30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931. D no. 2851, gelegen ten Zuidwesten van den Mr. P. J. Troelstraweg. Hiertegen rijzen van onze zijde echter bedenkingen. Gelijk U bekend is heeft Heida voornoemd bij adres van 29 Juni 1930 een verzoek ingediend be- tieffende den volledigen straataanleg op zijn terrein ter plaatse, welk adres bij Uw besluit van 15 Juli d.a.v. om praeadvies in onze handen is gesteld. Een des betreffend voorstel kunnen wij U evenwel nog niet aanbieden, omdat met den adressant tot dusverre niet op alle punten overeenstemming is verkregen omtrent de uitvoering van het geheele stratenplan. Wij zijn nu van meening, dat zoolang dit niet het geval is, geen verdere uitvoering aan dat plan, ook niet aan een gedeelte daarvan, kan worden gegeven. Op het bovenvermelde adres van Heida d.d. 29 December j.L, zal derhalve eene afwijzende beschikking moeten worden genomen. Volgens de overeenkomst, krachtens Uw besluit van 13 Mei 1930, no. 154R/84 met Heida voornoemd, en H. Kruize gesloten, zal de gemeente intusschen moeten overgaan tot de bestrating van een gedeelte van het ter plaatse aan den Mr. P. J. Troelstraweg ontworpen plein, zoodra de aanliggende eigenaar hiertoe het ver zoek doet. Bedoeld verzoek heeft ons thans bereikt, zoodat die aanleg thans plaats moet vinden. Het daar voor noodige terrein, voor zoover dat aan de genoemde eigenaren toebehoort, wordt volgens de overeenkomst kosteloos (of voor 1.aan de gemeente over gedragen. Blijkens een door den Directeur der Gemeentewerken opgemaakte begrooting worden de kosten van aanleg van het vorenbedoelde gedeelte van het plein, waarvan een teekening hierbij gaat, geraamd op 13.900. Als rooilijn voor de bebouwing langs de Zuidzijde van het ontworpen plein kan worden vastgesteld de op de overgelegde teekening no. 2457 gemerkt ,,bij 620 van '31" getrokken roode lijn. Onder overlegging van de stukken geven wij U in overweging te besluiten I. tot aankoop van K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) en H. Kruize, alhier, tegen den prijs van 1.het voor openbaren weg bestemde, op de, bij dit besluit behoorende teekening met roode arceering aangeduide, 1 terrein, uitmakende; een gedeelte, ter grootte van on geveer 1750 M2. van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 2851, onder bepaling, dat de op deze eigendomsoverdracht vallende kosten voor rekening der gemeente komen II. tot straataanleg op het onder I van dit besluit bedoelde terrein gelijk op de bijbehoorende teekening no. 2457, gemerkt „bij 620 van '31" is aangegeven en voor de uitvoering van dat werk een bedrag van ten hoogste 13.900.beschikbaar te stellen III. als rooilijn voor de bebouwing langs de Zuid zijde van het ontworpen plein vast te stellen de roode lijn getrokken op de bij dit besluit behoorende teekening no. 2457, gemerkt „bij 620 van '31". De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries: Over het voorstel zelf heb ik eigenlijk niets te zeggen; ik kan volkomen meegaan met het overnemen van den grond, met het beschikbaar stellen van gelden voor straataanleg en met het vast stellen van de rooilijn. Maar in het eerste deel van den Raadsbrief komen mededeelingen voor, die mij zeer duister zijn, n.l. met betrekking tot de kwestie, dat er geen overeenstemming met Heida is bereikt. Waar Heida nu vraagt om te mogen overgaan tot den aanleg van het tweede gedeelte van zijn stratenplan, zeggen Burgemeester en Wethouders, dat zij geen toestemming daartoe kunnen geven, omdat er geen overeenstemming is bereikt met Heida omtrent het stratenplan en de laatste zin in het eerste lid van dezen Raadsbrief luidt „Op het bovenvermelde