I een wethouder komt te vallen en dat zijn weduwe gansch
I onverzorgd achter blijft. Wij zagen tegenover elkaar
wethoudersweduwen, die onverzorgd achterbleven en
I niets kregen en wethouders die zich uitstekend op hun
I plaats voelden in de maatschappij en wel wat kregen.
I Wij meenden, dat deze toestand niet deugde en ik be
grijp niet, dat men ons daar een verwijt van kan maken,
dat wij dit op deze wijze hebben helpen tot stand bren
gen, vooreerst omdat de kosten niet zoo heel groot
ja, misschien theoretisch niet, maar in de practijk zullen
zij heel klein blijven - zullen zijn voor de heeren die
thans achter de groene tafel zitten.
274
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930.
eindexamen van het Gymnasium sinds jaren werd ver
kregen, mogelijkerwijze ook te duur was betaald, in
dien zin, dat men leerlingen, voor wie het misschien
niet volstrekt noodzakelijk was, dat zij doubleerden,
liet doubleeren, zoodat zij daardoor natuurlijk beter
toegerust in de zesde klas kwamen, waardoor de kans
op niet slagen voor het eindexamen buitengewoon klein
werd. M. a. w. het ging over de vraag, of de zeef, die
gebruikt werd bij den overgang van de eene klasse naar
de de andere, niet al te nauw was genomen, waardoor
ten slotte bij het eindexamen dat overigens zeer ver-
heugenswaardige resultaat was bereikt. Ik richtte mijn
vraag niet tot het college van Curatoren, maar tot het
college van Burgemeester en Wethouders, omdat wij
als Raad over het college van Curatoren niets te ver
tellen hebben. Burgemeester en Wethouders hebben
die vraag toen overgebracht aan het curatorium en zijn
lijdzaam gaan afwachten. Het blijkt uit het antwoord
van Burgemeester en Wethouders, dat zij nog afwachten,
want zij zeggen: „Zoodra dit het geval is" d. w. z.
zoodra het antwoord van Curatoren is binnengekomen
„zullen wij er den Raad mee in kennis stellen". Dat
wil zeggen, als het curatorium de zaak niet belangrijk
genoeg acht, of vergeet er op te antwoorden, dan krijgen
wij dat antwoord in het geheel niet. Wanneer het cura
torium niet de noodige spoed betracht met het onder
zoek dat noodig is en met het beantwoorden van die
vraag, dan zou ik willen verzoeken, dat Burgemeester
en Wethouders dat onderzoek zelf ter hand namen. Dat
is volstrekt niet zoo buitengewoon moeilijk. Ik hoop,
dat binnen niet te langen tijd dat antwoord zal binnen
komen. Ik meen, dat de tijd van een vol jaar meer dan
toereikend ware geweest, om ons op dat punt afdoende
in te lichten.
Een tweede punt, waaraan ik aandacht wilde schen
ken, is het vraagstuk van het onbewoonbaar verklaren
van woningen, waaromtrent in het Sectieverslag is ge
zegd, dat toch een voorzichtige toepassing wenschelijk
wordt geacht. Wanneer onder voorzichtige toepassing
wordt verstaan, dat er geen goede woningen moeten
worden afgekeurd, dan zijn wij het daarover volkomen
eens met den vrager. Maar ik zou van mijn kant willen
zeggen, dat wie hier door Leeuwarden wandelt en ook
soms in verschillende achterbuurten komt, het met mij
eens zal zijn, dat er hier in Leeuwarden, nadat er zoo
veel woningen zijn afgekeurd, nog veel ellendige krotten
zijn, die voor afkeuring in aanmerking komen. Ik zou
Burgemeester en Wethouders vooral willen waar
schuwen, dat op dit punt de voorzichtigheid de wijsheid
niet mag bedriegen en ik wil hun met klem aanraden
op den goeden weg voort te gaan, die vooral het laatste
jaar op dit punt is bewandeld. Ik weet wel, dat de
consequentie misschien zou kunnen zijn, dat er meer
woningen zouden moeten worden aangebouwd van het
type, dat de heer Muller gisteren heeft besproken en
heeft hij er bij gezegd dat dit de gemeente niet veel
geld zou kosten. Och, mijnheer de Voorzitter, het is heel
prettig om weinig belasting te betalen en ieder wil in die
richting streven, maar ik heb het al eerder gezegd en
wil het nu herhalen wanneer de aanbouw van een
complex gemeentewoningen volstrekt noodzakelijk is
geworden, omdat een aantal bewoners uit die ellendige
krotten moesten worden gehaald, dan moeten wij dat
aanvaarden en zullen de inwoners van Leeuwarden
zich enkele persoonlijke opofferingen moeten getroosten.
