92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 juni 1931. De uitgaven voor het openbaar vervolgonderwijs be droegen over 1927 2329.01. Het aantal leerlingen van het openbaar vervolgonder wijs bedroeg in 1927 op 1 Jan. 1 Febr. 1 Maart 1 Oct. 1 Nov. 1 Dec. 69 68 64 78 76 69 Gemiddeld dus 424 6 702/3. Het gemiddelde kostenbedrag per leerling van het openbaar vervolgonderwijs over 1927 beliep dus 2329.01 702/3 32.96, welk bedrag mitsdien ook per leerling van het bijzonder vervolgonderwijs moet worde-n uitgekeerd. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging te besluiten als bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolg onderwijs, ingevolge artikel 102 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1927 toe te kennen o. aan het bestuur der Roomsch-Katholieke School- vereeniging, alhier, een bedrag van 316/7 X 32.96 1050.01; b. aan het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis, alhier, een bedrag van 19 X 32.96 626.24. 24. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening, houdende wijziging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad der gemeente Leeuwarden (bijlage no. 10). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 1724. De heeren O. F. de Vries en B. Tam- minga hebben zich bij punt 17 van medestemmen ont houden. 25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen op de heffing en invor dering van rechten, bedoeld in art. 21 der Besmettelijke- Ziektenwet (Staatsblad 1928, no. 265) (bijlage no. 11). De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Over het geheel kan ik mij met deze heffing en deze tarieven wel ver eenigen, maar er zijn mij toch een paar dingen opge vallen o. a. dit, dat een vrijgezel, die iets minder ver dient dan 1500.geheel is vrijgesteld. De bepaling toch dat personen, die een inkomen hebben van minder dan 1500.—, niets zullen behoeven te betalen, geldt voor ieder, ongeacht of hij gehuwd is of ongehuwd. Het lijkt mij echter toch toe maar ik zou graag hooren wat de redeneering van Burgemeester en Wethouders in dezen is dat een ongehuwde, die iets beneden de 1500.— verdient, wel het laagste tarief zal kunnen betalen. Verder is het mij opgevallen, dat bij de bijzondere regeling, die is gemaakt voor het geval, dat meerdere leden uit één gezin worden opgenomen, de verlaging alleen zal worden toegepast bij de derde klas en niet bij de andere klassen. Nu meen ik dat bij de heffing van schoolgelden alsook van universiteitsgelden enz. de regeling altijd zoo is dat, indien meerdere leden uit één gezin de school of de universiteit bezoeken, het tarief wordt verlaagd. Ik zou graag willen weten, waarom dat hier niet voor alle klassen is toegepast. De heer Vromen: Mijn bedoeling was om datgene, wat de geachte spreekster van daareven heeft gezegd, bij de artikelsgewijze behandeling naar voren te brengen. Nu wij daar echter blijkbaar al toe gekomen zijn, vind ik ook gelegenheid om een paar andere opmerkingen te maken. In art. 2 wordt voorgesteld dat het recht voor het vervoer zal bedragen 0.40 per K.M. met een minimum van 4.waarmee dan wordt bedoeld het recht voor het vervoer van lijders aan besmettelijke ziekten naar het paviljoen. Nu is die zinsnede voor tweeërlei inter pretatie vatbaar; als men den zin letterlijk leest, dan moet er worden betaald 40 cent per K.M., gerekend naar het aantal K.M. van de woning van den patiënt naar het paviljoen, maar men zou den zin ook zoo kunnen lezen, met een beroep op de usance, die geldt bij soortgelijke berekeningen bij ziekenvervoer, b.v. bij het Groene Kruis, dat er 40 cent moet worden betaald voor elke K.M. door de auto aj te leggen. Wanneer er b.v. een patiënt uit Oude Bildtzijl