstel te spreken. Spreker doet daarvan nogmaals
voorlezing en vervolgt dan De heer Dijkstra zal dus
speciaal over dit voorstel spreken en ik zou willen voor
stellen om dit punt, vóór wij verder gaan met de alge-
meene beschouwingen over de begrooting, af te han
delen, omdat, mocht het worden aangenomen, de be
grooting voor 1930 in verband daarmee nog zou moeten
worden gewijzigd en ter goedkeuring bij Gedeputeerde
Staten zou moeten worden ingezonden; de eenige gele
genheid is dus, als het voorstel-Dijkstra mocht worden
aangenomen, dat morgen de begrootingswijziging wordt
behandeld en dan nog ter goedkeuring aan Gedepu
teerde Staten wordt voorgelegd.
Aan de orde is alzoo het voorstel-Dijkstra tot het
verstrekken van een Kerstgave (mededeelingen sub
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra: Het doet mij genoegen, dat U op
deze manier de zaak inleidt. Ik heb het woord gevraagd
om twee reden; in de eerste plaats om te vragen dat
gene, wat U nu meedeelt en in de tweede plaats, omdat
ik ook over de Memorie van Antwoord iets wilde zeg
gen. Dat laatste staat echter afgescheiden hiervan en
wat mijn voorstel betreft, heb ik op het oogenbiik niets
meer te zeggen, alleen zou ik het college willen vragen:
heeft het college ook getracht ten opzichte van de
draagwijdte van mijn voorstel cijfers te krijgen Ik
geloof wel dat dit verzoek in gunstige overweging is
genomen. Verder zal ik er op het oogenbiik niets aan
toevoegen.
De VoorzitterAlvorens anderen hierover aan het
woord komen, zou ik dan nog deze; opmerking willen
maken, dat volgens inlichtingen van den directeur van
de Arbeidsbeurs voor deze uitkeering ongeveer in aan
merking zouden komen 200 trekkende uit een Werk-
loozenkas, rb 200 personen, die werkzaam zijn bij de
werkverschaffing en 100 uitgetrokkenen, die niet voor
plaatsing in de werkverschaffing in aanmerking komen.
Dit zijn ronde cijfers, dus wij kunnen aannemen, dat
hiervoor ten hoogste noodig zal zijn bij een uitkeering
van 5.per persoon 500 X 5.of 2500.
De heer Visser: lk zou in verband met dit voorstel
van den heer Dijkstra een enkele vraag willen stellen.
De heer Vromen heeft reeds gezegd, dat dit voorstel
als het ware bij overrompeling is gedaan en daar is
wel iets van waar. Maar wat bedoelt eigenlijk de
sociaal-democratische fractie met een Kerstgave; ik zou
graag willen dat men een nadere uiteenzetting, een
nadere interpretatie wilde geven van dat woord Kerst
gave
De heer Hooiring Omdat het precies in de Kerst
dagen valt
De heer Visser: Het is dus de bedoeling om in ver
band met het hoogfeest van Kerstmis aan die menschen
iets te geven, speciaal ter wille van het Kerstfeest.
Mocht dat niet het geval zijn, dan zou men ook een
Nieuwjaarsgave kunnen geven en het gevolg daarvan
zou dan zijn, dat wij meer tijd zouden hebben om dit
voorstel als zoodanig te overwegen. Ik zou dus aan de
sociaal-democratische fractie de vraag willen stellen, of
het per se een Kerstgave moet zijn en waarop dan de
motieven berusten tot het uitsluitend geven van een
Kerstgave. Ik weet ook niet of ieder die gave zal am-
bieeren; er kunnen ook menschen zijn, die zeggen: wij
hebben met dat Christusfeest niet te maken. Ik moet
zeggen, er zijn veel menschen, die in moeilijke omstan
digheden verkeeren, aan wie men die gave zou kunnen
verstrekken, maar het doet eigenaardig aan, dat het nu
juist een Kerstgave moet zijn en ik zou het motief willen
vernemen waarom het speciaal een Kerstgave en niet
een Nieuwjaarsgave moet zijn.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 249
De heer IJ. de Vries: lk zou grootendeels kunnen on
derstrepen wat van morgen door den heer Vromen is
gezegd. Dit is een voorstel, dat misschien gedeeltelijk
liet gevolg is van een in de vorige vergadering voor
kennisgeving aangenomen adres uit communistische
kringen, waarbij ook bedoeld werd een bepaalde gave
te geven aan verschillende menschen. Dat is toen zoo
aan kant geschoven, maar deze kwestie is zoo hier en
daar in meerdere groote steden naar voren gebracht en
liet schijnt dat men nu ook probeert dit er hier dooi
te krijgen.