De meerderheid der Leeuwarder inwoners zal dit met
vreugde doen.
Burgemeester en Wethouders hebben ons bij het
Sectieverslag meegedeeld, dat zij op het punt van de
zweminrichting af te wachten hebben wat er uit de
doos van Pandora zal komen, nu de zaak door een
commissie in de gemeente met zorg wordt bekeken.
Ik geloof, dat het niet geheel hetzelfde is, want de heer
Peletier, die de zaak aanhangig heeft gemaakt, heeft
uitdrukkelijk gevraagd naar de mogelijkheid van een
I gemeentelijke zweminrichting. Op dat punt verwachten
de leden van Burgemeester en Wethouders een ant
woord en ik begrijp, dat wanneer vandaag een particu-
liere instelling een groote en zeer schoone zweminrich
ting zou maken, daarnaast geen gemeentelijke zwemin
richting noodzakelijk is. Maar het ging toch over de
epxloitatie-mogelijkheid van een gemeentelijke zwem
inrichting. Het komt mij voor, dat indien de noodige
spoed was betracht met het uitbrengen van een advies
op dit punt, wij waarschijnlijk iets verder zouden zijn
dan wij nu zijn. Want men ziet al, dat alleen het feit, dat
een dergelijke zaak ter sprake komt, prikkelend naar
buiten werkt. Misschien dat daarvan het gevolg was,
dat de resultaten van het werk der commissie in de
Leeuwarder Courant van gisteravond zijn meegedeeld.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog gaarne een enkel
woord wijden aan het Stadsverzorgingslniis, dat on
getwijfeld nog wel voor meer doeleinden is te gebruiken
dan waarvoor het tot dusverre is gebruikt en dat mis
schien anders zou moeten worden geoutilleerd. Ik zou
er met klem op willen aandringen, dat de commissie
voor het stedelijk ziekenhuis in overleg zou treden met
de voogden van de Stadsarmenkamer, om het vraagstuk
onder het oog te zien van de verpleging van gebrek
kige, invalide, soms ook nog zieke personen, die in het
gezin ten eenenniale onvoldoende verzorging en ver
pleging genieten, die anderzijds geen aanspraak kunnen
maken op den duur een plaats in te nemen in het ste
delijk ziekenhuis, omdat dit ziekenhuis met volstrekte
zekerheid te klein -zou worden, wanneer werd toege
geven aan den drang van buiten uitgeoefend om derge
lijke zieken in dat ziekenhuis te doen verblijven.
Met vreugde heb ik ook opgemerkt, dat Burgemeester
en Wethouders aandacht hebben gewijd aan het vraag
stuk van de industrieruimte, waar de heer Molenaar
zoo pas over heeft gesproken. Ik heb in de sectie de
mogelijkheid geopperd, om dat werk, dat misschien in
die richting te doen is, te laten uitvoeren door Leeu
warder werkloozen. Er gaat ten slotte ieder jaar
75.000.uit Leeuwarden naar buiten en het is toch
mogelijk dat dit geld op een of andere manier binnen
Leeuwarden wordt verdiend en dienstbaar wordt ge
maakt aan verbetering binnen de stad zelf. Ik verheug
mij in elk geval dat Burgemeester en Wethouders in
deze richting activiteit toonen. Ik hoop, dat het in de
toekomst zoo zal voortgaan.
