258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
De heer Muller: Neen. alleen voor de werklieden.
De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter
Wij hebben ons voorstel in een bepaalden vorm ge
goten, maar daaraan zitten wij niet vast, omdat dit
voorstel de commissie voor Georganiseerd Overleg
moet passeeren. Indien eenige leden van den Raad
bezwaar hebben tegen den vorm, zijn wij bereid een
anderen te kiezen, waarin duidelijk uitkomt, dat de
Commissie voor Georganiseerd Overleg moet worden
gehoord. Maar dat is bijzaak. Hoofdzaak is de kwestie
van de 3 die ik warm bij den Raad aanbeveel.
De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter Ik zou
namens den Vrijheidsbond een korte verklaring willen
afleggen. Daar er een onmiskenbaar verband bestaat
tusschen de beslissing van de Kroon en dit voorstel
zoo ons dit vóór dien niet duidelijk is geweest, is
het ons wel duidelijk geworden door de rede van den
heer Molenaar - kunnen wij daarin niet anders zien
dan een ongeoorloofde reactie tegen een beslissing in
hoogste instantie genomen, waarom wij onze stem aan
dit voorstel niet kunnen geven.
De heer Westerhuis: Mijnheer de Voorzitter In de
overweging van het Koninklijk besluit, zoover ik dit
heb kunnen lezen in de Leeuwarder Courant van Zater
dagavond, staat dat de bezoldiging der gemeente
werklieden van Leeuwarden niet te laag is te achten.
Wanneer wij goed nota nemen van de woorden die daar
staan, kunnen wij, hoe wij zelf ook over deze zaak
denken, verdere pogingen om de loonen op de wijze
als door de Sociaal-Democraten wordt voorgesteld,
weer te verhoogen, m. i. wel staken. Immers, het is zoo
duidelijk.als glas, dat elke poging daartoe onmiddellijk
zal afstuiten op de niet-goedkeuring van Gedeputeerde
Staten, sterk als zij zich voelen met de Kroon achter
zich. Het doet er op dit oogenblik niet veel toe, hoe
wij zelf over de zaak denken. Wij hebben het vorig jaar
van harte aan de verhooging meegewerkt en wij zijn
evenals de Sociaal-Democraten teleurgesteld over de
afwijzing door de Kroon, maar ik meen, dat wij het
hoofd in den schoot moeten leggen en betere tijden
afwachten, om te bereiken, wat de heeren zich thans
nog voorstellen te kunnen bereiken, maar waaraan ik
niet geloof.
De heer Lautenbach: Mijnheer de Voorzitter Ook ik
had, met nog een partijgenoot, spijt dat deze beslissing
in hoogste instantie is genomen. Wat is het geval
De 51/2 pensioenaftrek is door den Raad toegestaan
onder dwang van Gedeputeerde Staten, die ons dien
eisch stelden. Indien er 1111 eenige kans wil bestaan dat
het nieuwe voorstel slaagt, dan moet men niet daarmee
komen vlak na deze beslissing van de Kroon. Gedepu
teerde Staten zijn ook menschen en men stelle zich
voor, dat zij nu zouden aannemen wat zij pas hebben
afgewezen Ik geloof niet aan die mogelijkheid. In zoo
verre ben ik het eens met den heer Visser, dat wij onzen
werklieden wat wijs zouden maken, terwijl er niets van
terecht komt.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter Wij hebben
straks een voorstel in behandeling gehad, waarbij het
gevoel sprak. Op dit oogenblik geloof ik, dat men van
de overzijde heeft gedacht: „Wij zullen nu ons verstand
laten spreken". Maar indien dit het geval is geweest,
dan geloof ik, dat hun verstand thans op een dwaalweg
is. Immers het is duidelijk gebleken wij kunnen het
voelen en tasten en het is nog eens duidelijk herhaald
door den heer M. Molenaar dat men. zij het voor
eqn deel, maar langs een omweg wil binnenhalen voor
de werklieden, wat hun op Uw gemotiveerd antwoord