Het is overigens een zeer sympathieke gedachte om
aan menschen, die noodlijdend zijn, voor de feestdagen
een gift te geven, waardoor zij het zich in die feestdagen
misschien eenigszins aangenamer kunnen maken
De heer Muller: Dat is ook louter het doel
De heer IJ. de Vries: Of niet, want de> uitdruk
king van den heer Hooiring zoopas wekte de gedachte
dat het de bedoeling was, dat die menschen het wat
feestelijk zouden kunnen hebben en nu is het maar de
vraag, wat onder feestelijkheid wordt begrepen. Ik zal
daar niet nader op ingaan, maar voor mij is het de
vraag: hoeveel menschen zullen hierin worden betrokken.
\u is hier gezegd van 500, maar ik vraag mij af
waarom nu juist aan deze categorie van menschen
Maakt zoo'n voorstel eigenlijk geen misbruik van de
toevallige omstandigheden, waarin de menschen ver
keeren, zijn er niet méér menschen, die in minstens
even moeilijke omstandigheden verkeeren als degenen,
die hier worden genoemd En dan nog een vraag.
Wanneer iemand werkloos is, beteekent dat dan altijd,
dat het in het gezin zoo armoedig is, dat een bijzondere
gave noodig is? Men houdt er dan geen rekening mee,
dat er meerdere huisgenooten in zoo'n gezin kunnen
zijn, die een bepaald inkomen hebben, waardoor het
gezinsinkomen nog zoodanig kan zijn, dat het er niet
alleen royaal, maar zelfs buitengewoon feestelijk kan
toegaan.
Nu is het voorstel daar zoo neergelegd, dat het spe
ciaal voor die menschen is en nu ben ik er niet op tegen
wij moeten er trouwens als gemeente ook voor zor
gen, dat iemand niet algeheelen nood lijdt maar dan
moeten ook anderen, die noodlijdend zijn, het krijgen.
En nu is het akelige hiervan, dat men de laatste minuut
met zoo'n bijzonder voorstel wordt lastig gevallen,
waarvan men dan maar zou moeten zeggen die
menschen moeten het maar hebben, en waarbij het col
lege maar hals over kop maatregelen moet nemen en
het college van Gedeputeerde Staten ook, om het mis
schien nog mogelijk te maken, dat het bedrag Woens
dag nog vóór de Kerstdagen kan worden uitgekeerd.
Misschien dat er achter dit voorstel een bedoeling zit,
maar als dat zoo is, hoop ik, dat degenen, die deze gave
ontvangen, zoo wijs zullen zijn, dat zij begrijpen, dat
deze twee rijksdaalders komen uit de gemeentekas, dus
uit de zakken van de belastingbetalers en dat zij straks
hun stemmetje daarvoor niet zullen weggeven; als het
zoo is, dat dit is bedoeld als het koopen van stemmetjes,
dan hoop ik, dat alle bedeelden zoo wijs zullen zijn, dat
het niet juist is dat dit geld komt uit de zakken van de
voorstellers, maar wel uit de zakken van de belasting
betalers.
Nu is bij deze kwestie de groote moeilijkheid
waarom moet nu juist dit kringetje van werkloozen het
wel hebben en de anderen, die het even noodig, mis
schien' nog noodiger, hebben, niet Dat is eigenlijk
meer een spelen met de moeilijke omstandigheden van
een gedeelte van die menschen.
