94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 juni 1931.
veel bediening noodig als 10 patiënten op een andere
afdeeling. De kostprijs is dan ook onmogelijk te bere
kenen, want er komt ook nog bij, dat sommige patiënten
een geheel aparte behandeling noodig hebben. De wer
kelijke kostprijs zal eerder liggen tusschen de 6.en
8.dan bij de 3.50 en ik moet dan ook beslist ont
raden om er nog een klas aan toe te voegen. Men moet
toch, zooals ook de meening van den Raad is geweest
en zooals ook sterk de meening van Burgemeester en
Wethouders was, het den menschen gemakkelijk maken
om in de barak te komen en dus de prijs heusch niet te
hoog stellen, omdat het een zeer groot belang is voor
de algemeene volksgezondheid, dat dergelijke patiënten
worden opgenomen. Ik moet dus het amendement van
den heer Terpstra ten sterkste ontraden.
Ik meen hiermee de verschillende sprekers te hebben
beantwoord.
Mevrouw BuismanBlok WijbrandiIk ben zeer
verheugd dat de wethouder en het college van Burge
meester en Wethouders meegaan met mijn idee, om de
degressie ook toe te passen voor de 2de en 1ste klasse.
Maar omtrent het toepassen van verschillende regelen
voor gehuwden en ongehuwden is de wethouder het niet
met mij eens, want, zoo zegt hij, dat geeft moeilijk
heden met kostwinners of bij het ondersteunen van
andere familieleden en men zou dan elk geval afzon
derlijk moeten beoordeelen. Maar bij de belasting is de
aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud toch ook
100.lager en bovendien, iemand, die minder dan
1500.verdient, zal toch in de meeste gevallen bij
ziekte zijn salaris blijven ontvangen of in elk geval
80 van zijn inkomen blijven genieten. Wanneer zoo
iemand dan een tijdlang in de barak wordt verpleegd
en geen onkosten heeft hij krijgt daar alles, wat hij
noodig heeft dan vind ik het werkelijk niet onbillijk,
wanneer hij 0.75 per dag zou betalen. Ik blijf het
onbillijk vinden, dat iemand met een gezin precies gelijk
wordt behandeld als een vrijgezel en dat b.v. iemand
met 2000.inkomen, die 3 kinderen heeft, zal moeten
betaien, terwijl een vrijgezel met een inkomen van
1400.— niets zal behoeven te betalen. Dat is niet
billijk en waar daarvoor betrekkelijk eenvoudig een op
lossing is te vinden, zou ik erg graag willen dat Burge
meester en Wethouders daarin zouden meegaan.
De heer Vromen: De vriendelijke houding van het
college ten opzichte van het door mij ingediende amen
dement waardeer ik ten zeerste ik dank het college
voor die houding.
Ten opzichte van het vraagstuk van het tarief voor
het vervoer bestaat er m. i. toch nog mogelijkheid van
misverstand, al komt ten slotte, na wat Burgemeester
en Wethouders hier hebben gezegd, wel voor goed vast
te staan dat de bedoeling is geweest te rekenen het
aantal afgelegde K.M. heen en terug. Maar ik heb er
gister over gesproken met den Secretaris, dien ik in
dezen zeer objectief acht en toen ik zei dat men hieruit
kon lezen dat de bedoeling was een gewoon afstands
tarief, antwoordde hij: ik meen ook, dat dit de bedoeling
was. En dan is het niet zooals Burgemeester en Wet
houders bedoelen. Daarom wil ik ten slotte voorstellen
om de redactie van art. 2 zoodanig te wijzigen, dat er
komt te staan 0.40 per afgelegde K.M." Dan is er
heelemaal geen twijfel meer mogelijk; men kan er over
twisten of het noodig is of niet om dat woord in te
voegen, maar dan is het toch in alle geval duidelijk.
Dan zou ik nog een enkele opmerking willen maken
naar aanleiding van het voorstel van den heer Terpstra.
