28 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931 De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff: Ik wilde bij dit voorstel graag een vraag aan Burgemeester en Wethouders doen. Ik heb op zichzelf tegen de verhuring aan dezen persoon geen bezwaar, maar ik zou willen vragen op welke wijze deze verhuring heeft plaats gehad. Is ieder in de gelegenheid geweest orn gading te maken naar dit pand of is het min of meer ondershands gebeurd Ik vraag dat ik wil wel precies vertellen zooals het is omdat ik weet, dat er ook gading is gemaakt door iemand, die 13 jaar in een gemeentewoning heeft ge woond, tot volkomen tevredenheid en terwijl er nooit eenige moeilijkheid is geweest, en die nu uit die woning moet, omdat deze wordt geamoveerd. Deze persoon is niet in aanmerking gekomen, maar nu wordt voorgesteld het pand te verhuren aan mej. Duijm. Ik acht dat niet de juiste manier; ik zou zeggen dat, nog daargelaten dat het toch voor de hand ligt dat men iemand, die men uit zijn huis jaagt, toch in de eerste plaats een woning zal geven, toch in ieder geval een openbare verhuring moest zijn gehouden, want dan zou ieder de gelegenheid hebben gehad om gading te maken. De heer O. F. de Vries (wethouder)Naar aanleiding van wat de heer Oosterhoff vraagt, wil ik er op wijzen dat de verhuring van deze woning niet publiek is ge schied; het is wat men noemt een onderhandsche ver huring geweest. Er waren volgens bericht van den administrateur van het Woningbedrijf, de heer Algra, twee gegadigden voor en degene, die het eerst had aangevraagd, was mej. Duijm, terwijl de tweede iemand is, die op het oogenblik nog in een gemeentewoning woont. Wij hebben er als college van Burgemeester en Wethouders nog wel over gesproken om alsnog ten aanzien hiervan tot publieke verhuring over te gaan, maar Burgemeester en Wethouders vonden dat, waar dit pand ligt in de St. Jacobsstraat en dicht bij het stadhuis, om verschillende redenen niet wenschelijk. Wanneer toch iemand, die men voor dit pand niet ge schikt achtte, toevallig de hoogste inschrijver zou zijn, zou men het hem niet kunnen gunnen. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders van een publieke ver huring afgezien en toen zijn ten slotte de twee gega digden besproken, die ons bekend waren door middel van het Woningbedrijf. Wij hebben over die zaak lang en breed gesproken; de een had iets voor, omdat hij al 13 of 14 jaar in een gemeentewoning woont, een zeer nette bewoner, met wien men in dat opzicht nooit eenigen last heeft gehad. Ten slotte is echter toch de beslissing gevallen om het pand te verhuren aan mej. Duijm en wel om de volgende reden. Burgemeester en Wethouders oordeelden het beter, dat er een zaak in kwam, die er een beetje netjes uitziet; zij achtten dit beter dan dat er een fietsenzaak zou komen in dit pand. Burgemeester en Wethouders meenen dat dit huis hoogst ongeschikt is voor een zaak met fietsenreparatie,. er is een kleine winkel, een kleine kelder en een kleine woning in het pand. Ook met het oog op het verkeer in de St. Jacobsstraat vonden Burgemeester en Wet houders het beter het pand te verhuren aan mej. Duijm, die, naar ik meen, een winkel heeft in chocolade en dergelijke. Dat zijn de overwegingen, die Burgemeester en Wet houders hebben geleid om dit voorstel aan den Raad te doen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aanvaarding van een door de Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, alhier, gedane schenking voor de stichting van een rosarium. Dit voorstel luidt als volgt In nevensgaand schrijven deelt de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer van Leeuwarden en omstreken U mede, dat zij besloten heeft voor deze gemeente een bedrag van duizend gulden beschikbaar te stellen voor het stichten van een rosarium te dezer stede op een nader door de gemeente aan te wijzen plaats. Ongetwijfeld zal, evenals ons College deed, Uwe Vergadering van deze mededeeling met gevoelens van erkentelijkheid kennis nemen en dit hernieuwde blijk van belangstelling in de verfraaiing en het aanzien van de gemeente Leeuwarden zeer op prijs stellen. Met de Vereeniging zijn wij van oordeel, dat een rosarium voor onze stad inderdaad een wenschelijk bezit is. Aangezien wij de betrekkelijk geringe uitgaven, welke voor de gemeente uit het instandhouden van een rosa rium zullen voortvloeien, uit een oogpunt van algemeen belang alleszins gerechtvaardigd achten, zijn wij van meening, dat de gelegenheid om tot stichting daarvan over te gaan, welke de genoemde vereeniging door hare schenking