Men kan ook aanvoeren, dat er nu eenige dagen
komen, gedurende welke die menschen niet in de werk
verschaffing kunnen werken, maar ik meen goed geïn
formeerd te zijn dat. niettegenstaande er gedurende de
christelijke feestdagen niet wordt gewerkt, die men
schen even goed hun uitkeering krijgen
De heer Muller: 1.50.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: 2.25.
De heer IJ. de Vries: De een noemt een bedrag van
1.50 en een ander misschien van 1.60, 1.70 of
1.80 of 2.25, maar ik meen dan toch dat men een
uitkeering krijgt. Niettegenstaande die menschen dus
twee dagen minder werken, krijgen zij dus geen minder
inkomen
De heer M. Molenaar: Er komen toch nog meer van
die dagen.
De heer IJ. de Vries: Nu vraag ik: omdat wij sym
pathiek staan tegenover die menschen, die het noodig
hebben, moeten wij daarom onze stem hieraan geven?
De moeilijkheid is: hebben dezen het allemaal noodig
en waarom moeten wij dit gedeelte er uit pikken en het
allermoeilijkste is, dat men het geld haalt uit de zakken
van de menschen, die het moeten betalen en bovendien
is dit geen verplichting.
Of moet men dit nu doen om ook eens te toonen
wij zijn royaal, zie je wel, wij zijn degenen, die voor
jullie zorgen als ze het zelf maar niet persoonlijk
behoeven te betalen. Neen, daarom heb ik er persoonlijk
ook voor gestemd om deze zaak van middag te behan
delen, omdat er mérites achter zitten, om de moeilijke
positie, waarin verschillende menschen zitten. Wat het
bedrag betreft, is het niet zoo'n groote kwestieal
waren er 1000 werkloozen die ieder 5.kregen, de
belastingbetalers zouden er niet zooveel meer om be
talen, maar dit is geen werk voor weldenkende men
schen, die zich hun verantwoordelijkheid als Raadslid
bewust zijn; zij moeten weten wat zij doen en of dat
met het bestuur van de huishouding der gemeente, die
hun is toevertrouwd, in overeenstemming is, ja of neen.
De heer Lautenbach: Ik kan wel heel kort zijn, want
de vorige' spreker heeft mij het gras al voor de voeten
weggemaaid. Maar toch niet alle gras, ik wilde nog een
vraag doen. Er is mij meegedeeld, dat de Voogden van
de Stads-Armenkamer het vorig jaar hebben gedaan
wat nu door den heer Dijkstra wordt voorgesteld. Is
dat zoo Dat is mij hier in de Raadszaal, zoo onder
ons, medegedeeld.
De heer Hooiring: Beginnende met de laatste opmer
king, wil ik zeggen, dat ook mij is meegedeeld, dat door
Voogden van de Stads-Armenkamer verleden jaar de
zelfde Kerstgave is verstrekt, die nu op het oogenbiik
door ons wordt voorgesteld.
Ik wil echter beginnen met mijn leedwezen uit te
spreken over de wijze, waarop hier gesproken wordt
over dit voorstel door den heer IJ. de Vries, een manier,
die ik niet kan goedkeuren. Als er maar één greintje
juist was van wat de heer IJ. de Vries onderstelt dat
er bij mijn fractie achter zit, dan zou ik de eerste zijn,
die bereid was dat voorstel in te trekken. Er schijnt wel
vaker zooiets te wezen; wanneer op een bepaald mo
ment men van onze zijde iets doet, wat niet in de beste
aarde valt en dat anderen in ongelegenheid brengt, dan
wordt er iets achter gezocht, wat de heeren in hun
kraam te pas komt. Maar het is ten eenenmale ongepast
om achter het voorstel van ons iets te zoeken, wat er
absoluut niet achter zit; dit voorstel is gedaan absoluut
zonder eenige bijbedoeling.
Als de heer IJ. de Vries zegt, dat die interruptie van
mij inging op het woord feest, dan mag hij daar geen
andere gedachte uit zoeken dan ik bedoelde. Als ik
bedoelde om bij het Kerstfeest met deze gave alleen
wat feest te brengen in die gezinnen, waarvan het be
kend is dat er armoede en droefheid heerscht, dan was
dat een kleine poging in die richting, slechts een scha
mele poging in die richting om gedurende de Kerst-