90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Juni 1931. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring van de rekeningen over 1930 van: 1. het Stads Ziekenhuis 2. de Stads Armenkamer 3. den Armenraad. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1930. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van kohieren wegens rioolbelasting betref fende den Harlingerstraatweg, de Spoorstraat en den Mr. P. J. Troelstraweg. 20. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oninvorderbaarverklaring van aanslagen in onderschei dene gemeentebelastingen. 21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van vergoedingen ex. art. 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1927. Dit voorstel luidt als volgt Artikel 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920, legt aan de gemeente de verplichting op, over elk dienstjaar aan de besturen van de in art. 97 dier wet bedoelde scholen de kosten van instandhouding, met uitzondering van de jaarwedden en wedden der onderwijzers, te ver goeden. Gevolg gevende aan de in het eerste lid van artikel 103 opgenomen bepaling, dat de aanvragen om de ver goeding ex artikel 101, le lid, door de schoolbesturen, die over het afgeloopen jaar daarop aanspraak maken, in de maand Januari aan den Raad ingezonden moeten worden, hebben de verschillende schoolbesturen ver zoeken om toekenning der gemeentelijke instandhou dingsvergoeding over 1927 ingediend voor de in het bij de stukken gevoegde overzicht vermelde scholen. Bovenbedoelde vergoeding wordt berekend over het gemiddelde aantal leerlingen volgens den maatstaf van art. 28 en bedraagt per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de kosten over 1927 der overeenkom stige openbare lagere scholen in deze gemeente en wordt bepaald na aftrek van de verschuldigde school gelden, die hier echter voor alle scholen door de ge meente zijn geïnd. Als kosten, bedoeld in de vorige alinea, komen vol gens art. 101, 5e lid, in aanmerking de kosten, bedoeld in art. 55 onder e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding. De uitgaven voor het gewoon lager onderwijs bedroe gen over 1927 67.613.97, welk bedrag echter dient te worden verminderd met een bedrag in totaal ad 3883.03, wegens kosten van verlichting, verwarming en schoonhouden, komende ten laste van het vervolg onderwijs, opbrengst van den verkoop van werkstukken gemaakt bij het handwerkonderwijs, vergoeding voor vuur en licht voor het gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen en huur voor het gebruik van drie lokalen van de hulpschool Jacobijner Kerkhof door de Industrie- en Huishoudschool, zoodat het juiste kosten- bedrag van het gewoon lager onderwijs over 1927 be droeg 63.730.94. De uitgaven voor het uitgebreid lager onderwijs be droegen in 1927 8593.48, van welk bedrag dient te worden afgetrokken een bedrag ad 2820.55, wegens opbrengst van verkochte werkstukken, vergoeding voor vuur en licht voor het gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen, huur voor het gebruik der school voor de Middelbare Avondhandelsschool, huur voor het gebruik der school voor de Lagere Avondhandelsschool en huur voor het gebruik der school voor den bewaar schoolcursus, zoodat het juiste kostenbedrag van het uitgebreid lager onderwijs over 1927 bedroeg 5772.93. Bij het vaststellen van het gemiddelde kostenbedrag per leerling moet ook rekening worden gehouden met de administratiekosten voor het openbaar onderwijs. Deze kosten zijn evenwel moeilijk uit de gemeentereke ning af te leiden, waarom een geschat bedrag van 0.50 per leerling zou kunnen worden genomen. Het gemiddeld aantal leerlingen volgens den maatstaf van art. 28, 6e lid, bedroeg over 1927 voor het gewoon lager onderwijs 3612!