18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1931. van verschillende uitgaven, die in den loop der tijden zijn gedaan. Omdat ten slotte toch het stootblok voor dergelijke vereenigingen de gemeente is en de gemeente het maken van meerdere onkosten door deze vereeniging kan coupeeren, wanneer zij rechtstreeks aan de veree niging wil leenen, meen ik, dat dit de allereenvoudigste en goedkoopste manier is. De heer Muller: De heer Peletier heeft op een zeer ironische manier gezegd, dat hij er natuurlijk niets van wist en de heer Muller schijnbaar heel veel. Maar ik mag, na wat de heer Peletier in tweede instantie naar voren heeft gebracht, wel constateeren, dat hij er heele- maal niets van weet De heer Peletier: Je moet maar brutaal wezen De heer Muller want als hij er iets van wist, dan zou hij ook weten, dat de woningbouwvereenigingen niet vrij zijn in het heffen van de huren en niet vrij zijn in het maken van een potje als reserve. Wat door de woningbouwvereenigingen in dat opzicht wordt gedaan, wordt voorgeschreven door den Minister, deze schrijft voor, welk bedrag in het fonds voor onderhoud en her stel mag worden gestort en ook hij stelt in laatste in stantie de huren vast. En als de huren zijn vastgesteld en ook het fonds voor onderhoud en herstel is vastge steld door den Minister, dan spreekt het vanzelf, dat geen woningbouwvereeniging daar meer iets aan doen kan. Zoo is het ook in dit geval met de Woningbouw vereeniging „Beter Wonen"; daar is een bedrag van 35.per woning vastgesteld door den Minister voor onderhoud en herstel en ook de huren zijn door den Minister vastgesteld en als de heer Peletier nu nog meent, dat hij het beter weet, dan zou ik toch wel eens willen hooien, dat hij hier met feiten kwam en dat hij aantoonde dat hetgeen Muller hier op het oogenblik zegt, bezijden de waarheid is. De heer Peletier: Ik wil er nog wel een paar woorden aan wijden. Ik vind deze zaak eigenlijk niet van zoo groot beiang om er lang bij stil te staan, maar de heer Muller beweert, dat hij of zijn Woningbouwvereeniging niet anders kon, omdat het onderhoudsfonds door den Minister wordt vastgesteld. Maar het spreekt toch van zelf, als men den Minister iets voorlegt en een bepaald voorstel doet en de Minister gaat daarmee accoord, dan kan men toch niet zeggen: dit en dat is door den Mi nister vastgesteld, dus we kunnen niet anders. Zooals de heer Muller op het oogenblik spreekt, zou hij eigen lijk den Minister willen beschuldigen dat deze de oor zaak is dat er te weinig wordt afgeschreven en gereser veerd voor onderhoud en herstel. Dat is natuurlijk niet mogelijk, zooals een ieder zal begrijpen, maar de veree niging is met verkeerde voorstellen gekomen en deze zijn ten slotte gesanctionneerd door den Minister. De heer Vromen: Ik zou speciaal over de wijze van leenen nog een enkele vraag willen stellen. Wij zullen het er waarschijnlijk allen wel over eens zijn, dat de voorgestelde wijze van doen weinig efficiënt is; het mag dan niet ten laste van de zak van de gemeente komen, dit is toch een weinig economische wijze van doen. Mijn vraag is nu deze of ook aan de Spaarbank is gevraagd en zoo niet, of Burgemeester en Wethouders dan ook bereid zijn dit alsnog te vragen, of de Spaar bank ook genoegen kan nemen met het verschaffen van deze leening zonder hypotheek maar met garantie voor rente en aflossing door de gemeente. Dan kreeg men denzelfden toestand en geen kosten. Ik vind de voor gestelde manier weinig efficiënt, omdat er onnoodig veel kosten bij worden gemaakt. De Voorzitter: Ik wil eerst den heer Peletier nog even antwoorden, die heeft gezegd, dat het gemeentelijk ap paraat hier in gebreke is gebleven. Ik zie dat niet in. Ik geef direct toe, dat het mogelijk zou zijn, dat de gemeente aan een woningbouwvereeniging welke dan ook een zeker bedrag leent en dat men later dit bedrag opneemt in een leening, door de gemeente bij anderen aangegaan. Dat is zeer wel mogelijk, maar men komt daardoor tot financiëele manipulaties, waaraan de gemeente zich niet mag wagen, niet omdat het risico te groot zou zijn, maar omdat de inrichting van de boek houding der gemeente het niet mogelijk maakt om later j ooit die 6000.weer te ontdekken. Indien het moge lijk was dat een dergelijke hypotheekpost in de gemeen telijke boekhouding werd opgenomen, dan zou die ook telken jare op de balans kunnen v/orden geplaatst, maar waar dat niet het geval is, zou men al na eenige jaren dezen post vergeten zijn; de betrokken ambtenaar moest al een heel goed herinneringsvermogen hebben om daar ieder jaar aan te denken, anders verzweeft dit gemeen telijk bezit van 6000.aan uitgeleend geld. Nu kan men wel zeggen dat daar toch een hypotheek tegenover staat, maar de boekhouding van de gemeente is er niet op ingericht om aan dergelijke posten een plaats te geven. Dan is hier gezegd dat deze 6000.