Ik weet niet, of dat voorstel om een klasse toe te voegen,
wordt gehandhaafd, maar ik zou het ook op andere
gronden, dan de wethouder heeft genoemd, willen ont
raden, n.l. op dezen grond, dat in den kostprijs is be
grepen het tekort op de klassen, die minder betalen dan
de kostprijs, welke wordt gevormd door de totale kosten,
gedeeld door het aantal verpleegdagen. Als in de derde
klas een bepaald aantal patiënten wordt verpleegd,
betalen deze minder dan den kostprijs; daardoor zou de
kostprijs voor de andere klassen worden opgevoerd en
het zou dus niet billijk zijn deze door de anderen te
laten betalen. Uit een oogpunt van generale preventie,
van bescherming van de maatschappij, moet de opneming
zoo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt en dit belang
wordt het best gediend door den verpleegprijs voor de
derde klasse te stellen op ten hoogste 3.Deze
prijs is toch nog niet zoo goedkoop, gezien de ver
pleegprijs in andere ziekenhuizen; de kosten van ver
pleging in de barak voor besmettelijke ziekten zijn qua
verpleging niet zoo veel hooger dan in andere zieken
huizen, wel worden de kosten hooger, doordat er een
apart ziekenhuis voor moet worden ingericht, maar de
kosten voor voeding, verpleging, enz. zijn niet hooger.
Laat men dus in de derde klasse niet gaan boven de
3.ook niet voor de menschen, die meer dan
3000.verdienen.
De heer Terpstra: Ik heb er misschien zelf aanleiding
toe gegeven, door te spreken van kostprijs", ofschoon
ik „verpleegprijs" bedoelde, maar ik geloof dat hier een
begripsverwarring is, niet alleen bij mij, maar ook bij
anderen. De wethouder heeft gezegd dat een berekening
van den kostprijs moeilijk is. Ik geef dat toe, maar ik
heb bij het noemen van een bedrag van 3.50 niet
gedacht aan den kostprijs, maar aan den verpleegprijs,
omdat hier officieel een bedrag van 3.41 als verpleeg
prijs is genoemd.
Maar ik ben niet van plan om een voorste! in te
dienen, dat geen kans van slagen heeft en waar ik wel
heb gemerkt dat mijn voorstel zeer weinig wordt onder
steund, neem ik het bij dezen maar terug.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik zou toch
graag een voorstel willen doen. Eigenlijk had ik hoop,
dat Burgemeester en Wethouders met mijn idee accoord
zouden gaan en zelf zouden komen met een voorstel;
ik zou in de derde klas de grens voor ongehuwden met
300.willen verlagen.
De Voorzitter: Dan moet U een amendement indienen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik wilde de
redactie graag aan U overlaten.
De Voorzitter: U kunt de principieele kwestie even
naar voren brengen door het indienen van een motie,
een uitnoodiging van den Raad aan Burgemeester en
Wethouders om het artikel in Uwen geest te wijzigen.
In dat geval is de juiste redactie wel door Burgemeester
en Wethouders te vinden.
De heer Vromen: Ik zou mevrouw Buisman willen
vragen, teneinde misverstand te voorkomen, om dan ook
voor te stellen art. 7 te wijzigen, want daar worden
dezelfde grenzen genoemd.
Verder zou ik willen vragen of een verschil van
ƒ300.dat men er voor de ongehuwden in zal brengen,
belangrijk genoeg is, om deze verordening gecompli
ceerder te maken. Als men nu de grenzen voor de on
gehuwden met 300.verlaagt, dan zal men, zooals
de wethouder zegt, de verordening van haar geheele
lijn berooven en dan krijgt men bij een bepaald inkomen
niet alleen menschen, die heelemaal niet betalen, maar
ook personen, die het tarief van een andere categorie
moeten betalen.
Ik ben van meening, dat dit niet in het algemeen
belang is, wel financieel in het algemeen belang, maar
niet in het belang van een algemeene preventie voor
besmettelijke ziekten, omdat men de zaak onnoodig
i moeilijk gaat maken.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Juni 1931. 95
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Ik geloof niet,
dat de verordening er zoo gecompliceerd door worden
zal, maar ik geloof wel, dat de geheele verordening
onder de oogen zal moeten worden gezien, als mijn
voorstel doorgaat. Dat zou ik graag aan Burgemeester
en Wethouders willen overlaten; ik zou alleen hier een
principieele uitspraak willen hebben, dat de ongehuwden
niet op één lijn zullen worden gesteld met de gehuwden.
Daarom wil ik graag een amendement indienen.
D eheer Muller: En indien zij dan kostwinner zijn
De Voorzitter: Mevrouw Buisman heeft de volgende
motie ingediend
„De Raad draagt het college van Burgemeester en
Wethouders op de tarieven zoodanig te veranderen,
dat de ongehuwden niet worden gelijk gesteld met
de gehuwden."
