322 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930.
De ontwerp-begrootingen van het Grondbedrijf, het
Woningbedrijf en de Gasfabriek worden, telkens na
vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en
Lasten dier begrootingen, achtereenvolgens met alge-
meene stemmen onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het
Electriciteitbedrijf.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Hofstra: Mijnheer de VoorzitterHet is naar
aanleiding van het Electriciteitbedrijf, dat ik een be
schouwing wensch te houden, en wel voornamelijk over
de prijzen der verschillende tarieven, waarnaar stroom
wordt afgeleverd. Bij bestudeering van de ontwerp-
begrooting van dit bedrijf, treft mij telken jare de hooge
winst, welke winst aan de gemeentekas ten goede komt.
Eensdeels verheug ik mij hierover, een bedrijf te mogen
beoordeelen dat inderdaad winst afwerpt, maar er zijn
nu ook eenmaal grenzen waarlangs of in hoeverre zoo'n
winst behoorlijk is. Nu weet ik wel dat sedert 1 Juli
1928 de tarieven voor electrischen stroom voor licht en
kracht verlaagd zijn. En nu is het weer mijn bedoeling
om Burgemeester en Wethouders te zeggen dat de ta
rieven, in verhouding met elkaar, mij niet bevredigen.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders in de Memorie
van Antwoord dat zij den tijd nog niet gekomen achten,
om tot verlaging der tarieven over te gaan. Mijnheer
de Voorzitter, ik twijfel er geen oogenblik aan, dat
Burgemeester en Wethouders, wanneer zij, evenals ik,
overtuigd zijn van een niet wenschelijke verhouding
inzake prijzen der verschillende tarieven, na zich daar
van overtuigd te hebben, met bekwamen spoed voor
stellen bij den Raad aanhangig zullen maken.
Het komt mij voor dat de stroomprijs voor enkel
tarief te hoog is. Deze is 25 cent per K.W.U. De be
rekening van de tarieven onder volgno. 1. bladzijde 300.
vindt men vervolgens daarbij aangegeven. En wat blijkt
nu Dit, dat voor afname van stroom volgens enkel
tarief circa anderhalf millioen K.W.U. zal worden afge
leverd. terwijl het totale aantal K.W.U. ruim zeven en
een half millioen zal zijn. In verhouding zal dus de
afname volgens enkel tarief tot de totale afname zijn
een vijfde (l/s) üt 20 Daarnaast zullen de baten
voor de anderhalf millioen K.W.U. volgens enkel tarief
a 25 cent bedragen de som van 372.250.terwijl
de totale baten van alle tarieven voor de zeven en een
half millioen zijn 797.504.69. Zoo zal het direct moeten
opvallen dat, wanneer de beide uitkomsten naast elkaar
geplaatst worden, er een onevenredigheid aanwezig is,
n.l. deze. De afname van stroom volgens enkel tarief
tot de totale is in verhouding '/5 of 20 De som der
bate voor het enkel tarief in verhouding tot het totale
bedrag n.l. 372.250.— 797.50~4.69 is 47
Hieruit blijkt dus dat deze 20 stroom reeds bijna
de helft uitmaakt van de totale inkomsten voor levering
van stroom. Bij nog nadere beschouwing blijkt dit
bedrijf een winst te maken van 27 een winst-
uitkeering aan de gemeente voor 1931 begroot op
168.281.04. waarvan vrij zeker afgetrokken kan
worden 14.200.10. Blijft nog over, zoo het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen,
een winst van 154.000.En nu deze 27 winst
of ruim anderhalve ton, zooals veilig aangenomen kan
worden voor het grootste gedeelte door dat deel der
burgerij, dat aangesloten is op enkel tarief, wordt op
gebracht, ligt voor mij deze conclusie voor de hand,
dat de prijs voor dit tarief moet worden verlaagd.
Mijn verzoek is dan dit, dat Burgemeester en Wet
houders deze beschouwing tot zich nemen, om voor 1
Juli 1931 met praeadvies bij den Raad te komen inzake
verlaging van den stroomprijs voor enkel tarief. Ruim
een half jaar ligt dan tusschen beide, waarin Burge
meester en Wethouders zich nader kunnen beraden.