naar het paviljoen moet worden vervoerd, moet de auto daar eerst naar toe rijden en daarna met de patiënt terugkeeren; de auto legt dus dan het dubbele aantal K.M. af van den afstand van de woning van den patiënt naar het pavil joen. Nu is mijn vraag: wat is in dezen de bedoeling Wil men de berekening toepassen op gelijke wijze als bij het Groene Kruis, dan is m. i. de redactie van dit artikel eenigszins aanvechtbaar en dan zou ik Burge meester en Wethouders in overweging willen geven om duidelijkheidshalve de redactie zoo te wijzigen als ge- wenscht is. Dat in de eerste plaats. Verder kan ik onderschrijven de opmerking, die door mevrouw Buisman is gemaakt ten opzichte van de wei standsgrens van ongehuwde personen en ook kan ik onderschrijven de opmerking, die zij heeft gemaakt omtrent art. 5. ik zal gaarne van Burgemeester en Wethouders hooren, waarom zij hebben gemeend in dezen Raadsbrief te moeten zetten „Een bijzondere regeling is in art. 5 getroffen voor het geval, dat achtereenvolgens meer dan één lid van hetzelfde gezin in het paviljoen is opgenomen; alsdan behoort o. i. in het tarief der derde klasse een de- gressie te worden gebracht," en waarom aan deze zinsnede de woorden „der derde klasse" zijn toegevoegd, aangezien het mij voorkomt dat het even noodzakelijk, billijk en gewenscht is, deze de- gressie ook voor de andere klassen toe te passen. Ik zou dit eigenlijk betrekkelijk kort kunnen argumen teeren. Ik heb bij de laatste begrootingsdebatten deze zaak al aan de orde gesteld en ik was toen zoo gelukkig, dat dit het eenigste punt was, waarop een van de heeren van de uiterste linkerzijde het met mij eens was. Ik citeer uit de Handelingen, dat dit lid toen gezegd heeft „Daarmee ben ik het wel eens, ik acht dat ook een ding van beteekenis, want ik acht het verkeerd, dat iemand, die het slachtoffer is van een besmettelijke ziekte en die in het belang van de gemeenschap wordt afgezonderd, als gevolg daarvan voor vele kosten zal komen te staan." Dat laatste, daar gaat het voor mij om, dat degene, die in het belang van de gemeenschap wordt afgezonderd, als gevolg daarvan voor vele kosten zal komen te staan. Nu is de kwestie deze, dat besmettelijke ziekten de onaardige eigenschap hebben om meestal meer dan één lid van het gezin aan te tasten. Wanneer er roodvonk, diphtherie of een andere besmettelijke ziekte uitbreekt in een kinderrijk gezin, heeft zoo'n ziekte meestal de eigenaardigheid, dat zij meer kinderen uit dat gezin treft. Het is dus een zaak van algemeen belang, een zaak van generale preventie, dat de menschen er op een gemak kelijke wijze toe worden gebracht om hun patiënten in een barak te doen verplegen, want dit staat vast de eenigst juiste en meest afdoende bestrijding van besmet telijke ziekten is isoleering van de patiënten. Waar er nu, zooals mevrouw Buisman al heeft gezegd, ook bij andere zaken, waarbij meerdere leden uit één gezin van een bepaalde inrichting gebruik maken, regelingen zijn, waarbij in dat geval algemeen een degressie wordt toe gepast, zie ik niet in, waarom de hier voorgestelde de gressie alleen voor de derde klasse moet gelden en voor de andere klassen niet. Ik kan mij voorstellen dat men zegtdan moeten die patiënten ook maar derde klasse gaan liggen, maar als men die redeneering huldigt, dan huldigt men niet het standpunt van een richtige exploi tatie van de barak zelf. Men moet het ook den patiënten van de andere klassen gemakkelijk maken, zoo, dat zij practisch gesproken niet veel duurder uit zijn, wanneer er meerdere leden uit één gezin in de barak worden ver pleegd en daarom zou ik ernstig in overweging willen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Juni 1931. 