niet werd toegestaan. Ik ben het dan ook van harte
eens met degenen, die herhaaldelijk er op gewezen
hebben, dat indien Gedeputeerde Staten kerels van
stavast zijn en dat weten wij toch wel zij absoluut
niet op deze zaak zullen ingaan, al kunnen de heeren
aan de overzijde ook bewijzen, dat het 10.000.of
17.000.zal kosten. Daar ik de heeren van de over
zijde steeds beschouwd heb als praktische menschen,
zou ik hun in ernstige en vriendelijke overweging willen
geven: Wilt gij nu praktisch zijn, neemt dan dit voor
stel terug, want er komt absoluut niets van. Dank U,
mijnheer de Voorzitter
De heer J. de Boer (wethouder)Mijnheer de Voor
zitter Toen in Januari 1929 de salarissen van de amb
tenaren en van het politiepersoneel werden verhoogd,
was het logische gevolg daarvan, dat ook voor de
werklieden verbetering der arbeidsvoorwaarden tot
stand werd gebracht. Met veel sympathie heb ik daaraan
meegewerkt. Ik meen, dat op dit oogenblik de zaak nog
precies dezelfde is. Het Raadsbesluit is echter later niet
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en ook de
Kroon heeft er geen goedkeuring aan geschonken. Doch
men moet zich neerleggen bij dit besluit. Nu wordt er
gezegd, dat dit gemotiveerd is. Naar mijn meening is
i het allerminst gemotiveerd. Zonder motieven heeft de
Kroon het beroep van den Raad afgewezen. Men moet
bedenken, dat het Raadsbesluit in December 1929 is
genomen en in December 1930 beslist de Kroon daarop
en daarom kan men zeggen, dat het voorstel zonder
motieven is afgewezen. Ik ben van meening, dat er op
dit oogenblik nog dezelfde redenen bestaan tot ver
betering van de arbeidsvoorwaarden van de gemeente
werklieden en op dien grond kan ik meegaan met het
voorstel van mijn partijgenooten. Nu is het niet het
zelfde of men de loonen verhoogt, dan wel verandering
brengt in de pensioenbijdrage, maar ik meen toch, dat
de vorm, die gekozen is ten goede komt aan de ge
meentewerklieden en daarom kan de Raad dit voorstel
ook gerust accepteeren. Of dit voorstel veel kans heeft
bij Gedeputeerde Staten, dat is een vraag waarin wij
ons niet behoeven te verdiepen. Dat moeten Gedepu
teerde Staten zelf uitmaken. Het komt er alleen op aan,
of de Raad meent, dat het rechtvaardig is, nu men de
gelegenheid heeft iets voor de gemeentewerklieden te
doen, dat men dit doet. Daar dit naar mijn meening
zoo is, beveel ik het voorstel met warmte bij den
Raad aan.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter Ik wil een
korte verklaring afleggen naar aanleiding van hetgeen
aan de overzijde is gezegd. Ik sluit mij aan bij hetgeen
wethouder De Boer heeft gezegd, dat de weigering van
de Kroon ongeveer op niets steunde. Als ik ooit een
zaak heb gezien, die onrechtvaardig en moreel op het
randje was, dan is het deze. Ik wil de geschiedenis
even ophalen. Wat is hier gebeurd De Raad heeft de
1 salarissen van de ambtenaren verhoogd, op grond van
het feit, dat zij vergeleken met salarissen van ambtenaren
in soortgelijke gemeenten te laag waren. Is dat juist
De heer Visser: Ja.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter Het doet
mij genoegen, dat de heer Visser dit bevestigt. Vervol
gens was de loonsverhooging voor de politieagenten
gemotiveerd door de omstandigheid, dat hun loonen, in
vergelijking met die in andere plaatsen aan den lagen
kant waren. Nu moet men eens ontkennen wat ik nu
ga zeggen. Op precies dezelfde gronden steunt de
salarisverhooging van de werklieden der gemeente
De heer Vromen: Dat ontken ik.
De heer Dijkstra: Dat wist ik. Maar U moet zien
hoe dit in de stukken staat en U moet het bewijzen.