Ik zou gaarne dienaangaande een toezegging ontvangen.
De heer Muller: Ik heb in de sectie de vraag gesteld,
of verlaging van het vastrechttarief niet mogelijk was
en ik heb gister van den wethouder van Financiën ge
hoord bij de beantwoording van verschillende sprekers
op financieel gebied, dat hij ook van oordeel was, dat
het vastrecht zeer waarschijnlijk in aanmerking zou
komen voor verlaging, m. a. w., dat dit ook z. i. zeer
waarschijnlijk te hoog zou wezen.
Wij hebben indertijd zelf het enkel tarief verlaagd
van 29 op 25 cent en toen was het vastrecht al reeds
op 25 cent bepaald. Dat is toen na dien tijd niet ver
laagd, niettegenstaande wij het enkel tarief wél met
4 centen hebben verlaagd. Nu zou ik de vraag willen
stellen, of iiet niet mogelijk is, dat het vastrecht een
evenredige verlaging ondergaat als indertijd het enkel
tarief heeft ondergaan.
De heer Westra (wethouder): De heer Hofstra heeft
enkele beschouwingen gehouden en met zeer veel cijfer
materiaal trachten aan te toonen, dat de verhouding van
het enkel tarief tot de andere tarieven onjuist is, maar
hij heeft daarbij misschien uit het oog verloren, dat
de prijsberekening van electriciteit langs een geheel
anderen weg gaat dan hij heeft aangegeven. Ten slotte
zijn de tarieven, zooals die zijn, logisch opgebouwd op
de omstandigheid, dat de prijs van electriciteit niet een
voudig wordt bepaald naar het aantal afgeleverde
K.W.U., maar die prijs wordt vooral bepaald door den
tijd, waaróp de stroom wordt afgenomen. Nu wordt
klaarblijkelijk door den heer Hofstra bedoeld electriciteit
afgenomen volgens enkel tarief, over welk tarief onze
duurste electriciteit wordt geleverd, zoodat de prijs
daarvan er dus ook altijd boven uit zal moeten loopen.
Bovendien, als wij nagaan de tarieven van de verschil
lende electriciteit-leverende gemeenten, dan maken wij
geen slecht figuur; er zijn slechts enkele gemeenten,
die een lager tarief hebben. Dat wil niet zeggen, dat
hier niet een lager tarief mogelijk is, maar het blijkt toch
dat wij met onze verhouding van het enkel tarief de
tarieven in andere gemeenten niet zoo verbazend
ontloopen.
Nochtans zijn Burgemeester en Wethouders zeer
wel bereid om te overwegen of het mogelijk is, dat er
in de tarieven wijziging kan komen en zeer zeker zal
dan, als dat mogelijk is, het enkel tarief daaronder
kunnen vallen.
Hetzelfde zou ik kunnen zeggen aan den heer Muller,
die heeft gezegd, dat het vastrecht ook iets is, dat in
verhouding tot de andere tarieven niet meer juist is.
Ik heb daar met den directeur over gesproken en deze
meende dat het wèl juist was, maar die zaak is onder
de oogen te zien. De winst van het Electriciteitbedrijf
laat zeer zeker toe, als ook de financiën van de gemeente
het toelaten, ,om van tariefsverlaging te spreken en
derhalve hebben Burgemeester en Wethouders geen
bezwaar om deze opmerkingen tot zich te nemen ten
einde t. z. t. advies over uit te brengen. Maar ik wil
daarbij toch nog deze opmerking maken, dat de Raad
zich daarvan geen al te groote voorstellingen moet
maken, omdat de zaak toch niet over zulke groote en
belangrijke verschillen zal kunnen loopen.
De heer Oosterhoff: Ik zou bij de Uitgaven nog even
de aandacht willen vestigen op de kwestie van de af
schrijvingen. Ik weet niet of daaromtrent reeds een
voorstel is ingediend, maar ik zou toch in overweging
willen geven, om het afschrijvingspercentage voor het
kabelnet ook inderdaad te brengen op 5
Burgemeester en Wethouders hebben een desbetref
fende vraag in het Sectieverslag in hun Memorie van
Antwoord beantwoord met de volgende mededeeling
,,Het voorstel in zake de afschrijvingspercentages
is in volkomen overeenstemming tusschen ons college,
den directeur en de commissie voor de Lichtbedrijven
tot stand gekomen."
