40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931. De heer VromenDan moeten zij daar afgevoerd worden. De Voorzitter: Ik verzoek U den heer Ritmeester aan het woord te laten. De heer Ritmeester (wethouder) Het valt op het oogenblik niet te ontkennen, dat deze gronden voor vijf jaar bestemd waren en op het oogenblik nog bestemd zijn voor bouwterrein. Dat is de zaak. Nu worden aan deze gronden enkele andere toege voegd, die uit den aard der zaak, zooals de Voorzitte. reeds heeft naar voren gebracht, in de eerstvolgende uitbreiding der gemeente liggen. Dat zijn zuiver en alleen de perceelen aan het Kalverdijkje en aan den Weg naar Canrbuur, perceelen, die binnen afzienbaren tijd als bouwterrein gevraagd en ook geleverd zullen worden. Dat ligt in de practijk. Die gronden zouden toch, ook al werden ze hier niet op gebracht, over 2 jaar gevraagd worden en dan zou de balans van het Grondbedrijf totaal niet daardoor veranderen en er over 2 jaar gunstiger uitzien dan op het oogenblik. Ik kom hiermee terug op de kwestie van de camou flage. De heer Vromen zegt, dat een van de leden van het college dat blijkbaar niet begrijpt. Neen, ik begrijp inderdaad niet, dat door een lid van den Raad deze be doeling in het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt gelegd, dat door den heer Vromen nu maar gauw wordt verondersteld en ik zou graag willen dat U dat aantoont en U moet dat aantoonen, als U er van overtuigd is dat wij met het toevoegen aan deze rubriek van 24 H.A. de bedoeling hebben om willens en wetens de zaak te camoufleeren. Daar is eenvoudig geen sprake van. Ja, mijnheer Vro men, als U boos wilt worden, wij kunnen nog wel veel boozer worden, maar per saldo is de zaak zoo: U geeft een gedachte wat kan gebeuren, maar wij wenschen dat niet, wij denken daar niet aan. Het geheele bedrijf be hoeft niet gecamoufleerd te worden, want de zaak staat er zoo gunstig voor als mogelijk is. Als de heeren dat niet willen aannemen en meenen dat wij de zaak camoufleeren, dan moeten zij dit voorstel ketsen en anders gaan ze er in mee. Zoo is de zaak. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 23 tegen 2 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Tiemersma, Dijkstra, O. F. de Vries, Terpstra, Ritmeester, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren H. de Boer, Visser, Van der Veen, Tamminga, Botke, Hooiring, J. de Boer, Muller, mevr. Van DijkSmit, de heeren Balk, Westerhuis, B. Mole naar, IJ. de Vries, Hofstra, Westra, Oosterhoff en Lau- tenbach. Tegen stemmen: de heeren Vromen en Peletier. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de kosten van het stellen van zekerheid ten behoeve van de gemeente door gemeente-ambtenaren voor rekening van de gemeente te nemen. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge het bepaalde in artikel 109 der Gemeente wet moet de Gemeente-Ontvanger ten behoeve der ge meente vóór de aanvaarding van zijn ambt zekerheid stellen tot een door Uwe Vergadering te bepalen bedrag. Met inachtneming van hetgeen ter zake is voorge schreven in artikel 110 der aangehaalde wet is dit be drag bij Uw besluit van 20 Januari j.l. bepaald op 25.000.—. De bij Uw besluit van denzelfden datum benoemde Ontvanger, de heer B. Nijholt. heeft aan zijn verplichting voldaan door tusschenkomst van de Vereeniging van tot Zekerheidstelling Verplichte Gemeente-Ambtenaren te 's Gravenhage, welke vereeniging daarvoor is toegelaten door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw op grond van het bepaalde in de Gemeente-borg- tochtenwet. Met machtiging van den Minister hebben wij met die Vereeniging een overeenkomst van borgtocht gesloten. Ook de tijdelijke gemeente-ontvanger, de heer S. van Althuis, heeft op deze wijze zekerheid gesteld, De vorige titularis, wijlen de heer van Sloterdijck, had zekerheid gesteld door het verleenen van hypotheek op hem in eigendom toebehoorende landerijen, waar door hij te dezer zake geen kosten behoefde te maken, De thans gevolgde wijze van zekerheidstelling brengt echter kosten mede, bestaande uit: le. een intredegeld van 2.50, 2e. een storting in eens van 1 van het bedrag van den borgtocht, i. c. 250.en 3e. een jaarlijksche premie van 6 per mille. Het onder 2e genoemde bedrag wordt na ontbinding der overeenkomst, vermeerderd met rente en de bijge schreven aandeelen in de voordeelige saldi, geresti tueerd. Een voordeelig saldo over een boekjaar komt n.l. ten goede aan de leden der Vereeniging en wordt tegoed geschreven in rekening-courant met ieder lid afzon derlijk. Bij missive van 27 November 1929 gaven Gedepu teerde Staten van Friesland den gemeenteraden op bil- lijkheidsgronden in overweging