62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1931. aanleg. Het blijkt ook duidelijk uit de discussies in 1925. Ik heb toen gezegd „De commissie wil daar wèl een plantsoen en Burge meester en Wethouders zeggen wij willen daar géén plant soen, maar wij kunnen het terrein bij dit stratenplan, waar mee het plantsoen niet te maken heeft, wel open laten liggen. Er wordt dus hierbij geen beslissing genomen of er al of niet een plantsoen zal komen." Dat is het laatste woord, wat er door Burgemeester en Wethouders over is gesproken later heeft de heer Fransen bij de uitgifte van één terrein nog over „het ontworpen plantsoen" gesproken. Dat was een maand of wat later. Burgemeester en Wethouders hebben echter bij monde van mij gezegd „Er wordt dus hierbij geen beslissing genomen of er al of niet een plantsoen zal komen." De heer Muller, zoo is er gezegd, heeft hier bij een paar begrootingen ook over gesproken, maar dat wijst er alleen op, dat de heer Muller toen aan een plantsoen dacht. Hij heeft toen echter niet tegen Burgemeester en Wethouders gezegd waarom begint gij niet met het plantsoen?, want Burgemeester en Wethouders hadden daar geen crediet voor dit was door den Raad niet toegestaan. Er is toen van den heer Muller alleen aan drang gekomen om met voorstellen bij den Raad te komen. Zoo moet men het opvatten, maar niet als een in gebreke stellen van Burgemeester en Wethouders, omdat zij het plantsoen nog niet hadden aangelegd, want Burgemeester en Wethouders hadden daar geen mach tiging voor. Nu is deze zaak tot heden altijd slepende gebleven. Er is bij Burgemeester en Wethouders, en ook in dit college, dikwijls over gesproken en er is zelfs gezegd: moeten wij dit terrein ook voor schoolbouw reserveeren? Daar is zelfs ook kwestie over geweest in het college; zóó vrij voelen Burgemeester en Wethouders zich dus ten opzichte van dit terrein. Nu zijn er bij Burgemeester en Wethouders, zooals wethouder De Vries ook reeds heeft gezegd, vrij vaste plannen aangenomen om, ingevolge het thans bestaande uitbreidingsplan, bij den Raad te komen met voor stellen tot het maken van een sportpark in die buurt. Waar het de bedoeling is om daaromheen een zeer groote open ruimte te maken, zijn Burgemeester en Wethouders tot de conclusie gekomen, dat het toch zonde is om dit terrein verder renteloos te laten liggen; daar zit toch per jaar, matig berekend, een 2000. rente in. Zij komen daarom nu met dit voorstel naar voren, ten einde op deze manier, niet met een huizen zee, zooals de heer De Vries heeft gezegd, maar met een open bebouwing, een zeer goede bestemming aan dit terrein te geven. Mevrouw Buisman zegt dat op het uitbreidingsplan op dit terrein ook een plantsoen is geprojecteerd, maar op het tegenwoordige uitbreidingsplan is daarop slechts voor ongeveer de helft een plantsoen geprojecteerd. Die opmerking is dus niet volkomen juist. Volgens dat nieuwe plan zou de rest dan worden volgebouwd met huizen, terwijl volgens dit voorstel op het geheele terrein een open bebouwing zal komen. Men krijgt nu dus, in plaats van op de eene helft een heel klein plant soen en op de andere helft een gesloten bebouwing, op het geheele terrein een open bebouwing. De zaak is ook van den aesthetischen kant bekeken en in overleg met den betrokken wethouder is men ten slotte tot de overtuiging gekomen, dat het waarschijnlijk fraaier zou zijn niet de eene helft vol te bouwen en op de andere helft een plantsoen aan te leggen, maar op het geheele terrein een open bebouwing toe te passen. Burgemeester en Wethouders ontkennen een belofte te hebben gedaan. Wat de menschen zeggen, waarop zij hebben gerekend, daar ben ik al