thans biedt, moet worden aangegrepen. Nader zullen wij overwegen, welke plaats in de gemeente voor den aanleg van het rozenpark het ge schiktst is. Wij geven U in overweging te besluiten a. de door de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer van Leeuwarden en omstreken aan de gemeente gedane schenking van duizend gulden ten behoeve van de stichting van een rosarium in deze gemeente te aanvaarden; b. aan de Vereeniging voornoemd 's Raads dank te betuigen voor de belangstelling in de verfraaiing van de stad, waarvan zij door de onder a vermelde schenking andermaal heeft doen blijken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Taniminga: Ik heb tegen het voorstel tot het stichten van een rosarium als zoodanig geen be zwaar. Voor mij zit daarin ook een zekere aantrekkelijk heid en ook ik heb met bijzondere gevoelens van erkente lijkheid ten opzichte van de Vereeniging van Vreemde lingenverkeer van deze zaak kennis genomen. Maar ik zou graag aan Burgemeester en Wethouders deze vraag willen stellen: hoe stellen Burgemeester en Wethouders zich de stichting van een dergelijk rosarium voor Ik krijg den indruk uit het praeadvies, dat men gedacht heeft dit met betrekkelijk weinig kosten tot stand te kunnen brengen en in stand te kunnen houden. Maar ik heb het gevoel, dat daarmee niet alleen een duizend gulden, maar wel eenige duizenden en misschien wel eenige tienduizenden gemoeid zullen zijn, wil men iets goeds tot stand brengen, iets dat men met voldoening aan vreemdelingen kan laten zien als het stofsrosarium. Daarom zou ik graag van Burgemeester en Wethouders willen hooren, hoe het college zich dit voorstelt. De Voorzitter: Ik mag geloof ik wel aannemen, dat er geen oppositie uit den Raad zal komen om deze schenking te aanvaarden. Ik zou dan ook nog eens willen onderschrijven wat Burgemeester en Wethouders reeds gezegd hebben en de woorden van dank aan de V. v. V. nog eens willen herhalen. In den loop der jaren heeft de gemeente reeds verschillende geschenken van deze vereeniging gekregen en hoewel de V. v. V. daar mee natuurlijk ook het doel wil bevorderen, dat zij beoogt, ik meen toch, dat wij aan den anderen kant dankbaar moeten zijn dat wij hier een dergelijke ver eeniging hebben. Dan de vraag van den heer Tamminga. Burgemeester en Wethouders voelen het niet zoo aan, dat, als de gemeente deze schenking aanvaardt, dit duizenden ik geloof zelfs, als ik den heer Tamminga goed heb Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931. 29 begrepen, dat hij sprak over getallen van 5 cijfers aan de gemeente zou kosten. Wat naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders het duurste zal zijn, dat is ten slotte de grond, die door het rosarium zal worden ingenomen. Waar men er hier echter toch ten slotte op uit is om in de stad open gedeelten te houden, hetzij dan niet met groote plantsoenen maar dan toch met kleine, daar ineenen Burgemeester en Wethouders, dat daar t. z. t. wel degelijk ergens een rosarium kan worden gesticht, omdat op een dergelijk terrein anders toch een gewoon plantsoen zou komen. De mogelijkheid bestaat ook ik wil op de plannen van Burgemeester en Wethouders niet vooruitloopen dat een rosarium in een deel van de bestaande plantsoenen ook zeer goed tot zijn recht zou kunnen komen. Bovendien geloof ik dat de inrichting van een rosa rium zeer weinig kosten zal meebrengen. Zijn wij goed ingelicht, dan zal de Vereeniging ,,Nos jungunt rosae" wel bereid zijn het rosarium van rozen te voorzien. Dat is in andere plaatsen ook gedaan. De rozen- kweekers in Nederland geven ook een orgaan of een vakblad uit omtrent de rozencultuur en daarin wordt ook gezegd dat thans het vierde rosarium in ons land is tot stand gekomen, n.l. in Hengelo en dat, zooals reeds meerdere malen is gebeurd, ook daar het vorig jaar door de Vereeniging „Nos jungunt rosae" de rozen voor het rosarium zijn beschikbaar gesteld, terwij! ook verder door de rozenkweekersvereeniging deskundig advies wordt gegeven over de inrichting. Burgemeester en Wethouders meenen dus dat een dergelijk rosarium niet zoo enorm veel zal kosten. Bovendien zal het onderhoud niet zoo heel duur worden. Met zal daarbij ook op den steun van de des kundigen kunnen rekenen en er zal dan wel eens hier en daar een nieuwe roos in moeten worden geplant, maar wij weten ook wel, dat rozen niet tot de duurste planten behooren. Burgemeester en Wethouders meenen dus, dat het volkomen gerechtvaardigd is, deze schenking met groote dankbaarheid te aanvaarden en al zal het rosa rium dan jaarlijks iets