160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 November 1931.
volkomen accoord met dit bedrag. Maar wat is er sedert
dien gebeurd? De melkprijzen zijn geducht gezakt en
in stede dat wij nu in October een hoogeren melkprijs
hebben, was die in October nog met 1cent gedaald.
Nu is de maatstaf, dien de Burgemeester deelpacht
noemde en die is een participatiecontract, op zichzelf
niet nieuw. Met den deskundige, den heer Schuiling,
werd ik in 1898 voor de Friesche bietenverbouwers lid
der Controle-Commissie ter behartiging der belangen
van het participatiecontract aan de Noord-Nederland-
sche Beetwortelsuikerfabriek te Vierverlaten, hetwelk
ook al gebaseerd was tengevolge soms grillige rijzing
en daling der suikerprijzen op suikergehalte en suiker
prijs. Dit participeerend stelsel, waarmede de heer
Schuiling dus goed bekend is, heeft een heel goed ver
leden gehad en is wederkeerig best bevallen.
Nu staat men voor het feit, dat de opbrengst van de
melk voor 75 a 80 de geheele opbrengst van een
dusdanige boerderij beïnfluenceert. Als men nu een
huurprijs van 2415.baseert op een melkprijs van
7 cent en een opbrengst van gemiddeld 100.000 K.G.
melk voor deze boerderij aanneemt, dan vertegenwoor
digt een verschil van 1 cent per K.G. melk een verschil
van 1000.aan inkomsten. Nu staat het op het
oogenblik nog te bezien, of de prijs dit jaar 5 cent zal
worden men kan dien prijs nog niet halen, blijkens
mededeelingen van het Friesch Landbouwblad, dat ik
den Raadsleden ter lezing kan aanbevelen, en als men
zoo over den toestand spreekt, dan duidt dat aan, dat
de hier voorgestelde pachtprijs feitelijk is gebaseerd op
een inkomstenbegrooting, die 2000.hooger is dan
deze inkomsten in werkelijkheid op het oogenblik zijn.
Nu vind ik, dat een stad als Leeuwarden, die ook
moet toonen dat zij de hoofdstad van de provincie is,
toch ook in dezen een plicht heeft; ik vind, dat, waar
de zaken hier publiek gebeuren en waar men hier altijd
welwillend is opgetreden als het gold deskundigen te
raadplegen, men onder deze omstandigheden, als men
de zaak zoo opvat ten opzichte van de taxatie, moet
toegeven dat, als men deze boerderij thans verhuurt
voor 33.die prijs volgens den toestand van den
melkprijs absoluut te hoog is. Ik meen dat die bezwaren
in mijn voorstel op zeer soepele wijze worden onder
vangen, waardoor de huur zoowel onder als boven den
hier genoemden prijs zal kunnen komen. Als men, zooals
ik heb voorgesteld, den pachtprijs bepaalt op 2415.
bij een melkprijs van 7 cent, dan zal, als blijkt dat de
uitbetaalde prijs door de Coöperatieve Zuivelfabriek
1000.minder is dat is dus bij een gemiddelden
melkprijs, die 1 cent lager is de pachtsom 500.
lager worden en omgekeerd zal, als de gemiddelde melk
prijs stijgt tot 8 cent, de pachtsom met 500.stijgen.
Dat is dus een verschil van 1000.op- en neerwaarts
bij een melkprijsverschil van 2 cent.
Mij dunkt, dat bij een zoo abnormale en kritieke
toestand, waarbij alle berekening faalt, het ten zeerste
aanbeveling verdient, waar een stad als Leeuwarden
geweldig gebaat is bij een goeden sociaal-economischen
toestand op het gebied der verpachtingen, dat Burge
meester en Wethouders deze zaak nog eens serieus
onder de oogen zien en dat wij daarmee niet alléén
het belang dienen van de huurders. Overigens de ge
broeders Hotsma, waarvan wij hebben vernomen, dat
zij heel goede huurders zijn van deze boerderij, maken
daarop ook aanspraak.
