278 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van AAaandag 22 December 1930.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930.
Ik heb die geheele waarschuwingsdienst reeds onder
de oogen gezien en ik ben er van overtuigd, dat die in
een paar uur voor elkaar zal kunnen zijn. Nu kan men
wel zeggen dat, wanneer op een gegeven moment den
Burgemeester wordt gemeld dat binnen 12 uren hier
militaire troepen zullen arriveeren, als hij buiten het
Stadhuis komt de dooden al op straat liggen tengevolge
van een vijandelijken gasaanval, maar dat is een onjuiste
voorstelling van zaken; men gaat daarbij uit van het
principe, dat de gasaanvallen zuilen zijn gericht niet op
de troepen, die hier pas over 12 uren zullen arriveeren,
maar op de burgerbevolking. Dit is echter in strijd met
de Conventie van Genève en ook de krant mag niet
aannemen, dat er in strijd met de Conventie van Genève
zal worden gehandeld. Dat prentje was er dus naast.
Zooais ik reeds zei, de waarschuwingsdienst, behoo-
rende tot den localen luchtbeschermingsdienst, kan dus
vrij vlug in elkaar worden gezet, maar nu de voorzorgs
maatregelen. Nu zegt de Minister wel dat
„het in het aan de gemeentebesturen hier vergist
de Minister zich, er had moeten staan: aan de Bur
gemeesters gezonden geschrift „aanwijzingen
luchtbeschermingsdienst" ontwikkelde stelsel thans in
algemeenen zin nog alleszins deugdelijk mag worden
genoemd,"
maar de Miinster zegt ook, dat hij
„in verband met de gebleken wenschelijkheid tot
het verstrekken van uitgebreidere voorlichting, een
nieuw ontwerp (heeft) doen samenstellen, hetwelk
binnenkort zal verschijnen."
Ik ben dan maar blij, dat ik mij niet geheel precies aan
het oude ontwerp heb gehouden, omdat, als er straks
weer nieuwe dingen komen, wij dan de oude we!
weer aan kant hadden kunnen zetten. Bovendien zegt
de Minister zelf
„Voor de burgerbevolkng zijn modellen van gas
maskers van een eenvoudiger type in beproeving en
de Minister voorziet niet dat aanmaak in voldoende
hoeveelheid van die gasmaskers op technische be
zwaren zal stuiten."
Laat men dus eerst maar eens probeeren of die gas
maskers goed zijn, voordat wij ze aanschaffen. Ik heb een
beetje sceptisch tegenover die zaak gestaan en ik zou
dan ook willen zeggen: indien straks werkelijk blijkt dat
men nieuwe of andere maatregelen gaat beramen, dan
hebben wij ten slotte ons geld niet weggegooid aan
zaken, waarvan achteraf blijkt, dat zij niet volkomen
juist zijn. Laten wij dus zoo lang wachten, totdat defi
nitief bekend is, welke maatregelen dienen te worden
genomen. Overigens wil ik gaarne verzekeren, dat wij
op dit punt diligent zijn.
De heer Peletier heeft verder gesproken over de
Brandweer, ook al een afweer tegen een natuur. De heer
Peletier heeft gevraagd waarom Burgemeester en Wet
houders niet hebben besloten tot een mooi alarmee-
ringssysteem, door b.v. het stelsel van Haarlem hier
te brengen. Ik geef toe dat het systeem van Haar
lem uitstekend is, maar ik ben er ook van overtuigd,
dat die proef van de gemeente Haarlem niet zoo heel
goedkoop is. Wij hebben daaromtrent een opgave ge
kregen en die komt hier op neer, dat dit systeem ons
ineens zou kosten een bedrag van ongeveer 7000.
terwij! dan bovendien de jaarlijksche kosten, met inbe
grip van aansluiting aan de plaatselijke telefoon,
3500.zouden bedragen of ongeveer 1000.meer
dan op het oogenblik.
Wat hebben we nu op het oogenblik Wij hadden I
hier een alarmeering bij brand, waarbij men allereerst i
het telefoonkantoor waarschuwde, maar heel dikwijls
werd, dus niet volkomen juist, eerst de Politie gewaar
schuwd en er is op die manier menige seconde verloren
gegaan, doordat het Politiebureau dan op haar beurt
weer het telefoonbureau moest waarschuwen. De tele
foonjuffrouw stond dan vaak even verward te kijken,
dan keek zij na in welke wijk de straat lag waar de
brand was en daarna belde zij door middel van een
generator eenige manschappen van de Brandweer op.