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 323
Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930.
Men moet echter die mededeeling wel cum grano salis
lezen; er is overeenstemming bereikt ja, maar natuurlijk
na zeer lang overleg, want als men de stukken leest,
dan blijkt toch weer, dat de directeur de afschrijving
had willen stellen op 5 De gang van zaken is dus
zoo geweest, dat er overleg is gepleegd en dat ten
slotte de directeur heeft gezegd: nu laten wij het dan
maar brengen op V/2 AAaar hij heeft het oorspron
kelijk noodig gevonden om ook op het kabelnet 5
af te schrijven. En ik zou zeggen, dat dit eigenlijk ook
blijkt uit de verdere lijst van afschrijvingen. Waarom
wordt nu de afschrijving op huisaansluitingen wèl ge
steld op 5 en die op het kabelnet op slechts 3l/2
terwijl toch het materiaal en de bodem, waarin dit ligt
geheel gelijk zijn Wij dienen ons hier toch door des
kundigen te laten voorlichten en als nu de huisaanslui
tingen en het kabelnet van hetzelfde materiaal zijn
al is het eerste iets kleiner van omvang en wanneer
heide soorten van leidingen op dezelfde manier hebben
te lijden in een grond, die toch gelijk is, wat voor
reden is er dan om voor de eene leiding een afschrij
vingspercentage te nemen van 3/2 en voor de andere
van 5
Ik beschouw deze 3/2 eenvoudig als een com
promis, als het resultaat van gepleegd overleg, maar
wanneer de directeur zijn eigen inzicht en meening had
kunnen volgen, dan was het 5 geworden. Waar hij
in dit geval onze deskundige is, meen ik dat wij hem
moeten volgen en daarom zou ik willen voorstellen het
afschrijvingspercentage op het kabelnet ook te brengen
op 5
De Voorzitter: Doet U dat voorstel
De heer Oosterhoff: Ja, mijnheer de Voorzitter.
Spreker dient het volgende voorstel, dat mede is on
derteekend door mevrouw Van DijkSmit, in
„Ondergeteekende stelt voor afschrijvingspercen
tage kabelnet te brengen op 5
De heer Westra (wethouder)De heer Oosterhoff
zegt hier, dat er geen enkele reden is om voor de
huisaansluitingen een hooger percentage van afschrij
ving vast te stellen dan voor het gewone kabelnet,
maar er zijn toch blijkbaar wèl reden voor, want het
is juist op advies van den directeur der Lichtbedrijven,
dat er toe wordt overgegaan om een hoogere afschrij
ving toe te passen voor de huisaansluitingen. En dat
is ook zeer verklaarbaar, want ten slotte wordt over
het geheele land op de huisaansluitingen méér afge
schreven. De heer Oosterhoff heeft gezegd, dat men
zich had moeten houden aan het advies van den direc
teur der Lichtbedrijven, maar het zit toch iets anders,
de zaak zit zóó: De directeur heeft erkend, dat er ten
opzichte van deze kwestie eigenlijk nog geen practijk
bestaat en dat er geen voldoende statistiek aanwezig
is. Hij is daarop uitgegaan van datgene, wat op het
oogenblik bekend is, n.l. wat andere bedrijven, die óók
weinig ondervinding hebben, doen. Op grond daarvan
heeft hij oorspronkelijk voorgesteld dus op grond
van die cijfers, die ook bij de stukken hebben gelegen
ei" niet op grond van de absolute wetenschap ,dat het
zoo precies moest wezen om de afschrijving voor
beide groepen te bepalen op 5
Burgemeester en Wethouders zijn ook op diezelfde
cijfers afgegaan en op grond van diezelfde cijfers hebben
zij gezegd: Zie eens, wij meenen dat het juister zal
wezen 3V-> en 5 te nemen, omdat dit juist de
gemiddelden zijn van die cijfers. Dus het idee van
Burgemeester en Wethouders is zeer goed gemotiveerd
en men heeft, niet na zeer lange onderhandeling, zooals
de heer Oosterhoff zegt, maar eenvoudoig na bespre
king met den directeur en in de commissie voor de
Lichtbedrijven, zich algemeen met dit idee van Burge
meester en Wethouders kunnen vereenigen. Ik meen
dus, dat er geen enkele reden is aan te voeren, waarom
men nu tot de oorspronkelijke meening van den direc
teur zou terugke'eren en ik geloof dat de Raad goed
doet, zooals ik ook gister heb gezegd, het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals dat bij deze be
grooting is gedaan, aan te nemen.