/2 (aantal leerlingen op 16 Maart: 3590; op 16 Juni: 3530; op 16 September: 3657 en op 16 December: 3673); voor het uitgebreid lager onderwijs 226 (aantal leer lingen op 16 Maart: 230; op 16 juni: 215; op 16 Sep tember: 232 en op 16 December: 227). Het gemiddeld bedrag per leerling van de over 1927 gemaakte kosten voor de openbare lagere scholen be droeg dus voor het gewoon lager onderwijs 63.730.94 3612(4 0.50 18.14 en voor het uitgebreid lager onderwijs 5772.93 226 -f 0.50 26.04. Met ingang van 1 September 1927 is opgericht de school der Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging, Tweebaksmarkt no. 44 (Julianaschool A) (1. o.), zoodat voor deze school met toepassing van het 7e lid van art. 28 der Lager Onderwijswet 1920 voor de berekening der vergoeding gebruik moet worden gemaakt van het aantal leerlingen, gelijk aan het gemiddelde van de aan tallen op 31 October en 16 December. Het bij de stukken overgelegde staatje geeft over zichtelijk aan op welke wijze ons College is gekomen tot de bedragen, welke het voorstelt aan de bijzondere schoolbesturen als vergoeding ex art. 101, le lid, over het jaar 1927 toe te kennen. Naar aanleiding van het vorenstaande stellen wij U voor te besluiten de vergoeding ex artikel 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1927 aan onderstaande schoolbesturen voor de daarbij ver melde scholen vast te stellen als volgt I. aan het bestuur der Roomsch-Katholieke School vereeniging, alhier a. voor de school Speelmansstraat no. 1 (1. o.) op 132% X 18.14 2408.08; b. voor de school Speelmansstraat no. l(u. 1. o.) op 4734 X 26.04 1243.41 c. voor de school Tweebaksmarkt no. 44 (Juliana school A) (I. o.) op 105 X 18.14 3 f 634.90; d. voor de school Tweebaksmarkt no. 44 (Juliana school B) (1. o.) op 251 X 18-14 4557.67; II. aan het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam a. voor de school Groote Kerkstraat no. 89 (1. 0.) op 214 X 18.14 3881.96; b. voor de school Groote Kerkstraat no. 81 (1. 0.) op 2501/2 X 18.14 4544.07; c. voor de school Groote Kerkstraat no. 81 (.u 1. 0.) op 38 X 26.04 989.52; III. aan het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier a. voor de school Pieter Feddesstraat no. 2 (1. 0.) op 316% X 18.14 5736.77; b. voor de school Leeuwrikstraat no. 10 (1. 0.) op 229 X 18.14 4154.06; c. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 1 (I. o.) op 231 X 18.14 4194.87; d. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 1 (u. 1. 0.) op 9514 X 26.04 2486.82; e. voor de school Fonteinstraat no. 16 (1. 0.) op I86I/2 X 18.14 3383.11; IV. aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweekscholen ter op leiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan Chris telijke scholen, alhier a. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 2 (1. o.) op 247 X 18.14 4480.58; Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Juni 1931. 91 b. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 2 (u. 1. 0.) op 51 X 26.04 1328.04; V. aan de Voogden van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier voor de school Jacobijner Kerkhof no. 1 (1. 0.) op 43% X 18-14 784.55; VI. aan het bestuur der Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier voor de school Druifstreek 110. 72 (1. 0.) op 242 X 18.14 4389.88; VII. aan het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeni ging, alhier a. voor de school Raadhuisplein no. 25 (1. 0.) op 196 X 18.14 3555.44; b. voor de school St. Anthonystraat no. 4 (1. 0.) op 193 X 18-14 3501.02. 22. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de vergoeding ingevolge art. 101, 9e lid der Lager Onderwijswet 1920 over het jaar 1927. Dit voorstel luidt als volgt Krachtens art. 1019e lid, der Lager Onderwijswet 1920 moet een gemeente, die ten behoeve van hare openbare scholen vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks aan de bijzondere schoolbesturen, die vakonderwijzers heb ben aangesteld, eenzelfde bedrag per lesuur vergoeden, als de gemeente voor haar vakonderwijzers heeft uitge geven, terwijl verder is bepaald, dat deze vergoeding wordt toegekend voor ten hoogste het gemiddeld aantal lesuren, dat in het onmiddellijk voorafgaande kalender jaar aan de overeenkomstige openbare scholen door vakonderwijzers werd les gegeven. Bij besluit van ons College d.d. 4 Juni 1931 is het bedrag, hetwelk over 1927 per lesuur werd uitgegeven voor de door de gemeente aangestelde vakonderwijzers, bepaald a. voor het gewoon lager onderwijs op 1.93; b. voor het uitgebreid lager onderwijs op 2.03. Het aantal lesuren vakonderwijs, dat in 1926, dus in het onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar, aan de openbare scholen werd gegeven, bedroeg per school voor gewoon lager onderwijs gemiddeld 445 en voor de school voor uitgebreid lager onderwijs 2869. Het bij de stukken overgelegde staatje geeft een over zicht van de schoolbesturen, welke een verzoek tot het ontvangen van de gemeentelijke vakonderwijsvergoeding over 1927 hebben ingezonden, terwijl het bovendien aangeeft, voor welk aantal uren die vergoeding gevraagd wordt; tevens is er in opgenomen het bedrag der ver goeding, dat aan de schoolbesturen overeenkomstig art. 101, 9e lid, moet worden toegekend. Naar aanleiding van het vorenstaande, stellen wij U voor te besluiten de vergoeding ingevolge artikel 101, 9e lid, der Lager Onderwijswet 1920 over het jaar 1927 aan onderstaande schoolbesturen voor de daarbij ver melde scholen vast te stellen als volgt I. aan het bestuur der Roomsch-Katholieke School vereeniging, alhier, voor de school Speelmansstraat no. 1 (u. 1. 