kosten, wij kunnen dat wel op de kosten van plantsoenen leggen; daar tegenover staat het voordeel, dat Leeuwarden er weer een groote aan trekkelijkheid bij zal krijgen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorste! van Burgemeester en Wethouders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor de aanschaffing van markiezen ten behoeve van het paviljoen voor de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten. Dit voorstel luidt als volgt Zooals uit nevensgaand rapport d.d. 24 Februari j.l. no. 338 van den Directeur der Gemeentewerken blijkt, is het noodzakelijk dat aan het paviljoen voor de ver- pleging van lijders aan besmettelijke ziekten een 13-tal markiezen wordt aangebracht. De Geneesheer-Directeur van het Stads-Ziekenhuis geeft de voorkeur aan alu minium markiezen. Deze zijn bij aanschaffing weliswaar iets duurder dan de gewone linnen markiezen, doch hier staat tegenover dat zij duurzamer zijn en dat de kosten van ophangen en afnemen in het voor- en najaar vervallen; bovendien bieden zij het voordeel dat er geen warme lucht onder blijft hangen. Wij achten het aanbrengen van deze metalen mar kiezen wenschelijk en geven U mitsdien in overweging te besluiten voor de aanschaffing van aluminium markiezen ten behoeve van het paviljoen voor de ver- pleging van lijders aan besmettelijke ziekten een bedrag van 1470.vermeerderd met 25 algemeene onkosten, of rond 1840.— beschikbaar te stellen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff: Ik sta tegenover dit voorstel ongeveer gelijk als tegenover het punt, waarover ik straks een enkel woord heb gesproken. Ik zal mijn stem hier niet tegen uitbrengen, maar toch heeft het mij verbaasd dat zoo kort nadat het paviljoen is gesticht, daaraan nog weer een kleine 2000.moet worden besteed. De ligging van het gebouw was toch ook bekend toen het tot stand kwam, men wist dus toen ook, dat men er zeer waarschijnlijk last van de zon zou krijgen en het is mij dan ook onbegrijpelijk, dat men nu pas komt met deze uitgaaf van een kleine 2000.voor markiezen. Dan rijst ook onwillekeurig de vraag of wij straks ook nog voor méér verrassingen zullen komen te staan, of er straks ook nog meer zal blijken noodig te zijn en dan krijg ik toch den indruk, dat men die uitgaven voorloopig expres achterwege heeft gelaten, om de kosten niet al te zeer omhoog te voeren. Want wij mogen toch niet aannemen dat men bij den bouw niet geweten heeft dat er markiezen noodig waren. De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik zou zeggen, ik ben het voor het grootste deel met den heer Ooster hoff eens. Wij hebben ons in het college eigenlijk ook verbaasd, dat er niet direct bij den opzet van de be grooting aan markiezen is gedacht. Er is indertijd bij de voorbereiding wel eens over gesproken in het col lege van Burgemeester en Wethouders, maar blijkbaar is de zaak met de ziekte en het overlijden van den vroe- geren wethouder van Openbare Werken eigenlijk ver geten of niet behandeld. Toen kwamen wij later voor het feit te staan, dat er van den kant van den directeur werd aangedrongen op het aanschaffen van markiezen. Dat is absoluut noodzakelijk, maar ik stem volkomen toe, het had direct moeten gebeuren. De heer Oosterhoff: Het verheugt mij, dat Burge meester en Wethouders dezelfde meening zijn toege daan, die ik hier heb uitgesproken. Maar zou het dan geen zaak wezen dat Gemeentewerken er nog eens uit drukkelijk op werd gewezen, dat in de opgave van kos ten van nieuw te stichten gebouwen zooveel mogelijk alles moet worden begrepen, wat bij de nieuwe stich ting noodig zal zijn, opdat wij later gevrijwaard zullen zijn van dergelijke verrassingen De heer O. F. de Vries (wethouder)Wat de heer Oosterhoff in tweede instantie zegt, is reeds gebeurd daar is op gewezen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van grond bij den Mr. P. J. Troelstraweg van K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) en H. Kruize, alhier, tot beschikbaarstelling van gelden voor het aan leggen van een gedeelte plein aan genoemden weg en tot vaststelling van een rooilijn ter plaatse. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres van 29 December j.l., met de bijbehoorende teekeningen hiernevens aan overgelegd, heeft K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) aan ons College gevraagd te bevorderen, dat hem vergunning wordt verleend voor den aanleg van het tweede gedeelte van zijn stratenplan op het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden, Sectie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 3