adres van Heida d.d. 29 December j.l. zal derhalve een afwijzende beschikking moeten worden genomen." Als wij nu dit voorstel aannemen, is dan meteen die afwijzende beschikking genomen? Over iets, waarvan wij de merites niet kennen Of moet ik begrijpen, dat het de bedoeling is, dat wij dit adres van Heida zullen aanhouden, tot er overeenstemming zal zijn gekomen, opdat dan door hem het tweede deel kan worden aan gelegd en daarna het derde en vervolgens het vierde deel Eigenlijk gezegd kan ik dus met de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub I, II en III wel accoord gaan, maar ten aanzien van het geheele eerste deel van den Raadsbrief wensch ik géén beslissing te nemen. Ik weet niet waarover wij daarmee beslissen, ik weet niet wat voor moeilijkheden er zijn met Heida, ik weet niet waaróm het stratenplan niet kan worden uitgevoerd. Wij hebben toch aangenomen dat het in tempo 1, 2, 3 en 4 zou worden uitgevoerd. Ik kan dus in een afwij zende beschikking van het verzoek van Heida niet met gaan, of ik zou veel meer gegevens en voorlichting van Burgemeester en Wethouders moeten ontvangen. Ik geloof dat wij ten aanzien van den kop van den Raads brief geen beslissing moeten nemen, ik zou zeggen, neem die er maar af. De heer Oosterhoff: Ik kan met dit voorstel volkomen accoord gaan, maar ik zou toch een vraag willen doen en dat is deze. Er wordt hier gevraagd een crediet van 13.900.voor den aanleg van een pleintje en als het mij goed voorstaat, dan grenst dit aan den Stienserweg, het vormt daarmee een geheel of is een uitwas daarvan. Voor zoover ik weet, zullen wij daar straks echter een algeheele vernieuwing krijgen en ik geloof dat hier is besloten, dat die zal worden uitgevoerd voor 31 Decem ber 1931. Nu is bij mij de vraag gerezen, of het niet beter is, beide werken gelijktijdig uit te voeren. Ik weet niet hoe nauw het verband is tusschen beide werken en of er bezwaar is ze ieder apart uit te voeren, maar zoo oppervlakkig lijkt het mij beter, ze beide tegelijk als één geheel uit te voeren. De Voorzitter: Ik wil hierop zelf even antwoorden, omdat ik persoonlijk het onderhoud tusschen Kruize en Heida en de gemeente heb gevoerd. Ik kan niet anders zeggen dan dat voor degene, die niet geheel met de finesses bekend is, de kop van dezen Raadsbrief zooals de heer IJ. de Vries dien noemt misschien wel eenige moeilijkheid oplevert, maar ik ge loof toch niet dat die moeilijkheden er eigenlijk zijn en dat de kwestie ten slotte zeer eenvoudig is. De zaak is dat door Heida nog enkele verklaringen moeten worden overgelegd en dat die door hem niet worden overgelegd. Heida heeft aan ons college gevraagd of wij willen be vorderen dat hem vergunning wordt verleend tot den aanleg van het tweede gedeelte van het stratenplan, maar zoo lang de verklaringen, die bij de geheele be strating behooren, niet worden overgelegd, zijn Burge meester en Wethouders van meening, dat op die vraag aan ons college, om het stratenplan voor het tweede gedeelte bij den Raad te brengen, een ontkennend ant woord moet worden gegeven m. a .w., dat Burge meester en Wethouders zeggen, dat zij eerst alles goed voor elkaar willen hebben en niet de zaak bij stukken en brokken bij den Raad willen brengen, waardoor zij de kans loopen, dat zij met het laatste stuk, waarbij het voornamelijk over slootdemping gaat en waarvoor in hoofdzaak de verklaringen moeten worden overgelegd, zullen blijven zitten. Burgemeester en Wethouders doen dus niets, wat Heida betreft, voordat eerst van zijn kant datgene is overgelegd, wat hij zal moeten overleggen. De zaak is eigenlijk klaar, maar de moeilijkheid is deze. Toen de onderhandelingen loopende waren, kre gen wij niet alleen met Heida maar ook met Kruize te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931. 