die kosten ten laste van de gemeentekas te brengen. Waar, zooals gezegd, des tijds de Ontvanger hier ter stede geen kosten te maken had, is bedoelde missive op ons voorstel door Uwen Raad voor kennisgeving aangenomen (Handelingen 1929, blz. 217). Nu de toestand echter op dit punt ver anderd is, vinden wij aanleiding op deze zaak terug te komen en U voor te stellen de kosten der zekerheid stelling voor rekening van de gemeente te nemen. Wij kunnen ons n.l. met de meening van Gedeputeerde Staten volkomen vereenigen en achten het billijk, dat den Ontvanger en in het algemeen den ambtenaren der gemeente, die krachtens wet of verordening verplicht zijn zekerheid ten behoeve van de gemeente te stellen, geen geldelijke lasten uit dien hoofde worden opgelegd, Behalve de Ontvanger zijn ook de directeur en de schatter van de Stads-Bank van Leening verplicht (zulks krachtens artikel 4 der verordening regelende het getal, de bezoldigingen en de borgtochten der ambtenaren en bedienden der genoemde instelling, Gemeenteblad 1914 no. 4) zekerheid ten behoeve van de gemeente te stellen en wel respectievelijk tot bedragen van 3000.en 1000.—. Het is nu o. i. niet meer dan billijk, dat ook deze ambtenaren voortaan geen kosten van hunne zekerheid stelling meer behoeven te betalen. Zij zijn, sedert zij hunne functies waarnemen, lid geweest van de genoemde Vereeniging en hadden op 1 Januari j.l. respectievelijk een saldo in rekening-courant te hunnen gunste van 131.31 en 43.70. Ten aanzien van deze saldi dien! met de belanghebbenden een regeling te worden ge troffen, waardoor hunne rechten daarop aan de gemeente overgaan. Dit kan het beste geschieden door hun uil de middelen van de Stads-Bank van Leening het bedrag van hun tegoed op 1 Januari j.l. uit te keeren, waar tegenover deze instelling dan van dien datum af de jaar lijksche premie betaalt en de gemeente ten behoeve van de Bank gerechtigd wordt om bij beëindiging van de borgtocht over deze saldi te beschikken. De Commissie van Administratie der Stads-Bank van Leening, wier gevoelen wij hieromtrent hebben inge wonnen, heeft ons medegedeeld zich met ons voorstel te kunnen vereenigen. Ten opzichte" van den Ontvanger is het duidelijk, dat indien de kosten van het begin der zekerheidstelling af uit de gemeentekas worden voldaan, de gemeente t. z. t, eenig rechthebbende is op het in rekening-courant tegoed geschreven bedrag. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Maart 1931. 41 Resumeerende stellen wij Uwe Vergadering voor te besluiten 1. de kosten van het stellen van zekerheid ten be hoeve van de gemeente, waartoe ambtenaren in haren dienst krachtens wet of verordening verplicht zijn, met ingang van 1 Januari 1931, doch wat den gemeente ontvanger betreft met ingang van 20 December 1930, voor rekening van de gemeente te nemen; 2. ons te machtigen met A. Zijlstra en T. Terpstra, respectievelijk directeur en schatter van de Stads-Bank van Leening, in den hierboven aangegeven zin een over eenkomst te treffen, waardoor de rechten op hun tegoed in rekening-courant op 1 Januari 1931 bij de Vereeniging aan de gemeente overgaan. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen aan de besturen van bijzondere scholen van voorschot op de vergoeding, bedoeld bij art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, over het dienstjaar 1931. Dit voorstel luidt als volgt Krachtens artikel 103, 3e lid, der Lager Onderwijswet 1920 verleent de Gemeenteraad ieder jaar aan de be sturen van bijzondere lagere scholen, die zulks ver zoeken, een voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex art. 101 dier wet tot ten hoogste tachtig ten honderd van hetgeen terzelfder zake voor de overeenkomstige openbare lagere scholen in die gemeente is uitgegeven over het laatste dienstjaar, waarover de rekening is gesloten. Bedoelde vergoeding wordt berekend over het gemiddeld getal leerlingen, dat op 16 Maart, 16 Juni, 16 September en 16 December van het onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar als werkelijk schoolgaande bekend stond en bedraagt in gemeenten, die een of meer overeenkomstige openbare scholen in stand houden, per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de kosten over hetzelfde dienstjaar der overeenkomstige openbare lagere scholen in de gemeente en wordt be paald na aftrek van de verschuldigde schoolgelden. De school der Nederlandsch Hervormde School- vereeniging, tijdelijk gevestigd in het gebouw Irene, Nieuweburen no. 113, is met ingang van 1 Maart 1930 opgericht. Voor de berekening van het voorschot voor 1931 voor deze school moet derhalve het 7e lid van art. 28 der wet worden toegepast en moet gebruik