De geachte Voorzitter heeft zooeven wel naar voren
gebracht: als huurder en verhuurder het eens zijn, dan
zou men zeggen, dat er niet verder over behoeft te
worden gesproken, maar in het algemeen gaat het met
die dingen zoo. Als het college een plaats laat taxeeren,
dan is het zoo, dat de huurder den gezetten prijs voor een
vastgestelden datum moet aanvaarden en anders is hij
er af en gaat de andere zijns weegs. Het is dus voor den
huurder geboden, om de voorgestelde pacht te accep
teeren en bovendien zijn de menschen meestal gehecht
aan hun boerderij. Men moet het dus niet te serieus
opnemen, dat het hier zoo recht hartelijk is gegaan;
men accepteert met hoop op beter, maar de toestand
is intusschen nog veel minder geworden. Daarom zeg
ik met een gerust geweten: voor een goeden gang van
zaken bij de verpachtingen in Friesland zou ik mijn
voorstel met aandrang bij Burgemeester en Wethouders
ter overweging willen aanbevelen.
De Voorzitter: Om de zaak te bekorten, wil ik niet
ingaan op het betoog van den heer Hettinga, maar ik
wil toch even dit zeggen, ten eerste dat de heer Het
tinga onjuist heeft opgevat wat ik heb gezegd omtrent
de huur, die door den huurder moet worden geaccep
teerd Ik zeg: de heer Hettinga wil een glijdende pacht,
maar dan zal men, niet alleen in het gevai-Hotsma,
maar in het algemeen, toch eejrst moeten weten, of de
huurders daarin meegaan. De huurders, niet alleen de
gebroeders Hotsma, maar ook de anderen, zullen dat
dan toch ook moeten willen, want als zij er niet in
meegaan, behoeft men er niet over te praten.
De heer Hettinga heeft hier ook aan verbonden dat
men tegenover een corporatie de pacht eerder accep
teert dan tegenover een particulier de heer Hettinga
kan dat beter weten dan ik, want hij heeft zijn geheele
leven van een stichting gehuurd, maar ik geloof toch
niet, dat dit juist is.
Ik heb den heer Hettinga aangeraden: kunt U deze
principieele zaak niet los maken van deze verhuring en
ik wil hem nu nog wijzen op een fout in den opzet van
de zaak. Hij zegt: de geschatte pacht van 2415.
is bepaald op grond van een melkprijs van 7 cent, omdat
toen de deskundige zijn rapport uitbracht. Het is vol
komen juist, dat toen de melkprijs 7 cent was. maai
de deskundige heeft toen ook niet de laagste huur maar
de oorspronkelijk hoogere huur getaxeerd en de lage
huur van 10 October was niet gebaseerd op een melk
prijs van 7 cent maar op een van 5 of 5% cent. Dat is
dus al een fout, die hier in zit en zoo zou ik het voorstel
nog nader onder dei oogen kunnen nemen U noemt
hier de taxatie van October in verband met de taxatie
van den melkprijs in Juli en dat is fout.
Ik wil toch nog wel even op het voorste! ingaan, al
is de zaak niet gemakkelijk. Waarom neemt de heer
Hettinga een productie van 100.000 K.G. melk aan?
Hij weet even goed als ik, dat de een positief meer melk
uit zijn vee haalt dan de andere; waarom zou hij dan
niet een productie van 110.000 of 120.000 K.G. aan
nemen en waarom meent hij zich te moeten baseeren
op de cijfers van de Coöperatieve Zuivelfabriek? Omdat
de huurders daar toevallig bij zijn aangesloten Maar
als nu een andere fabriek meer uitkeert, mag men zich
dan niet op die cijfers baseeren
Zoo zijn er veel meer haken en oogen aan dit voorstel
en daarom voel ik meer voor het voorstel van den heer
Hofstra, onder voorwaarde, dat dan ook de huurders
de toezegging doen, als zij voor 3 jaar kunnen huren,
dat zij genoegen zullen nemen met de taxatie, die na
het eerste jaar voor de volgende jaren zal gebeuren.