Ik geloof dat er dan in een bepaalde wijk 8 wekkers
afliepen, als zij draaide en verder werden er dan per
telefoon misschien nog 10 menschen gewaarschuwd,
die direct noodig waren, zooals opper- en onderbrand
meester, motordrijvers en nog een paar anderen.
De alarmeering is nu echter zoo ingericht, dat die
heele zaak is overgebracht naar de agentenwacht op het
Politiebureau. Dezelfde generator wordt daar nu ge-
j draaid, alleen is het nu niet meer het soepele handje
1 van de telefoonjuffrouw, die daaraan draait, maar de
I ruwe hand van een politie-beambte. De tijd, die daar-
voor noodig is, is precies dezelfde, dat doet er niets
toe, maar misschien werkt de geheele zaak nu wel
i vlugger dan tot nog toe, want in de agentenwacht zijn
thans hiervoor 3 telefoontoestellen aangebracht, zoodat
in verschillende hoeken van de zaal tegelijk wat
vroeger niet het geval was 3 menschen kunnen wor
den gealarmeerd. Op ieder toestel kan men, oogenblik-
i kelijk na elkaar, 3 menschen alarmeeren; men kan dus
nu 9 menschen, die vroeger op 1 toestel moesten worden
opgebeld, met 3 toestellen bereiken. Men behoeft nu
ook niet meer te wachten op aansluiting door de tele
foonjuffrouw hoewel ik zeggen moet, dat dit vroeger
ook nog al vlug ging maar men krijgt nu automatisch
aansluiting, dus veel vlugger.
Ik kan dan ook niet inzien dat de alarmeeringsinrich-
ting er hier thans minder op geworden is. Vooral bij
nacht was de alarmeering van de Brandweer hier niet
ideaal, omdat één persoon alles moest doen; overdag
was dat nog anders, dan was er meer personeel en dan
kon een telefoonjuffrouw een abonnee wel eens laten
wachten, maar des nachts geschiedde de alarmeering
door één persoon betrekkelijk langzaam en ook werd
er wel eens door zenuwachtigheid van de betrokken
persoon een verkeerde wijk opgebeld. De inrichting is
er dus thans, vergeleken bij toen, niet minder op ge
worden.
Nu zou men kunnen zeggen, dat het Haarlemsche
stelsel wel zulke voordeelen kan hebben, dat men eigen
lijk verplicht zou zijn daarvoor het meerdere geld uit
te geven. Ik heb ook gezegd, dat stelsej heeft voor
deelen, maar Burgemeester en Wethouders en ook ik
persoonlijk kunnen niet inzien, dat het zulke groote
voordeelen heeft, dat het voor ons wettigt een uitgaaf
van 7000.ineens en van f 1000.per jaar meer.
Wij meenen dat de alarmeering hier thans goed ver
zorgd is.
Een andere kwestie is, als wij t.z.t. eens een centraal
punt voor de Brandweer hebben ingericht ik spreek
niet graag van een centrale brandweerkazerne, omdat
dat te mooi en te duur klinkt welk punt naar mijn
oordeel moet zijn in de onmiddellijke nabijheid, van het
Politiebureau want wat heb je er aan, wanneer je
op een zeker oogenblik het doode materiaal al hebt
geconcentreerd en je hebt er geen levend materiaal bij;
dat geeft toch niets, want dan kan je ook het doode
materiaal wei wat langzamer laten komen of wij dan
misschien niet moeten zeggen, ook met het oog op het
aanbod van de Onderlinge Brandwaarborg Maat
schappij. dat wij dan ook de alarmeering zoo goed mo
gelijk moeten inrichten.
In verband hiermede wil ik ook nog zeggen, waar
eerstdaags de nieuwe Commissaris van Politie in functie
zal treden, dat men het hem niet moet verwijten, wan
neer er straks klanken opgaan over een nieuw Politie
bureau, in. a. w„ dat men niet moet zeggen: nu is er
een nieuwe Commissaris, nu moet er ook een nieuw
Politiebureau komen. Ik wil wel zeggen, dat dit samen
hangt met de Stadhuisplannen en als de leden eens een
kijkje nemen op het Politiebureau, dan zullen zij ook
zien, dat het daai niet langer meer zoo kan en, als men
bovendien nog hoort van uitbreiding van personeel, dan
kan het nog veel minder. Ik zou hier ook al eerder over
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 279
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930.
begonnen zijn, als er maar een goede plaats voor het i
Politiebureau en ook tevens voor de Brandweer, althans
vlak in de buurt, te vinden was, maar dat is nu juist
nog niet heelemaal zooals het moet zijn.