worden gemaakt van het aantal leerlingen op 30 April, 16 Juni, 16 September en 16 December 1930. Alle bijzondere schoolbesturen, welke een aanvrage om voorschot hebben ingediend, hebben de inning der schoolgelden aan de gemeente overgedragen, zoodat deze onmiddellijk in de gemeentekas vloeien en bij de vaststelling van het voorschot op de mogelijk toe te kennen instandhoudingsvergoeding over 1931 buiten beschouwing blijven. Volgens artikel 13 van het Koninklijk besluit d.d. 4 September 1923 (Staatsblad no. 432), moet het verzoek om voorschot zijn ingericht overeenkomstig het daarbij vastgestelde formulier J, waarbij het schoolbestuur zich verbindt tot terugbetaling van hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht worden genoten, voor de na koming van welke verbintenis twee door Burgemeester en Wethouders goed te keuren borgen behooren te worden gesteld. Van deze borgstelling kan vrijstelling worden verleend voor het schoolbestuur, hetwelk aan toont te zijn aangesloten bij een rechtpersoonlijkheid bezittende organisatie van besturen, als zoodanig door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen erkend en die ten genoegen van dezen Minister zich heeft borg gesteld voor de nakoming der verbintenissen der aangesloten schoolbesturen. Aan deze voorwaarden is door alle besturen voldaan. Behalve een voorschot op de vergoeding ex art. 101, le lid, der Lager Onderwijswet, moet de gemeente ook een voorschot verleenen op de vergoeding voor vak onderwijs, welke vergoeding ingevolge art. 101, 9e lid, aan de bijzondere schoolbesturen moet worden uit gekeerd. Voor de vaststelling van het voorschot voor 1931 moeten de cijfers worden genomen over 1926, daar de gemeenterekening over dit jaar het laatst door Gedepu teerde Staten is goedgekeurd. Het gemiddelde kosten- bedrag van een leerling eener openbare school voor gewoon lager onderwijs beliep over 1926 18.85 en van een leerling der openbare school voor uitgebreid lager onderwijs 23.56, terwijl het bedrag, dat de ge meente in 1926 heeft uitgegeven voor de door haar aangestelde vakonderwijzers, voor een school voor gewoon lager onderwijs 1.90 per lesuur bedroeg met een maximum aantal lesuren van 422 per school en voor de school voor uitgebreid lager onderwijs per lesuur 1.97 met een maximum aantal lesuren van 2728. Aan een schoolvereeniging kan dus voor 1931 een maximum voorschot worden verleend voor een school voor gewoon lager onderwijs van 80 van 18.85 is 15.08 per leerling voor het gewoon onderwijs plus 422 >(80 X 1-90 641.44 voor het vak onderwijs en voor een school voor uitgebreid lager onderwijs van 80 van 23.56 is 18.85 per leerling voor het gewoon onderwijs plus 2728 X 80 X 1-97 4299.33 voor het vakonderwijs. Voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 is aangevraagd door: I. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver eeniging te Leeuwarden a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Speelmansstraat no. 1 voor 161% leerlingen, tot een bedrag van 2800. b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Tweebaksmarkt no. 44 voor 97 leerlingen, tot een bedrag van 1700.—; c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Tweebaksmarkt no. 44 voor 53% leerlingen, tot een bedrag van 2000. d. voor de school voor gewoon lager onderwijs Baljeebuurt no. 52 voor 218% leerlingen, tot een bedrag van 4492. II. het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rot terdam a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 89 voor 216% leerlingen, tot een bedrag van 3856.17; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 81 voor 272 leerlingen, tot een bedrag van 4849.76; c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 81 voor 58 leerlingen, tot een bedrag van 1409.98; III. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden o. voor de school voor gewoon lager onderwijs Pieter Feddesstraat no. 2 voor 277% leerlingen, tot een bedrag van 5980. b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Leeuwrikstraat no. 10 voor 219 leerlingen, tot een bedrag van 4940. c. voor de school voor gewoon lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 1 voor 225% leerlingen, tot een bedrag van 5000. d. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 1 voor 123% leerlingen, tot een bedrag van 4325.—; e. voor de school voor gewoon lager onderwijs Fonteinstraat no. 16 voor 2423% leerlingen, tot een bedrag van 5300. voor de school voor gewoon lager onderwijs Willem Sprengerstraat no. 77 voor 197 leerlingen, tot een bedrag van 4275. IV. het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweekscholen ter op-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 9