Mijnheer de Voorzitter, nog een enkel woord naar
aanleiding van de redevoeringen van enkele leden, die
hier gisteren en vandaag zijn gehouden. In de e,erste
plaats even een woord aan den leider van de Vrijheids
bondfractie, die in den aanhef van zijn rede ook enkele
woorden heeft gewijd aan de samenstelling van het
college van Burgemeester en Wethouders, waarop ik
niet zal terugkomen, omdat ik meen, dat dit onderwerp
al voldoende is besproken, niet alleen nu, maar ook
vroeger. Hij heeft een ander punt aangeroerd, n.l. de
wethouderspensioenen, waarin wij, die oorspronkelijk
de herziening van de wethouderspensioenen hebben
opgezet, met de bedoeling om tot bezuiniging te komen,
weer nieuwe maatregelen hebben getroffen, die het
tegendeel van bezuiniging zouden bereiken. Inderdaad,
mijnheer de Voorzitter, is dat juist. Wat is eigenlijk
het geval Waarom wenschten wij de wethouders
pensioenen van vroeger niet te handhaven Omdat
wij het als een zedelijk onrecht voelen, wanneer per
sonen, die wethouder zijn geweest, gedurende vele
jaren, terwijl zij in hun werkkring in geen enkel opzicht
zijn beknot en in hun positie in geen opzicht zijn be
nadeeld, jaren en jaren lang recht hebben om dat pen
sioen te toucheeren. dat door de toenmalige verordening
hun werd toegekend. Ik herhaal, dat het natuurlijk
formeel volkomen in orde is, maar moreel voelden wij
het als een onrecht, dat op die wijze destijds recht was
geschapen. Daarentegen hebben wij gezien de tijd
ligt niet zoo ver achter ons dat het mogelijk is, dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering o
Mijnheer de VoorzitterEr is hier nog een ander
punt ter sprake gekomen, d. i. de kwestie der Open
bare Leeszaal. De heer Visser heeft gedurende al die
vier jaren, dat wij hier in deze samenstelling bijeen
zijn, gevraagd om verlaging van het bedrag voor de j
Openbare Leeszaal en hij heeft altijd vooral gefulmi- j
II neerd tegen de romans. Ik was eenigszins verbaasd, j
toen ik een oogenblikje later den heer Visser met bij-
zondere ambitie hoorde spreken over ontspanning op
de kermis, die toch nog van gansch ander gehalte is
dan de ontspanning die de romans in de Openbare
Leeszaal aan de bezoekers met een volkomen nuchter j
hoofd brengen. Ik verbaas mij er over, dat men het nut
van de ontspanningslectuur niet kan inzien. Wij weten
toch allen wel, dat voor de groote meerderheid van de
lezers het nu eenmaal niet gewenscht is, dat zij altijd
zware kost lezen. Zij zijn er ook niet geschikt voor,
terwijl de ontspanning in de Openbare Leeszaal hun van
vee! andere en kwade dingen zou kunnen afhouden. Ik
meen, dat wij de Openbare Leeszaal, zooals die wordt
beheerd, een eeresaluut mogen brengen en zeker niet J
elk jaar moeten probeeren kleine beetjes daarvan af te
knabbelen. Ten slotte is de Openbare Leeszaal een cul
tuurbrengend instituut, dat zich in de stad heeft ge
handhaafd. Wij moeten niet vergeten, dat wij hier heb
ben gehad de volksuniversiteit, die zich helaas niet heeft
kunnen handhaven. Wij hebben de Friesche Orkest
Vereeniging, die zich nog handhaaft, maar eerlijk ge
zegd, heb ik daar een zeer zwaar hoofd in, als ik zie
hoe slecht de concerten worden bezocht, wanneer daar
geen andere programma's worden gespeeld kortom,
wanneer er geen grootere belangstelling zal blijken voor
het bestaan in de toekomst, dan zie ik in, dat dit insti
tuut zich niet zal kunnen handhaven. Laten wij derhalve
dankbaar zijn, dat de leeszaal zich verheugt in groote
belangstelling in het belang van de Leeuwarder be
volking.
Ik dank U, mijnheer de Voorzitter.
Mevrouw Van DijkSmit: Mijnheer de Voorzitter!
In weinig woorden, heel beknopt, wil ik weergeven,
welke indruk de begrooting op mij gemaakt heeft.
Bij het doorlezen der begrooting blijkt duidelijk, dat
er door Burgemeester en Wethouders zeer weinig reke
ning gehouden is met het feit, dat we op 't oogenblik
staan aan 't begin van een tijdperk, waarin door den
slechten toestand in den landbouw, met als gevolg
weer zeer gedrukte stemming bij handel en scheep
vaart en groote toeneming van werkeloosheid, beslist
groote zuinigheid geboden wordt. Reeds in 't jaar 1931
zal het blijken, dat de inkomens aanmerkelijk vermin
derd zijn en dat tantième-belasting, opbrengst van
effectenbezit, landerijen en zuivelproducten aanmerke
lijk gedaald zijn. In de eerstvolgende jaren na 1931 zal
het overal nog scherper gevoeld worden hoe de bronnen
van inkomsten opdrogen. De geldmiddelen, die de huis
houding der gemeente Leeuwarden noodig heeft, om
nog steeds door te kunnen blijven gaan met het doen
van uitgaven, die haar onder de gegeven omstandig
heden beslist niet passen, zullen binnen afzienbaren
tijd niet meer door de belastingen verstrekt kunnen
worden. Bovendien geeft het uittrekken van een bedrag
voor onvoorzien van slechts 39.013.24 al zeer duide
m Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 275
Dinsdag 23 December 1930.
lijk weer, dal er iets hapert in de verhouding van in
komsten en uitgaven. Wat de Bedrijven betreft, is het
mij opgevallen, hoe ook daar al zeer weinig voor de
toekomst gezorgd is en er zeer kleine reserves gemaakt
worden, zoodat in de komende jaren groote uitgaven
voor het Gemeentelijk Electriciteitbedrijf, Gasfabriek en
dergelijke weer groote offers zullen vragen. Ook het
Grondbedrijf zal de eerstvolgende jaren zeer zeker
minder opbrengen, aangezien de vraag naar bouwter
rein, enz., sterk zal afnemen en bovendien de prijzen
dientengevolge gedrukt zuilen worden.