De heer Oosterhoff: Het lijkt wel een beetje eigen
aardig, dat dit percentage in overeenstemming met tien
directeur ten slotte is vastgesteld, omdat men geen
ervaring zou hebben in deze materie. Mij dunkt toch,
dat de loop van zaken iets anders is. Het percentage
is tot nu toe altijd geweest 21/2 en daardoor en daar
mee heeft de directeur ervaring opgedaan en daaróm
is hij met het voorstel gekomen om het te brengen op
5 Daaruit spreekt dus duidelijk, dat de ervaring van
den directeur anders is dan die, welke men in andere
plaatsen heeft opgedaan ik geef graag toe dat het
percentage in verschillende plaatsen lager is, maar ik
kan mij ook voorstellen dat dit hieraan is toe te
schrijven, dat de bodemgesteldheid in verschillende
plaatsen niet gelijk is. In elk geval is den directeur ge
bleken, dat het percentage hier te laag is en daarom
heeft hij 5 voorgesteld. Waarom zou men dit nu
niet aannemen Het is mij niet duidelijk, waarom de
directeur later, misschien door overleg en door aan-
dringen met ik weet niet wat voor motieven, met een
lager percentage genoegen heeft genomen, maar ik
herhaal, dat de directeur oorspronkelijk op een afschrij
ving van 5 heeft aangedrongen en dat het ook 5
was geworden als hij zijn zin had gekregen. Bovendien
is dat de meening niet alleen van hem maar van meer
deskundigen en mij dunkt, dat die meening dan toch
het resultaat moet zijn van de ervaring, die zij hebben
opgedaan.
De heer Van der Veen: Ik moet toch even opkomen
tegen wat de heer Oosterhoff zegt. Hij doet het voor
komen alsof, wat de directeur oorspronkelijk voorstelde,
wèl is gedaan op grond van ervaring. Dat is niet juist,
maar het is zooals de wethouder zegt: er was géén
voldoende ervaring om te kunnen zeggen: zoo moet
het zijn. maar het was alleen een voorzichtigheids-
maatregel. waarom de directeur zijn oorspronkelijk
voorste! heeft gedaan.
Inmiddels is er weer een tijd over verloopen en nadat
men nu nog beter had nagegaan hoe de duur van de
kabels was -- maar dat steeds nog niet voldoende
was gefundeerd zijn Burgemeester en Wethouders
met den directeur tot de conclusie gekomen, dat het
op deze begrooting voorgestelde bedrag voor afschrij
ving goed was.
De heer Westra (wethouder): De heer Oosterhoff
komt nu nog met andere deskundigen, die hier ter
plaatse ook op de hoogte zijn, maar ik zou dan kunnen
noemen het P. E. B., waarvan het net ook hier door
de stad wordt gevoerd en dat als afschrijvingspercen
tages heeft voor het laagspanningsnet 3l/2 voor de
hoogspanningskabels 2 en voor de huisaansluitingen
6 Daar wordt dus ook wel degelijk verschil ge
maakt tusschen het gewone kabelnet en de huisaan
sluitingen.
Verder kan ik mij aansluiten bij hetgeen de heer Van
der Veen heeft gezegd.
De heer IJ. de Vries: De kwestie, die de heer Ooster
hoff naar voren heeft gebracht, is voor de Raadsleden
buitengewoon moeilijk te beoordeelen, want het is een
technische kwestie. Het bedrijf kan een afschrijving van
0/2 meer op het kabelnet, wat een 10.000.-
rneer aan afschrijving zal vragen, wel dragen, maar als
het niet noodig is om per jaar die 10.000.af te
schrijven, dan zou, als men dat toch deed, dat in 10
jaren een reserve worden van een ton. Nu vind ik het