Aan die interruptie heb ik geen steek. In de stukken
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
259
staat, dat vergelijkenderwijs de loonen van de werk
lieden in Leeuwarden tegenover die in andere gemeenten
aan den lagen kant zijn, net als bij de ambtenaren en I
het politiepersoneel. Op dienzelfden grond is het col
lege, gehoord de commissie voor Georganiseerd Over
leg, met een zeer bescheiden verhooging gekomen voor
de gemeentewerklieden
De heer Vromen: U heeft gezegd „gehoord de Com
missie". De commissie heeft gedwongen.
De heer Dijkstra: Iemand, die zoo het land heeft
aan het Georganiseerd Overleg behoeft mij geen advies
te geven
De heer Vromen: Aan wat gij ervan gemaakt hebt
Dq heer Dijkstra: Jullie moet het in handen
hebben Ik tart mijn medeleden te ontkennen, of de
grondslag voor de verhooging der loonen voor de
gemeente-werklieden niet precies dezelfde is geweest
als die welke geleid hebben tot verhooging der sala
rissen van de ambtenaren en het politiepersoneel
De heer Terpstra: Neen.
De heer Dijkstra: Het is een feit, dat uit de stukken
is te putten. Er is hier een staat overgelegd, waaruit
bleek, dat, wanneer de loonen der gemeentewerklieden
werden verhoogd, zij nog wel no. 5 stonden vergeleken
bij gemeenten van dezelfde soort
De heer Hofstra: No. 10.
De heer Dijkstra: Daar is geen speld tusschen te
krijgen. Mijnheer Hofstra, U hadt misschien liever gehad,
dat het 100 was. Dit is mijn grief: het is beter te
zeggen, dat men tegen loonsverhooging is, dan dat men,
niettegenstaande dezelfde gronden voor verhooging
aanwezig zijn, de arbeiders de dupe laat worden en
andere categoriën wel in loon verhoogt.
Ik meen dus, dat er van behoorlijke motieven 0111 dit
voorstel te verwerpen, geen sprake is. De Kroon heeft
niet gezegd, dat de financiëele toestand van Leeuwar
den de verhooging niet toelaat, maar heeft zich voor
zichtig uitgedrukt, doch op de ruggen der arbeiders
wordt dit uitgewerkt. Gelijke monniken, gelijke kappen!
De Kroon had den toestand moeten beoordeelen op
hetzelfde moment, dat de andere salarissen zijn ver
hoogd. Als men het toen had gedaan, had men nu geen
redelijk argument kunnen vinden voor de verwerping.
Daarom steun ik van harte het voorstel, waardoor
Gedeputeerde Staten en de Kroon in de gelegenheid
worden gesteld om halverwege te keeren en goed te
maken wat zij aan de arbeiders van Leeuwarden heb
ben misdaan.