— veel beter di rect door de gemeente aan „Beter Wonen" had kunnen worden geleend en dat de eenvoudigste weg was ge weest, dat de bestaande hypotheek van de gemeente met dit bedrag was verhoogd. Ik heb echter reeds op gemerkt, dat de hypotheek van 150.000.— een cre- diethypotheek is, die dus niet met deze kan worden verhoogd, omdat dit er een zou zijn wegens geleend geld. Den heer Vromen kan ik antwoorden, dat aan de Spaarbank is gevraagd of er een leening zou kunnen worden gesloten door „Beter Wonen" waarvan rente en aflossing zouden worden gewaarborgd door de ge meente. De Spaarbank heeft daarop en o. i. terecht geantwoord, dat dit niet kon, aangezien hare statuten dit verbieden, omdat alleen geld mag worden geleend onder verband van eerste hypotheek. Daaruit is deze geheele manipulatie ontstaan. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van gedeelten van het weiland ,,de Lange Negen" voor den bouw van schiphuizen aan D. Arends en aan J. Dantuma, beiden alhier. Dit voorstel luidt als volgt Van D. Arends en J. Dantuma. beiden alhier, ontvingen wij het verzoek te bevorderen dat aan ieder hunner in huur wordt afgestaan een perceel grond aan het Vliet voor den bouw van een schiphuis. Bedoeld is een ge deelte van het weiland, de z.g. „Lange Negen", waarvan reeds met Uwe goedkeuring onderscheidene gedeelten zijn verhuurd voor schiphuisbouw, laatstelijk bij Uw besluit van 20 Januari 1931 aan G. Stienstra. Het terrein is op de overgelegde teekening door een arceering aangeduid. Ook in dit geval bestaat bij ons geen bezwaar aan het verzoek te voldoen de huurprijs dient voor ieder op 40.per jaar te worden gesteld, welk bedrag in juiste verhouding staat tot de aan de gemeente ver schuldigde gelden voor het hebben van andere schip huizen aan het Vliet. De huurtijd kan, evenals in vorige Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1931. 19 gevallen, bepaald worden op tien jaren, waarmede adressanten, die ook met de overige hun gestelde voor waarden genoegen nemen, accoord gaan. Onder overlegging van de stukken geven wij U der halve in overweging te besluiten aan D. Arends en aan J. Dantuma, alhier, in huur af te staan voor den bouw van twee schiphuizen aan het Vliet twee gedeelten van de z.g. „Lange Negen", ieder ter breedte langs het Vliet gemeten van 8 M. en diep ten hoogste 17 M., deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 10008, ten Westen onmiddellijk grenzende aan het aan G. Stienstra verhuurde gedeelte, onder voorwaarde 1. de huur wordt aangegaan voor den tijd van 10 jaren, in te gaan 1 Maart 1931 en eindigende 28 Februari 1941; de gemeente heeft het recht de overeen komst te allen tijde op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden; alsdan is de huur naar evenredigheid van den tijd van gebruik ver schuldigd; 2. de huursom bedraagt voor iederen adressant 40.per jaar, te betalen vóór 1 Mei van elk jaar, en verder op de overeengekomen voorwaarden. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor den aanleg van een straat, loopende van de Tijnjestraat in Oostelijke richting en tot vaststelling van rooilijnen voor de be bouwing in die omgeving. Dit voorstel luidt als volgt In Uwe vergadering van 25 October 1921 werd be sloten tot het leggen van eene straat, van de Tijnje straat loopende in Oostelijke richting, waardoor het Oostelijk gedeelte van het tweede kanaalpand in een Noordelijk en een Zuidelijk blok zou worden gesplitst. De aanleg van die straat kon volgens dat besluit ge schieden bij gedeelten naarmate het terrein aldaar werd verkocht of in erfpacht uitgegeven. Nu ten vorigen jare het geheele Noordelijke blok aan de N. V. Electro- Blikfabriek is verkocht, dient tot den volledigen aanleg van de bedoelde straat te worden overgegaan. Wij hebben daartoe een plan laten opmaken, hetwelk wij hierbij aan U overleggen. De kosten worden geraamd op rond f 22.500.De Commissie voor de Openbare Werken kan zich blijkens haar hiernevens gevoegd schrijven van 12 Januari j.l. met dit plan vereenigen. Het is wenschelijk tevens de rooilijnen vast te stellen langs de nieuw aan te leggen straat, zoomede langs een gedeelte van de Noordzijde der Tijnjestraat en langs de Westzijde van de straat, loopende van de Tijnje straat in Noordelijke richting. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten I. voor den aanleg van de straat, loopende van de Tijnjestraat in Oostelijke richting overeenkomstig de bij dit besluit behoorende teekening no. 2417, gemerkt „bij 3559 van '30", een bedrag van 22.500.beschik baar te stellen II. als rooilijnen voor de bebouwing ter weerszijden van de onder I genoemde straat, langs een gedeelte van de Noordzijde der Tijnjestraat en langs de Westzijde van de straat, loopende van de Tijnjestraat in Noorde lijke richting, vast te stellen de op de bij dit besluit behoorende teekening gemerkt „bij 360 van '31" ge trokken roode lijnen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 11 en 12. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake het aangaan van eene overeenkomst met onder scheidene gemeenten, betreffende het gebruik van het gemeentelijk paviljoen voor de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten (bijlage no. 4). De beraadslagingen worden geopend. De heer Westerhuis: Ik heb deze bijlage 4, die voor ons ligt en ook de stukken, die in de portefeuille in de leeskamer voor ons ter beschikking waren gelegd, na gelezen en ik moet zeggen, dat ik er nu nog niet zoo heel veel van weet. Ik vind de gegevens, die ons zijn verstrekt, buitengewoon mager. Ik zou in de eerste plaats graag van Burgemeester en Wethouders willen weten of Burgemeester en Wethou ders van oordeel zijn dat het bedrag, dat per verpleegde in de toekomst door de buitengemeenten aan Leeuwar den zal worden vergoed, toereikend is. Ik weet n.l. niet, hoe Burgemeester en Wethouders tot die bedragen zijn gekomen, maar wanneer ik b.v. lees de verslagen van het Academisch Ziekenhuis te Groningen of het Ge meenteverslag van Amsterdam, dan zie ik hoeveel daar de verpleging van zieken per dag kost en dan kom ik tot bedragen, die hooger zijn dan de bedragen, die Leeu warden in de toekomst vergoed zal krijgen van de bui tengemeenten; m. a. w. wij zouden, dunkt mij, voor de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten met de voorgestelde bedragen aan de buitengemeenten een sub sidie geven. Dat is één vraag. In de tweede plaats zou ik willen weten hoe Burge meester en Wethouders zich in de toekomst voorstellen dat het zal gaan met de behandeling van zieken van buiten. Men kan toch hun geneeskundige verzorging, die hier bij het Stedelijk Ziekenhuis is ondergebracht, moeilijk opdragen aan den gemeentelijken geneesheer, wanneer er misschien straks een groot aantal patiënten van buiten ter behandeling worden opgenomen. Ik zou willen weten, hoe stelt men zich dat voor staat ons straks een verandering van het salaris van den directeur van het Stads-Ziekenhuis te wachten of zal er een andere regeling worden getroffen? Kortom, ik zou graag worden ingelicht, alvorens ik mijn stem aan deze voor stellen geef, omdat dit stuk en de stukken in de lees portefeuille ons onvoldoende inlichten. De heer Vromen: Het is mij ongeveer evenzoo gegaan als den heer Westerhuis, maar ik heb speciaal bij art. 7 van de ontwerp-overeenkomst zeer groote moeilijkheden ondervonden. Ik wil er in de eerste plaats op wijzen, dat de redactie van dit artikel m. i. niet zoo kan worden gehandhaafd en dat het zeker niet overvloeit van duidelijkheid. In het eerste lid wordt de verpleegprijs per dag genoemd en dan volgt in het tweede lid „Onder de verpleegkosten zijn voor alle klassen begrepen de kosten van geneeskundige behandeling en van genees- en verbandmiddelen, voor de 3e klasse bovendien de kosten van eventueele operatie In de eerste plaats is een operatie een geneeskundige behandeling, dus die valt daar al onder, ook voor de le en 2e klas, maar verder wordt er gezegd „andere specialistische hulp is voor alle klassen niet inbegrepen." Nu is specialistische hulp ook geneeskundige behan deling en waar nu in dit artikel eerst wordt gezegd dat onder de verpleegkosten voor alle klassen zijn begrepen de kosten van geneeskundige behandeling, en dan nog eens worden genoemd de kosten van operatie voor de 3e klas wat ook een geneeskundige behandeling is en de kosten van specialistische hulp óók een geneeskundige behandeling worden genoemd als niet vallende onder de verpleegkosten, daar kan de redactie van dit artikel in elk geval zoo niet blijven. Wanneer het tweede lid van dit artikel zoo wordt gelezen Onder de verpleegkosten zijn voor alle klassen be grepen de kosten van geneeskundige behandeling en van genees- en verbandmiddelen, met uitzondering van de kosten van eventueele operatie voor de le en 2e klasse en van andere specialistische hulp voor alle klassen, dan is het artikel ten minste leesbaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 5