31 doen. Nu bedoel ik niet, dat daar niet mee te praten is, integendeel, er is ten minste met Kruize, met wien ook besprekingen gevoerd zijn moeten worden, heel goed te praten'. Maar het gevolg was, dat de gemeente eenige concessies moest doen tegenover Heida en Kruize. Tegenover Heida is het dit, dat hij een stuk van ons kreeg en ook een stuk moest afstaan en de con cessie aan Kruize hield in, dat deze ook een groot stuk aan de gemeente moest afstaan. Nu staat hier wel, dat Heida dat afstaat, maar eigenlijk staat Kruize dat af, omdat die grond intusschen door Heida aan Kruize is verkocht. Op het Kadaster is dat echter nog niet over geboekt; de zaak staat dus eigenlijk zoo, dat wij offici eel dezen grond moeten koopen van Heida, maar dat de verkoop van den grond aan Kruize nog niet is ingeboekt in de registers en dat wij dus eigenlijk een groot stuk grond van Kruize cadeau krijgen. Nu is tegenover het weggeven van dezen grond aan de gemeente door Kruize de voorwaarde gesteld, dat de gemeente het op het ontwerp-uitbreidingsplan gepro jecteerde plein daar zou aanleggen, zoodra Kruize het overgebleven terrein zou bebouwen of zoodra daar de op dit plein uitloopende straat door Heida zou worden aangelegd. Nu is dat laatste juist het tweede deel van uitvoering van het stratenplan van Heida, maar aange zien Heida nog niet alles wat noodig is heeft overgelegd, is aanleg van het plein daarom nog niet direct urgent. Echter heeft Kruize, die den grond voor het plein aan de gemeente heeft afgestaan, de gemeente verplicht, zoodra hij aan dezen grond ging bouwen, dat de ge meente het ontworpen plein zou bestraten. Tegenover Heida hebben wij dus op het oogenblik niet de ver plichting om het plein aan te leggen, dat zou pas noodig zijn bij de uitvoering van het tweede deel van het stratenplan en dat is er nog niet, hij heeft daar nog geen vergunning voor. Daarom zouden wij dus dezen aanleg nog wel kunnen nalaten, maar wij hebben ook een ver plichting jegens Kruize, door wien daar op het oogen blik wordt gebouwd, om het plein nu aan te leggen. Om dus dezen aanleg uit te stellen tot den geheelen ombouw van den Stienserweg, daartegen is wel bezwaar, omdat Kruize daar op 't oogenblik aan 't bouwen is en hij er volgens de overeenkomst wel recht op heeft, dat het plein nu ook wordt aangelegd. Ik geloof trouwens dat er ook op technische gronden geen bezwaar is om dit plein aan te leggen. Het komt te liggen naast den Stienserweg, niet in den Stienserweg en bovendien is het nog maar een deel van het ontwor pen plein, n.l. het gedeelte aan de Zuidzijde van het Schapendijkje. Op den duur zal daar nog wel een ver lenging en verbreeding komen, maar daarmee hebben we dan ook terrein van de familie Van der Meer aan den overkant noodig. Zoover is het nog niet, hoewel ik ge loof, dat op den duur ook die zaak wel te schikken zal zijn. als gevolg waarvan daar dan een geheel nieuwe en verbreede Schapendijk zal kunnen komen. Er zijn dus 2 redenen, waarom het plein moet worden aangelegd. Wij zouden het moeten doen als er een groote verkeersweg zou komen, maar die komt er nu nog niet, want dat is het tweede deel van het plan van Heida maar wij moeten het óók doen, omdat Kruize daar op het oogenblik huizen gaat bouwen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor uitbreiding van de watergasfabriek. Dit voorstel luidt als volgt Uit het hierbij overgelegde rapport van den Directeur der Gasfabriek blijkt, dat het in het belang van de bedrijfszekerheid der watergastabriek noodzakelijk is een