lang over heen; ik wil niet zeggen dat zij het te kwader trouw doen, maar zij hebben het meestal ook al weer van degenen, van wie zij hun woning hebben overgenomen. Wij weten allen wel, als men een zaak wil laten overnemen, dan maakt men het wat smakelijk en dus is het begrijpelijk, dat men heeft gezegd, dat daar een plantsoen komt, omdat daarvan wel eens sprake is geweest. De heer Terpstra zegt: erken dan maar ridderlijk hoe het is geweest, maar ik meen dat de Raadsbrief precies juist den toestand weergeeft. Burgemeester en Wet houders hebben niets te verbergen of achterbaks te houden en zij hebben niet een Raadsbesluit weg te werken, omdat de Raad eenvoudig nooit een besluit heeft genomen. Er was indertijd een strooming vóór en een strooming tégen een plantsoen en daarom is toen de zaak aangehouden; er is nooit een positieve beslissing genomen. De heer IJ. de Vries: Ik heb nog geen antwoord ont vangen op mijn vraag, of het college van Burgemeester en Wethouders kans ziet, dit terrein binnen 5 jaar met een open bebouwing bebouwd te krijgen. Of moeten het woningen worden met bovenwoningen (Er wordt van de zijde van Burgemeester en Wethouders een ontken nend gebaar gemaakt). Dus geen open bebouwing met bovenwoningen, maar met één-verdiepingswoningen Dan zie ik niet veel kans dat de gemeente dezen grond daarvoor zoo maar plaatst, omdat er bij iedere woning 200 M2. grond moet worden genomen. De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik wil daar nog wel even op antwoorden. De bedoeling is, dat er hier een lage bebouwing komt, maar of er niet een plan zal komen met verdiepingswoningen er bij, kan ik niet zeggen. Een dergelijk plan zou heel goed kunnen zijn en wanneer dat goed in het geheel past, zou ik daar persoonlijk geen bezwaar tegen hebben. Maar de be doeling is dat niet en dat zal dus niet gebeuren, tenzij het plan architectonisch zoo goed is opgezet, dan men moet zeggen dat het nog mooier is dat eenig ander plan. Dat alles zal men echter onder de oogen moeten zien, als er straks aanvragen inkomen, dat is niet vooruit te zeggen. En zoo kan ik ook niet een antwoord geven op de vraag of dit terrein over 4 of 5 jaar zal zijn uitge geven. Misschien is dat wel eerder het geval, misschien duurt het ook langer, maar wij voor ons hebben den indruk, dat het wèl mogelijk is. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 14 tegen 8 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren H. de Boer, B. Molenaar, Balk, Ritmeester, Westra, Dijkstra, O. F. de Vries, mevr. Van DijkSmit, de heeren J. de Boer, Muller, Tie- mersma, Hooiring, Botke en Vromen. Tegen stemmen: de heeren Hofstra, IJ. de Vries, Lau- tenbach, Terpstra, Tamminga, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Feitsma en Westerhuis. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een bijdrage aan de N. V. tot Keuring van Electrotechnische Materialen, te Arnhem, ten be hoeve van de exploitatie van een op te richten kort- sluithuis en van een hoogspannings-laboratorium. Dit voorstel luidt als volgt Bij de snelle ontwikkeling van de electriciteitsvoor- ziening doet zich zoowel hier als elders steeds sterker de behoefte gevoelen aan een uitgebreide keuring van electrische materialen. Voor een gedeelte is dit het ge volg van de omstandigheid dat het aantal toepassings mogelijkheden gedurig vermeerdert, waardoor nieuwe constructies en toestellen ontstaan, welke beoordeeld en onderzocht dienen te worden, en daarnaast is van in vloed het feit dat de electriciteitsvoorziening met steeds hoogere vermogens werkt, als gevolg waarvan voort durend hoogere eischen aan haar bedrijfszekerheid Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1931. 