Deze motie is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Zou de
Raad het niet goed vinden, dat wij eerst de verordening
zoo eens lieten werken en de zaak eens aanzagen en
dat Burgemeester en Wethouders daarna nogmaals in
den Raad komen met een voorstel of met de mede-
deeling, dat van hen geen voorstel in dezen is te
wachten Want op het oogenblik is het moeilijk;
mevrouw Buisman spreekt van ongehuwden, maar er
wordt ook gevraagd: hoe komt het dan met de kost
winners
De heer Vromen: Het is toch eigenlijk te gek, dat
wij op die manier de zaak aanpakken. De Raad weet
wat mevrouw Buisman met haar motie bedoelt, dus de
Raad kan zich wel uitspreken en dan kan den volgenden
keer eventueel de gewijzigde verordening in den Raad
worden gebracht. Daarom, laat de Raad zich nu in be
ginsel over de motie uitspreken. Ik wil wel zeggen,
dat ik er tegen ben. Ik geeft toe dat letterlijk de motie
ook voor andere uitleg vatbaar is, maar wij weten wel
hoe precies de bedoeling is.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als ik geheel
alleen stond, zou ik zeggen: ik trek de zaak in, maar
ik merk, dat men er hier en daar wel voor voelt en dat
men in het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een groote onbillijkheid vindt. Dan vind ik het toch niet
goed, dat die zaak niet even door het college van Bur
gemeester en Wethouders onder de oogen wordt gezien.
Maar als U het beter vindt, dat ik direct met een con
creet voorstel kom, wil ik dat ook wel doen.
De Voorzitter: Wij zullen dus over het beginsel
stemmen, d.w.z. in dit geval of de ongehuwden hooger
zullen worden belast dan de gehuwden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Juist, en dan
voor alle klassen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie van mevrouw Buisman wordt met 14 tegen
11 stammen verworpen.
Voor stemmen: de heeren Hofstra, Westerhuis, Visser,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Terpstra,
Feitsma, Lautenbach, Ritmeester, IJ. de Vries, Tamminga
en Oosterhoff.
Tegen stemmen: de heeren Westra, Muller, Koopal,
M. Molenaar, Dijkstra, O. F. de Vries, Hooiring, Botke,
Peletier, J. de Boer, Vromen, Balk, mevrouw Van Dijk
Smit en de heer B. Molenaar.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde is de heffingsverordening.
Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 2.
De Voorzitter: Als ik het goed begrijp, stelt de heer
Vromen voor om het laatste lid van dit artikel te lezen
als volgt
„Voor niet-ingezetenen bedraagt het recht 0.40
per afgelegde K.M., met een minimum van 4.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra: Over dit onderdeel van art. 2 zou
ik nog wel even het woord willen hebben. Aanvankelijk
had ik ook den indruk, dat dit artikel minder juist was,
maar ik heb daaromtrent een deskundige geraadpleegd,
iemand, die niet alleen autobezitter is, maar ook auto
verhuurder, en deze heeft mij gezegd, dat de algemeene
opvatting of de algemeene usance in hun bedrijf is, dat
per teller wordt betaald.
De heer Vromen: Ik trek het amendement in.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 2 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 3.
Het amendement van den heer Terpstra, luidende
„Art. 3 sub a worde gewijzigd en aangevuld met
3000.tot beneden 3500.per verpleegdag
3.3500.en hooger per verpleegdag 3.50,"
is ingetrokken.
Art. 3 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 4 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 5.
Het amendement van den heer Vromen, luidende
„voor de 3de klasse" vervalt"
is door Burgemeester en Wethouders overgenomen.
Art. 5 wordt, dienovereenkomstig gewijzigd, vast
gesteld.
Artt. 612 worden onveranderd vastgesteld.
De geheele verordening wordt vervolgens, zooals zij
is gewijzigd, vastgesteld.
De verordening op de invordering wordt daarop, na
vaststelling der artikelen in haar geheel, onveranderd
vastgesteld.
26. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op bezwaarschriften tegen aanslagen in het recht wegens
vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter schorst de openbare vergadering en
doet tot het doen van een mededeeling in besloten
vergadering de deuren sluiten.
Na heropening der openbare vergadering wordt, niets
meer te behandelen zijnde, de vergadering door den
Voorzitter gesloten.