Want als dat aan een verhuring, als voorgesteld door
den heer Hofstra, ontbreekt, zitten wij voor één jaar
vast, maar heeft de huurder voor 3 jaar de zaak in
handen en hoe zal dan het tweede en derde jaar de
huur tot stand komen Het is dus wel mogelijk om
deze zathe en landen voor 3 jaar te verhuren en nu
voor slechts één jaar de pacht vast te stellen, maar
dan dienen de huurders zich neer te leggen bij de
taxatie voor de volgende jaren door hen, die daarvoor
door den Raad worden aangewezen. In dat geval is
het mogelijk dat bij een verhuring voor 3 iaar de pacht
som maar geldt voor één jaar, maar als de één 3 jaar
vastzit, moet ook voor den ander voor 3 jaar worden
vastgelegd, waaraan hij zich heeft te houden. Wan
neer er geen bepaling wordt gemaakt, hoe het tweede
en derde jaar de huurprijs wordt tot stand gebracht.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 November 1931. 161
krijgt men daar herrie over, want dan is de huurder
niet gebonden aan de taxatie van de commissie, die
zou kunnen zijn ik noem die hier nu maar b.v.
de pachtcommissie van de Friesche Maatschappij van
Landbouw.
De heer Vromen: Er is, dunkt mij, nog een ander
bezwaar tegen het voorstel van den heer Hofstra, omdat
dit ten slotte vooruitloopt op een mogelijke beslissing
van den Raad in zake een andere wijze van verpachting.
Wordt die wijze van verpachting veranderd, dan geeft
dit voorstel geen oplossing, maar er is nog iets. Neem
aan de heer Hofstra schijnt daar vrij gerust op te
zijn dat naar aanleiding van het voorstel-Botke Bur
gemeester en Wethouders zullen komen met een voor
stel tot een andere wijze van verpachting en dat de
Raad dit voorstel aanneemt, waarom dan tegenover de
heeren Hotsma een ander standpunt ingenomen ten
opzichte van de terugwerkende kracht dan tegenover
alle andere pachters Alle andere pachters zullen, als
er een andere wijze van verpachting komt, daarvan al
leen de terugwerkende kracht ondervinden, als deze
leidt tot verlaging van de pacht en dan zullen zij
daar allen wel genoegen mee willen nemen maar
alleen de heeren Hotsma zullen dan het risico hebben
dat bij een mogelijke wijziging de terugwerkende kracht
voor hen leidt tot een verhooging van de pacht. Het is
waar dat 1931 er werkelijk somber uitziet, maar het is
toch niet uitgesloten, dat zich binnen 3 jaar de toestand
ten gunste wijzigt en dan zou het voorstel-Hofstra er
toe leiden, dat de gebroeders Hotsma een hoogere pacht
moesten betalen en dat zij alleen daarmee genoegen
zouden moeten nemen, terwijl dit met alle andere pach
ters niet het geval zou zijn.
Het is om dezelfde principieele reden dat ik het voor
stel van den heer Hettinga, n.l. het theoretisch algemeen
beginsel van dat voorstel, in handen zou willen stellen
van Burgemeester en Wethouders, die ook het andere
voorstel in hun handen hebben om praeadvies. Dan is
het misschien ook mogelijk om het voorstel-Hofstra te
bekijken, nadat de zaak in beginsel is uitgevochten,
maar men dient dergelijke voorstellen niet incidenteel
op bepaalde gevallen, die zich voordoen, toepasbaar te
verklaren. Ik zou den heer Hofstra willen voorstellen
dat hij zijn voorstel intrekt en ik zou dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders om voor 3 jaar te verhu
ren, willen aanvaarden.
De heer Hofstra: Gezien de geschiedenis, die wij
hebben beleefd, nadat door Burgemeester en Wethou
ders in de vorige vergadering hun voorstel betreffende
deze verhuring is teruggenomen en gehoord de stroo
ming, die er in den Raad is om een commissie in het
leven te roepen, sta ik nog op het standpunt, dat wij
ook aan de gebroeders Hotsma de gelegenheid moeten
geven om hun pacht door de naar mijn overtuiging zeer
zeker komende commissie te zien geregeld.
Een andere kwestie is of voor dit geval, nü reeds,
voordat de commissie is ingesteld, door den Raad in
uitzicht wordt gesteld dat die commissie er komen
moet. De heer Vromen heeft gezégd dat, als de Raad
deze verplichting op zich neemt, hij ook straks gehoor
zaam de pacht door een commissie moet laten vast
stellen.