De heer Van der Veen heeft gesproken over het toren-
fonds. Er is in de Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer een vereeniging opgericht om een torenfonds
bijeen te brengen en wij zijn met dat torenfonds ook al
eenige malen in contact geweest. Ofschoon men oor
spronkelijk een ander idee had, is er toen over de Pe
perstraat gesproken; men heeft het idee opgevat om
op de hoek van de Waeze en de Peperstraat een toren
te bouwen. Nu wil ik direct wil zeggen dat daar méér
aan vast zit dan een zeker fonds beschikbaar te hebben
om een toren te bouwen, ook al komt men, wat dien
bouw betreft, met 1000.per opgaande meter al een
heel eind. Als wij toch de Peperstraat willen bebouwen
en aan het eind daarvan een toren willen zetten, dan
wil ik toch opmerken, dat de geheele straat maar 70
M. lang is; ik wil daarmee niet zeggen, dat die toren
van onderen 70 M. breed zal zijn, maar toch wel, dat
die toren dan een vrij groot, althans een behoorlijk stuk
van het beschikbare terrein in beslag zal nemen. Als
men dan verder ziet wat een breede straat de Peper
straat wordt ik meen 12.50 M. tusschen de gevels
dan zal men, wanneer men aan het eind daarvan een
toren bouwt in den een of anderen stijl, de rest van de
straat toch ook niet kunnen bebouwen in een anderen
stijl, dan moet die bebouwing toch één geheel zijn. Het
zou mooi zijn, heel mooi zelfs, wanneer langs de ge
heele Peperstraat een opgaand gebouw kwam, dat aan
het eind bekroond werd door een toren, maar dan is
er toch geen kwestie van, dat men eerst den toren kan
bouwen en later den grond gaat verkoopen ook al
neemt men voor de bebouwing van dien grond ook een
bekend architect, het gaat dan toch niet, dat naast een
mooi gebouwden toren gebouwen worden geplaatst die,
wat bouwstijl betreft, met den toren als droog zand aan
elkaar hangen.
De zaak is dus niet zoo gemakkelijk; het gaat hier
niet alleen om den toren, maar ook om de bebouwing
van de rest van het terrein en voor die geheele bebou
wing moeten wij één geheel kiezen. Daarom hebben
Burgemeester en Wethouders gezegd, dat wij eerst eens
moeten kijken hoe het gaat met de Peperstraat en dat
wij meteen t.z.t. met de bebouwing van de Peperstraat
daarmee rekening moeten houden. Bovendien zal het
zoo zijn, dat de een het mooi vindt, om aan het eind
van de straat een toren te bouwen, maar de ander vindt
het leelijk. Die zaak zal dus nog nader bekeken moeten
worden. Verder zou het, indien hier werkelijk een ge
heel nieuw Stadhuis op het programma kwam te staan,
nog verreweg het mooiste wezen ik heb dat ook in
de vergadering van de vereeniging gezegd en ik ben
er van overtuigd, dat men de beschikbare gelden daar
ook gaarne voor zou willen besteden om den toren
te bouwen aan het nieuwe Stadhuis, zoodat de burgerij
dan aan de gemeente een toren, waarin dan ook het
carillon weer zou komen te hangen, voor het Stadhuis
zou cadeau doen.
Zoo ben ik weer langs de weg van den toren op de
stadhuisverbouwing terecht gekomen en nu is er ook
gevraagd of er ook plannen tot uitbreiding van het
Stadhuis aanhangig zouden worden gemaakt. De heer
Vromen heeft in dat verband het idee geopperd om het
eene onderwerp niet aan het andere vast te koppelen,
maar elk onderwerp zelfstandig te beschouwen. Ik heb
dat daarnet ook al gedaan met het Politiebureau en met
den toren en natuurlijk is het noodig wij hebben dat
al zoo lang tegen elkaar gezegd dat er hier meer
ruimte komt, alleen dit zit er aan vast, net als bij het
Politiebureau, dat wij een ieder bevredigende oplossing
tot nog toe niet hebben kunnen vinden. Wij willen ook
wel een mooie huisvesting voor onze stedelijke biblio
theek. waarin werkelijk heel mooie exemplaren voor
komen en het stedelijk archief is wel gebouwd in een
absoluut brandvrije ruimte want anders zouden wij
het niet mogen houden maar het heeft door zijn lig
ging dit groote bezwaar, dat het zoo ver verwijderd is
van de andere archiefvertrekken, de plaats van de bi
bliotheek op de bovenverdieping van het Stadhuis is
uit bibüothekisch oogpunt uitstekend, want het is er
luchtig; licht en droog, maar met het oog op brand
gevaar is het daar toch niet de juiste plaats. Ik kan
dan ook wel de verzekering geven, dat Burgemeester
en Wethouders graag een andere oplossing willen.