93 geven en zal ik dat bij amendement voorstellen om in art. 5 de woorden „voor de 3de klasse" te schrappen. De heer Terpstra: Ik heb den indruk gekregen, dat thans reeds de artikelsgewijze behandeling aan de orde is en ik zal daarom de vrijheid nemen, als U het goed vindt, mijnheer de Voorzitter, om te spreken over art. 3. Ik zou daarin een paar wijzigingen willen aanbrengen. In de eerste plaats wil ik opmerken dat hier wordt ge sproken van „het recht voor de afzondering of verple ging". Nu wordt er in den considerans of in de memorie van toelichting duidelijk onderscheid gemaakt tusschen afzondering en verpleging, terwijl ik hier den indruk krijg alsof het een met het ander synoniem is. Ik meen dan ook dat er niet moest staan „afzondering of ver pleging" maar „afzondering en verpleging". Ik heb ook voor mijzelf een soort tarief opgemaakt, dat in den aanvang aanmerkelijk verschilde met het tarief, dat door Burgemeester en Wethouders is opge maakt. Om verschillende reden ben ik daarvan terug gekomen, maar toch niet voor de volle 100 ik meen dat er voldoende reden is om een enkele wijziging in het voorgestelde tarief aan te brengen. Er wordt hier eerst gesproken van 3 rubrieken, n.l. de inkomens van f 1500.— tot 2000.—, die van 2000.— tot 2500.— en die van 2500.tot 3000.en verder zullen volgens dit voorstel de inkomens van 3000.— en daar boven 3.— moeten betalen. Nu zou ik voor een rubriek van inkomens van 3000.tot 3500.3.— willen laten betalen en door hen, die een inkomen hebben van 3500.en hooger, de werkelijke kostprijs. Deze is volgens een vroegere berekening van den Voorzitter ongeveer 3.50 en ik zou nu willen voorstellen om de genen, die een zuiver inkomen hebben van 3500. en daarboven, die kostprijs te laten betalen. Daar zie ik een zekere billijkheid in. Overigens kan ik meegaan met het idee van mevrouw Buisman om de reductie ook toe te passen, niet alleen voor de verschillende rubrieken, maar ook voor de eerste en tweede klasse. Ik zal dus de vrijheid nemen om een amendement op art. 3 in te dienen. De heer IJ. de Vries Ik zou nog een vraag willen stellen naar aanleiding van wat mevrouw Buisman zegt, n.l. wat art. 3 betreft. Daar wordt met betrekking tot de 3de klasse gezegd, dat het recht zooveel bedraagt voor personen, die dit of dat inkomen hebben, maar dat vinden wij niet genoemd voor de 1ste en 2de klasse. Daar worden geen personen genoemd, maar daar heet het: de 1ste klasse kost 8.per dag en de 2de klasse 6.per dag. Personen worden daar niet genoemd. Hoe moeten wij dat nu verstaan, dat inkomen van per sonen? Als de man een behoorlijk inkomen heeft, dan heeft de vrouw meestal geen inkomen en de kinderen ook niet. Als nu b.v. een vader 3000.inkomen heeft en een van z'n kinderen ligt ziek in het paviljoen, is dan dat kind vrij, omdat het geen inkomen heeft De heer Vromen: Dat is geregeld in art. 8. De heer IJ. de Vries: Ja, maar het blijft toch een vraag. De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik wil beginnen met wat de heer Vromen hieromtrent heeft gezegd. De heer Vromen heeft ook in het algemeen gesproken en hij heeft voorgelezen een deel van een redevoering van iemand van „de uiterste linkerzijde", die bij de begroo ting een bepaalde uitdrukking heeft gedaan. Ik geloof wel, dat het een van mijn partijgenooten is geweest, die dat heeft gezegd, misschien ben ik het zelf wel geweest. De heer Vromen: Neen, U niet. De heer O. F. de Vries (wethouder)maar ik onderschrijf dat nog van a tot z en ik geloof dat de weinige critiek, die er op deze verordening is, bewijst, dat Burgemeester en Wethouders daaraan ten volle zijn tegemoet gekomen. Ik geloof wel dat wij ten aanzien van kleine