Niettemin, gehoord de gedachte, die er in den Raad
leeft, meen ik mijn voorstel gestand te moeten doen en
wel hierom. Als ik de gebroeders Hotsma goed heb
beluisterd in hun verschillende uitingen, die mij bekend
zijn geworden, dan konden zij er zich mede vereenigen,
dat door Burgemeester en Wethouders het advies werd
gevraagd van de commissie van advies van de Friesche
Maatschappij van Landbouw, toen het ging over een
verhuring voor 5 jaar en het is mij bekend dat, nu het
geldt een verhuring voor 3 jaar, de Hotsina's nog op
hetzelfde standpunt staan.
Hoewel ik dus niet direct kan toezeggen dat in alle
deelen de Hotsma's zich zullen vereenigen met wat de
pachtcommissie naar voren zal brengen dat kan ik
natuurlijk niet meen ik toch op grond van de historie
van deze verhuring vrij zeker te kunnen toezeggen dat,
indien de Raad zou besluiten om na één jaar hun pacht
te laten herzien door de commissie, de Hotsma's dat
zouden toejuichen. Daarom meen ik mijn voorstel te
moeten handhaven.
De Voorzitter: Er zijn thans drie voorstellen dat
van Burgemeester en Wethouders, dat van den heer
Hettinga en dat van den heer Hofstra. Ik zal thans
eerst het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
als zijnde van de verste strekking, in stemming brengen,
wordt dat verworpen, dan komt in stemming het voor
stel van den heer Hofstra.
De heer Hettinga: Ten opzichte van de bemerking
van den Voorzitter, of eventueel de huurders met een
glijdende pacht accoord zouden gaan, kan ik mede-
deelen, dat meerdere plaatsen op een soortgelijke basis
verhuurd zijn en dat dit den huurders zeer welgevallig
is.
Als nadere toelichting op mijn voorstel nog dit. Een
melkprijs van 7 cent staat hier gelijk met een pacht
van 33.per pondemaat, maar wanneer de melkprijs
met 1 cent daalt, dus 6 cent is, wordt de pacht 26.
en daar tegenover zal, als de melkprijs met 1 cent rijst,
de pacht 40.worden. Dan neemt men nog maar de
helft der waarde van de meerdere en mindere opbrengst;
dat is dus zeer voorzichtig. Als men nu de zaak bekijkt,
dan blijkt dus dat een melkprijs van 5 cent naar dien
maatstaf overeenkomt met een prijs van ongeveer 20.—
per pondemaat.
Waar nu de gebroeders Hotsma voor 4 jaar de huur
hebbe,n overgenomen van hun vader en steeds met ver
lies hebben gewerkt door een te hooge pacht en waar
zij nu weer staan voor een pacht van 3 jaar, die op
het oogenblik veel te hoog staat, dunkt mij toch wel,
dat hun hier de gelegenheid moet worden geboden om
een onderzoek in te stellen. Ik meen dus dat het beter
is de zaak nu niet te verpachten, maar eerst de groote
moeilijkheden, waarin de greidboeren verkeeren, op dit
punt te onderzoeken. Dat deze verpachting wordt uit
gesteld hindert in het geheel niet; de menschen werken
goed door, maar de drang der omstandigheden maakt
voor hen een onderzoek werkelijk gewenscht.
De Voorzitter: Ik zou nu eerst het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders in stemming willen brengen.
De heer Visser: Als ik het goed begrijp, komt dan
nu het voorstel-Hettinga in stemming?
De Voorzitter: Als U mij even laat uitspreken, zult U
het hooren. Eerst komt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in stemming, als zijnde van de verste
strekking, n.l. een verhuring voor 3 jaar; dan eventueel
het voorstel van den heer Hofstra, dat mede is onder
teekend door den heer Terpstra en dat luidt
„Ondergeteekenden stellen voor den huurprijs op
33.— per 36% Are voor den tijd van een jaar vast
ite stellen."
Dat voorstel bedoelt dus niet een verhuring voor 3 jaar,
maar gewoon een verhuring voor één jaar.
Ten slotte komt, als beide voorsteilen worden ver
worpen, in stemming het voorstel van den heer Het
tinga, om Burgemeester en Wethouders praeadvies te
laten uitbrengen over het door hem voorgestelde
systeem.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 20 tegen 9 stemmen aangenomen.