Er is ook over het verkeer gesproken, maar dezen
keer niet zoo veel, zoodat ik daaruit zou mogen opma
ken, dat het nog al goed is geregeld. De heer Vromen
sprak over de brug tegenover de Prins Hendrikstraat
en ik geef toe, dat de heer Vromen een enkele keer wel
eens in zijn huis is geblokkeerd door de auto's, die
daarvoor staan te wachten, maar ik twijfel er niet aan
dat dit toch geen bezwaar is en dat men er het huis
van den heer Vromen even goed om zal weten te vinden.
Er is trouwens weinig aan te doen, zoolang de Beurs-
brug blijft zooals zij is, want om daar, nu daar een
rondrijeiland is, het verkeer in twee richtingen toe te
staan, geloof ik persoonlijk, dat dit niet wenschelijk is.
Mevrouw Buisman zegt, dat de auto's voor de Prins
Hendrikbrug wel eens tot het Paleis van Justitie staan,
ik heb ze persoonlijk nog wel eens verder zien staan.
De zaak ontwikkelt zich hier op dezelfde manier, zooals
ik het ook in Rotterdam voor de Maasbrug heb mee
gemaakt; ik weet zelf niet waar ik stond, ik heb geen
Maasbrug gezien, want voor dien tijd stond er toch al
een heele file te wachten en hoeveel trams er stonden,
weet ik niet. En tóch ging het keurig. Datzelfde hebben
we nu hier ook eenigszins. Wat verder de Beursbrug
betreft, die kwestie zal wethouder De Vries behandelen,
waarmede dan de kwestie van den heer Vromen ook
meteen is opgelost.
Dan krijgen we de kermis, waarover ik nu niets be
hoef te zeggen na het antwoord, dat nog zoo kort ge
leden door Burgemeester en Wethouders op de vragen
van den heer Tamminga is gegeven. Maar, zeggen
anderen, wij kunnen over het al of niet afschaffen van
de kermis toch een referendum houden Ik zal hier
echter over het al of niet goed zijn om een referendum
over de kermis of over iets anders te houden niet spre
ken en waarom niet Omdat bij Koninklijk besluit van
24 December 1914 is vernietigd een Raadsbesluit, strek
kende tot het houden van een referendum, zulks op
grond dat het in strijd was met art. 45 der Gemeente
wet. Ik zou dus aan de voorstellers in overweging willen
geven hun voorstel in te trekken
De heer IJ. de Vries: Al weer opgelost
De Voorzitter: Dan kom ik tot de beantwoording van
nog enkele vragen, in de eerste plaats ten aanzien van
de kwestie de vrouw bij de Politie. Het spijt mij, dat
ik mevrouw Buisman geen definitief antwoord op haar
vraag kan geven; ik heb daar persoonlijk we! een idee
over, maar ik zou daaromtrent graag eerst overleg
plegen met den nieuwen Commissaris van Politie, die
deze week in functie treedt. Daarna zal ik U en den
Raad meedcelen, hoe daarover gedacht wordt.
De heer Westerhuis heeft nog gevraagd naar de
j resultaten van het onderzoek aan het Gymnasium. Het
spijt Burgemeester en Wethouders dat zij op de vraag
nog geen antwoord hebben kunnen geven; Curatoren
hebben indertijd de zaak in handen van den heer Enk
J gesteld met verzoek om er werk van te maken, maar
j door het professoraat van den heer Enk is de zaak
i blijven liggen. Burgemeester en Wethouders zullen
I daaromtrent thans nog eens overleg plegen met Cura
toren, misschien dat Burgemeester en Wethouders ook
beter rechtstreeks de noodige gegevens kunnen krijgen.
Ik heb destijds gemeend, dat de zaak vrij vlug zou