nieuw watergasproductie-aggregaat (z.g. watergas stel) bij te bouwen. Op het oogenblik zijn drie zulke stellen aanwezig, waarvan er twee dagelijks in bedrijf zijn, doch binnen afzienbaren tijd zal dit laatste niet meer mogelijk wezen, omdat de stellen zoo nu en dan voor langeren tijd buiten werking moeten worden ge steld, ten einde te worden nagezien en gerepareerd. Valt die reparatie voor de twee stellen samen, dan is de be staande reserve van 50 ten eenenmale onvoldoende om het bedrijf ongestoord voortgang te doen hebben. Aanbouw van een derde watergasstel is dus inderdaad urgent. In de bestaande fabriek is daarvoor echter geen ruimte beschikbaar, zoodat een nieuw gebouw moet worden gezet, dat plaats kan bieden aan twee stellen van 12000 Ms. elk. Voorshands behoeft daarvan dan slechts één te worden opgesteld. Bovendien is het noodig een tweeden reliefgashouder bij te bouwen, groot 700 M3. De bestaande reliefgas houder van 1906, waarin het geproduceerde gas wordt verzameld om van daar uit door de exhausters te worden weggezogen en door de zuiveringstoestellen te worden geperst, heeft slechts een capaciteit van 200 M3., het geen bij een productie van 12000 M3. per etmaal onge twijfeld te klein is. Door aanbouw nu van een tweeden reliefgashouder van 700 M3. kan een geregelde gang van de exhausters, ook bij een productie van 18000 M3. per etmaal worden verzekerd. Hierbij worde opgemerkt, dat het nieuwe zuiverhuis van de watergasfabriek even eens op laatstgenoemde maximale productie is berekend. De hierbedoelde gashouder is, gelijk de overgelegde blauwdruk doet zien, ontworpen op het terrein van de watergasfabriek. Het is echter noodzakelijk ook een stuk van den grond, behoorende tot de herberg „de Bleek" en een klein gedeelte van de nabijgelegen stand plaats voor vrachtautomobielen in beslag te nemen; in de gegeven omstandigheden ontmoet dit bij ons College geen overwegend bezwaar. De kosten van de bovenvermelde werken worden be groot op rond 70.000.van welk bedrag eene speci ficatie is gegeven in meergenoemd rapport van den Directeur der Gasfabriek, naar den inhoud waarvan wij ook voor verdere bijzonderheden te dezer zake mogen verwijzen. Gemelde som kan gevonden worden uit de gelden van het uitbreidingsfonds der fabriek, hetwelk op 1 Januari 1931 nog 135.253.31 groot was. De Commissie voor de Gemeentelijke Lichtfabrieken, wier advies wij omtrent deze aangelegenheid hebben ingewonnen, kan zich met het onderhavige voorstel ver eenigen. Haar desbetreffend schrijven gelieve U eveneens bij de stukken aan te treffen. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging te besluiten ten behoeve van den bouw van eene inrichting voor het opstellen van watergasproductie-aggregaten, het aanschaffen van een zoodanig aggregaat (watergasstel), den bouw van een reliefgashouder van 700 M3. en de uitvoering van bijbe hoorende werken, een bedrag van, in ronde som, 70.000.- beschikbaar te stellen, met bepaling, dat de daaraan verbonden uitgaven uit het uitbreidingsfonds van de Gasfabriek zullen worden bestreden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen: Ik kan mij met dit voorstel geheel vereenigen, maar ik zou toch enkele vragen willen stellen. In de eerste plaats met betrekking tot de uit voering van dit plan. Ik heb gezien dat de directeur van de Gasfabriek het technisch gedeelte zelf in eigen be heer wenscht uit te voeren, maar ik zie geen opmerking betreffende het gebouw, dat noodig is en dat 15.000.- zal moeten kosten. Is het de bedoeling om ook dat in eigen beheer uit te voeren Dan staat betreffende de financiering, nadat er is ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 4