onderdeelen in deze verordening kunnen ver schillen, maar dat het voornaamste toch is art. 3. En daarop hebben wij bijna geen critiek gehoord. Ik meen dus dat wij tegemoet komen aan de wenschen, ook van iemand van „de uiterste linkerzijde", die dat betoog van U kon onderschrijven. Nu was de bedoeling van Burgemeester en Wethou ders dat wil ik even voorop zetten om deze veror dening zoo eenvoudig mogelijk te maken en daarin niet te veel klassen en regelingen te maken bij de bepaling van de verpieeggelden. Omdat het zoo uiterst moeilijk was om voor verschillende dingen, die ik straks zal be spreken, regelingen te treffen, zijn deze uitgeschakeld. Ik wil nu in de eerste plaats beginnen met wat is gezegd omtrent de betaling door ongehuwden. Ja, er kan, oppervlakkig gezien, we! eenige onbillijkheid in zitten dat een ongehuwde, die minder dan 1500. verdient en die geen kostwinner is of niet voor zijn ouders behoeft te zorgen, voor zijn verpleging niets be hoeft te betalen. Het zou misschien billijk kunnen zijn dat zoo iemand iets betaalde, maar als wij daarmee be ginnen, moet alles precies worden omschreven en dan moeten er weer uitzonderingen worden gemaakt voor kostwinners of ongehuwden, die andere familieleden steunen. Daarom, al zou het kunnen gebeuren, dat er eens iemand kosteloos wordt verpleegd, die het mis schien wel betalen kan, het is toch verbazend lastig om daaromtrent bepalingen in de verordening vast te leggen en ik geloof dan ook, dat het 't beste is deze zaak te laten, zooals zij is voorgesteld, ook al komt er dan mis schien wel eens een ongehuwde, die het wel kan betalen, voor kostelooze verpleging in aanmerking. Mevrouw Buisman en de heer Vromen hebben verder gesproken over reductie ook voor de eerste en tweede klas, zooals die in art. 5 is geregeld voor de derde klas. Burgemeester en Wethouders hebben daar wel over gesproken, maar zij zijn niet diep op die zaak in gegaan, ook al omdat zij dit idee hadden: laten wij niet te veel regelingen maken. Ik heb echter zoopas nog even de meening van Burgemeester en Wethouders in dezen beluisterd en ik kan meedeelen, dat Burgemeester en Wethouders er geen bezwaar tegen hebben om het amendement van den heer Vromen over te nemen. Daar kan ik dus al heel kort over wezen. De heer Vromen heeft dan verder nog gesproken over het aantal K.M. De bedoeling is natuurlijk, dat het aantal afgelegde K.M. wordt betaald. Ik heb zoopas art. 2 nog eens precies nagelezen, maar ik kan er onmogelijk uit lezen wat de heer Vromen er uit distelleert. De bedoe ling is deze. Wanneer b.v. iemand uit Kollum moet worden opgenomen, belt hij de garage, waar de zieken auto staat, op; de auto rijdt eerst naar Kollum toe en vervoert vandaar de patiënt naar de barak en dan wordt dus het dubbele aantal K.M. van Kollum naar het pavil joen te Leeuwarden gerekend. Dat staat er wel niet met zooveel woorden in, maar dat is toch de bedoeling van het artikel. Door den heer Terpstra is dan nog een andere kwestie aangesneden, maar ik geloof wel, dat de heer Terpstra daar mis in is. Hij stelt voor om aan art. 3 nog een klasse toe te voegen en dan door personen met een inkomen van 3500.en hooger de werkelijke kostprijs te laten betalen. In de toelichting tot het voorstel is al gezegd, dat een berekening van den kostprijs onmogelijk is. In dertijd, toen de onderhandelingen met de buitengemeen ten liepen, is van den kostprijs van de verpleging per dag een rekening opgemaakt en men kwam toen tot onge veer 3.40. Dat was één raming, maar bijna elke patiënt ligt daar onder andere omstandigheden; wanneer er één patiënt op één afdeeling ligt, heeft deze bijna net zoo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 7