Waar zuinigheid sterker dan ooit te voren geboden
wordt, is het m. i. van groot belang, dat Burgemeester
en Wethouders eens nagaan of het onder de gegeven
omstandigheden niet mogelijk en gewenscht zou zijn
voorloopig het plan een nieuwe school aan het Kalver-
dijkje te bouwen, van het programma af te voeren. Wat
toch is het geval Zooals de toestand thans is, is nog
niet met zekerheid te zeggen of de stad zich zal uit
breiden naar de zijde van het Kalverdijkje dan wel naar
den kant van het Lekkumerdijkje. Waar mij nu ter oore
gekomen is, dat de school in de Tjerk Hidaesstraat
reeds ~/3 van de kinderen herbergt, zou ik Burge
meester en Wethouders de vraag willen stellen of het
niet raadzaam zou zijn de bestaande school aldaar te
verbouwen. Van bevoegde zijde is mij verzekerd, dat
het tegenwoordige Handenarbeidlokaa! zoodanig ge
bouwd is, dat voldoende toezicht niet uitgeoefend kan
worden. Met weinig kosten zou men dit lokaal in
schoollokalen kunnen veranderen; verder zouden er nog
twee lokalen bijgebouwd kunnen worden en zou boven
op het gymnastieklokaal of zoo betere geschiktheid
bleek, op den zolder der school een nieuw vertrek voor
handenarbeid opgericht kunnen worden. Daar de school
aan de Tjerk Hiddesstraat tevens leerschool is, brengt
het belang van de kweekelingen ook mee, dat uitbrei
ding wenschelijk is. Zou men met dit plan mee kunnen
gaan, dan zou het bouwen van één school gespaard
kunnen worden. Immers gaat men tot bouw van een
school aan het Kalverdijkje over en blijkt mettertijd de
buurt van de Lekkumerdijk zich uit te breiden, dan zal
men ook daar een school moeten stichten, terwijl bo
vendien school 14 maar „als half" benut wordt en
men dus eigenlijk 3 scholen zou krijgen, terwijl men met
anderhalf te bouwen volstaan kan. Met warmte beveel
ik mijn plan aan, daar ik overtuigd ben, dat school 14,
waarvan ook dikwijls een gedeelte gebruikt wordt om
klassen van andere scholen onder te brengen, van deze
klasse-onderbrenging bevrijd zou kunnen worden, om
dat school 5 in de Schoolstraat (achter de Harmonie)
door ontvolking van de binnenstad reeds een lokaal
over heeft en gaandeweg meer ruimte over zal hebben
om dergelijke klassen te herbergen. Naar ik meen is
reeds een onderwijzeres van die school naar school 14
overgebracht wegens overcompleet. Gaarne zou ik zien
dat Burgemeester en Wethouders in deze schoolkwestie
een ernstig onderzoek willen instellen en te zijner tijd
hierover rapport wilden uitbrengen.
Tot het zeggen van deze enkele woorden had ik me
willen bepalen, ware het niet, dat het voorstel van de
Sociaal-Democratische fractie, om verlaging van pen
sioenstorting voor de gemeentewerklieden van 5'/2 tot
3 aan de orde was gekomen. Nu dit het geval is en
de vraag zich heeft voorgedaan, welke bestemming te
geven aan de 35.000.die nu vrij komt als gevolg
van de niet-goedkeuring der begrooting 1930, zou ik
Burgemeester en Wethouders verzoeken met een voor
stel te willen komen tot verlaging van de opcenten op
de inkomstenbelasting.
Eenige sprekers, n.l. de heeren Van der Veen,
M. Molenaar, Dijkstra en Botke, hebben in hun debatten
eenige woorden gesproken, waarop ik nog gaarne zou
willen antwoorden. Wat de heer Van der Veen zegt over
den torenbouw in de Peperstraat, wekt eenigszins mijn
verbazing op. De huizen in de Peperstraat moesten duur