De heer Tamminga: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb
het betreurd, dat Gedeputeerde Staten zich niet hebben
ontzien om een kleine verhooging der loonen van de
arbeiders niet alleen van de gemeente-arbeiders,
maar ook van de arbeiders in het particuliere bedrijf
een verspilling te noemen. En het niet goedkeuren door
de Kroon heeft mij pijnlijk getroffen, vooral hierom,
omdat ik mij kan voorstellen dat Zaterdagavond en
Zondag in menig arbeidersgezin in Leeuwarden teleur
stelling heeft geheerseht. Óm nu een nieuwe teleur
stelling voor die arbeiders te voorkomen, wensch ik aan
dit voorstel niet mee te werken, want zooals ik het zie,
heeft dat voorstel geen kans van slagen.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter! Wat ik wilde
zeggen is voor een deel ook door den heer Dijkstra
aangesneden. Wij hebben in 1929 besloten om de loo
nen der werklieden te verhoogen en de toestand van
de financiën was zoo, dat die verhooging zeker gemo
tiveerd was. Kort daarvoor had verhooging van de
salarissen van ambtenaren en politiepersoneel plaats
gehad. Gedeputeerde Staten zagen het anders. Zeer
vermoedelijk hebben zij geen goeden kijk op de finan
ciën van Leeuwarden, want zij hebben de begrooting
1930 op grond van de verhoogde loonen der werklieden
niet goedgekeurd. De Raad is bij de Kroon in beroep
gegaan en daar is de zaak lang blijven hangen. Hier
wilde ik op wijzen. Het beroep is zeer lang onderweg
geweest. Wij weten allen, dat sinds het begin van het
jaar de economische crisis is toegenomen. Had de zaak
een vlot verloop gehad en had de Kroon in het begin
van 't jaar uitspraak gedaan, dan is het niet denkbeel
dig, dat de Kroon ons beroep had aanvaard en was de
gemeentebegrooting goedgekeurd. Maar de gemeente
werklieden zijn helaas de dupe geworden van de toe
nemende malaise. De ambtenaren en politieagenten zijn
zoo gelukkig geweest, dat hun salarissen vóór dien tijd
in behandeling werden genomen. Het zijn alweer de
slechtst gesitueerden, die de dupe zijn geworden van
den minder goeden economischen toestand. Nu heb ik
zoo gedacht, het is eigenlijk geen loonsverhooging wat
wij voorstellen, hoewel het er in zekeren zin wel op
neer komt, doch het is een vermindering van pensioen
aftrek. En wanneer Gedeputeerde Staten nu onze be
grooting voor 1931 zien, die er toch goed uitziet, dan
zou het best kunnen zijn. dat zij die kleine lasten, die
de gemeentekas heeft te dragen door den verminderden
pensioenpremieaftrek, gemotiveerd vinden. Het bedrag
is ongeveer de helft van wat de loonsverhooging zou
kosten. Deze beliep 35.000.nu wordt het misschien
17.000.Ik kan mij voorstellen, dat de mentaliteit
bij Gedeputeerde Staten wat milder is geworden en zij,
omdat de werklieden de dupe zijn geworden van het
lange traineeren der beslissing, in het geval dat ons
voorstel wordt aangenomen, de hand over het hart
strijken en het besluit goedkeuren. Vandaar dat ik ons
voorstel met warmte aanbeveel.
De Voorzitter: lk stel voor de discussies te sluiten.
De heer IJ. de VriesMijnheer de Voorzitter Een
paar opmerkingen. Naast dit voorstel 0111 de pensioen
bijdrage der werklieden eenigszins te verlagen, ligt er
nog een voorstel van Burgemeester en Wethouders en
weet ik, dat een lid van onze fractie zal voorstellen den
prijs van den electrischen stroom te verlagen. Nu is
het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het
bedrag dat vrijkomt te storten in het stratenfonds. Het
voorstel der Sociaal-Democraten is om van het vrijko
mende bedrag 17.000.of 18.000.te besteden
voor verlaging van de pensioenbijdrage en wat mijn
collega van de Protestantsch-Christelijke Club voor
stelt, eischt een bedrag van 50.000.Dit fonds
kan maar op één manier gebruikt worden. Nu is de
vraag, waarvoor wij het zullen gebruiken. Ik meen. dat
thans het oogenblik, door de Sociaal-Democraten ge-
i kozen, buitengewoon slecht is, hoewel zij niet anders
I kunnen. De beslissing is pas Zaterdagavond bekend
geworden en nu wordt de begrooting behandeld, dus
moest het er vóór dien tijd zijn. Maar het heeft mij ver
wonderd, dat de heer Dijkstra zoo geweldig heeft af-
gegeven op de verhooging van de salarissen van amb
tenaren en politieagenten. Het is precies alsof men het
1 dien menschen niet gunt
De heer Dijkstra: Wij gunnen het dien anderen ook.
Dat heb ik juist laten uitkomen.
De heer IJ. de Vries: Zoo gaat U er nu over rede
neeren. Dat doet mij leed. Er is den werklieden gezegd,
dat naar verhouding van andere plaatsen hun loon te
laag was, maar in verband met de begrooting ging het
niet. Dat is voor mij overwegend, waarom ik er tegen