63 worden gesteld. De voor bedoelde keuringen te bezigen toestellen dienen dan ook zoodanig geconstrueerd te zijn, dat zij tegen de groote mechanische en thermische belastingen, welke bij kortsluiting optreden, zijn opge wassen. Het onderzoek van een groot aantal materialen kan gewoonlijk in eenvoudige laboratoria geschieden, doch voor het onderzoek van onderscheidene andere toestellen is een zeer omvangrijke en kostbare beproe vingsinrichting noodig. In de te Uwer inzage liggende brochure van de N. V. tot Keuring van Electrotechnische Materialen te Arnhem wordt uitvoerig uiteengezet, dat ten behoeve van de hierboven bedoelde beproevingen de bouw van een zoo genaamd kortsluithuis en van een hoogspanningslabo ratorium in Nederland noodzakelijk is. De N. V. boven gemeld heeft een plan ontworpen om tot den bouw van genoemde inrichtingen te geraken, waarbij de finan ciering zou moeten geschieden door bijdragen van pro vinciale, gemeentelijke en particuliere electriciteits- bedrijven. Ten einde het benoodigde kapitaal bijeen te krijgen, stelt de N. V. zich voor leeningen met de diverse bedrijven af te sluiten. Voorts wordt ten behoeve van de exploitatie eene jaarlijksche bijdrage gevraagd van 0.25 per K.W. hoogste belasting van het bedrijf, zooals die in 1931 zal optreden en 0.10 voor elke K.W. meer in de eerstvolgende 9 jaren. Volgens eene opgave van den Directeur der Gemeen telijke Lichtbedrijven zal de hoogste belasting van het electriciteitbedrijf in deze gemeente in 1931 ongeveer 3200 K.W. bedragen, terwijl na 10 jaren op een verdub beling daarvan mag worden gerekend. De gevraagde bijdrage zou derhalve beloopen in 1931 800.om daarna per jaar te stijgen met 35.en in 1940 be dragen 1115. Eventueel kan ook a fonds perdu een bijdrage wor den gestort van 8 X 800.in welk geval jaarlijks alleen het accres in verband met de gestegen hoogste belasting behoeft te worden bijbetaald. Het wil ons voorkomen, dat de oprichting van een z.g. kortsluithuis en van een hoogspanningslaboratorium inderdaad van belang is en dat aan de totstandkoming daarvan ook door deze gemeente dient te worden mede gewerkt. Wij meenen echter dat zij zich voorloopig moet bepalen tot de toezegging van een jaarlijksche bijdrage in de exploitatiekosten gedurende 10 jaren, op de wijze als hierboven is omschreven. Het geven van een bij drage ad 6400.a fonds perdu lijkt ons voorshands minder gewenscht, terwijl wij het verstrekken van eene leening ontraden. Onder overlegging van de stukken geven wij U der halve in overweging te besluiten aan de N. V. tot Keuring van Electrotechnische Mate rialen te Arnhem ten behoeve van de exploitatie van een op te richten kortsluithuis en van een hoogspannings laboratorium, eene bijdrage te verleenen gedurende 10 jaren, te beginnen in 1931, ten bedrage van 0.25 per K.W. hoogste belasting van het gemeentelijk electrici teitbedrijf, zooals die in 1931 zal optreden en van 0.10 voor elk K.W. meer in de daarop volgende 9 jaren. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders a. tot beschikbaarstelling van gelden voor verbou wing en uitbreiding van de school voor buitengewoon lager onderwijs; b. tot nadere vaststelling van het voor 1931 aan de vereeniging „Kinder bewaar plaats", alhier, toegekende subsidie c. tot wijziging van de verordening op het Open baar Lager Onderwijs in de gemeente, enz. (bijlage no. 8). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 14 en 15. De Voorzitter doet, tot het stellen van een vraag aan den Raad in besloten vergadering, de deuren sluiten. Na hervatting van de openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 6