0.) op 438 X 2.03 889.14; II. aan het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam a. voor de school Groote Kerkstraat no. 89 (1. 0.) op 445 X 1-93 858.85; b. voor de school Groote Kerkstraat no. 81 (1. o.) op 445 X 1-93 858.85; c. voor de school Groote Kerkstraat no. 81 (u. 1. o.) op 52 X 2.03 105.56; III. aan het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier a. voor de School Pieter Feddesstraat no. 2 (1. 0.) op 445 X 1-93 858.85; b. voor de school Leeuwrikstraat no. 10 (1. 0.) op 445 X ƒ1.93 858.85; c. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 1 (1. 0.) op 416 X 1-93 802.88; d. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 1 (u. 1. o.) op 840 X 2.03 1705.20; e. voor de school Fonteinstraat no. 16 (I. o.) op 208 X 1.93 401.44; IV. aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweekscholen ter op leiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan Chris telijke scholen, alhier a. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 2 (1. 0.) op 445 X 1.93 858.85; b. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 2 (u. 1. o) op 1148 X 2.03 2330.44; V. aan de Voogden van het Nieuwe Stads Weeshuis, alhier, voor de school Jacobijner Kerkhof no. 1 (1. 0.) op 208 X 1-93 401.44; VI. aan het bestuur der Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, voor de school Druifstreek no. 72 (1. o.) op 445 X 1-93 858.85; VIL aan het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeni ging, alhier a. voor de school Raadhuisplein no. 25 (I. 0.) op 445 X 1.93 858.85; b. voor de school St. Anthonvstraat no. 4 (1. 0.) op 445 X 1-93 858.85. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de bijdrage in de kosten van het bij zonder vervolgonderwijs over het jaar 1927 aan het bestuur der R. K. Schoolvereeniging en aan het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge artikel 102, le lid, der Lager Onderwijswet 1920 kent iedere gemeente, waar openbaar vervolg onderwijs wordt gegeven, aan de in art. 97 dier wet bedoelde besturen der bijzondere scholen, alsmede aan de besturen van andere rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen en vereenigingen, die vervolgonderwijs doen geven, een bijdrage toe in de kosten van dat onderwijs. In 1927 is hier ter stede openbaar vervolgonderwijs gegeven, zoodat deze gemeente aan de besturen, die zulks verzoeken, een bijdrage ex art. 102 der Lager Onderwijswet moet verleenen. Verzoeken om toekenning dezer bijdragen over het jaar 1927 zijn ingekomen van a. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver eeniging, alhier, voor den vervolgcursus voor jongens, gegeven in de school Tweebaksmarkt no. 44, voor 316/7 leerlingen; b. het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis, alhier, voor den vervolgcursus, gegeven in de school Jacobijner Kerkhof no. 1, voor 19 leerlingen. Ingevolge artikel 102, le lid, van genoemde wet, maken de bovenbedoelde besturen aanspraak op de bijdrage voor vervolgonderwijs, indien dat onderwijs voldoet aan de eischen, gesteld in het tweede, het derde en het vijfde lid van artike) 21 dier wet. Zooals U zal blijken uit de hierbij overgelegde leerplans en lesroos ters, is aan deze voorwaarden door de bovenvermelde cursussen voldaan, zoodat een bijdrage kan worden toe gekend. De uit te keeren bedragen worden berekend met inachtneming van art. 102, 2e lid, der wet, waarbij is bepaald, dat de bijdrage per leerling van het bijzonder vervolgonderwijs wordt berekend op het bedrag, dat gemiddeld per leerling van het openbaar vervolgonder wijs over het afgeloopen dienstjaar ten laste der ge meente is gebleven. Hierbij wordt tot grondslag geno men het gemiddeld aantal leerlingen, berekend naar het aantal, dat op den eersten dag van elke maand, waarin het vervolgonderwijs is gegeven, als werkelijk dat on derwijs volgende bekend stond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 6