208 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
die met 40 opcenten op de Gemeentefondsbelasting
kunnen volstaan, maar er zijn ook, die het maximum
aantal van 80 opcenten moeten heffen. Ook de reser
veering van 58.000.voor het dienstjaar 1933 ge
tuigt van den goeden wil van het college van Burge
meester en Wethouders. Dat Burgemeester en Wet
houders belangrijke bedragen wenschen te besteden
aanleg van een sportpark om de werkloosheid te
bestrijden, verdient volle waardeering. In het Sectie-
verslag wordt tevens gesproken van het stopzetten van
alle groote werken, die niet verplicht zijn. Mijnheer de
Voorzitter, dit zou beteekenen de crisis verscherpen.
Wanneer ook degenen het zij Overheid of particu
lieren die nog wel iets kunnen verrichten, nu ook
maar angstvallig de hand op den zak houden en niets
doen, dan acht ik dat een ramp, een onnoodig verer
geren en verscherpen van de crisis en een totaal on
juiste houding. Zeker, het economische leven maakt
een crisis door van groote beteekenis en grooten
omvang. De vraag is echter, of ook de crisisstemming
nog niet veel bederft. Ik ben in de gelegenheid dikwijls
hier en daar een kijkje te nemen, ik reis veel, bijna het
geheele land door, en geef mijn oogen en ooren den
kost. Meermalen kom ik in de groote en kleine plaatsen
van ons land en bij mij komt dan altijd de overtuiging,
dat nog maar een deel van de menschheid het slacht
offer van de crisis is. In de groote plaatsen ziet men
nog tientallen luxe-auto s in Den Haag, Arnhem,
Utrecht, waar ge maar wilt, ziet ge nog luxe-auto's U
voorbijsnellen. Hotels en restaurants zitten tot de nok
toe vol. Er is nog een groot deel van de samenleving
in ons land, in de provincie en in de stad, dat trots
de crisis nog overvloed heeft; een ander deel, dat er
goed kan komen en weer een ander deel dat gebrek
lijdt en juist dat deel voelt de crisis aan den lijve. Ik
heb er niets tegen, dat van degenen, die het overvloedig
hebben, iets wordt afgenomen, maar laat men afblijven
van dat weinige dat zij hebben, die er nauwelijks
kunnen komen. Ik zinspeel hierbij op de kwestie van
de salarissen en loonen. Het is geen tijd om die te
verhoogen, maar even weinig voel ik voor een ver
laging.
Mijnheer de Voorzitter, wat betreft de uitgaven voor
productieve doeleinden moet men niet te karig zijn.
Voor negatieve en improductieve doeleinden moet men
niet zulke groote bedragen uitgeven. Het doet mij goed
in het Sectieverslag te kunnen lezen, dat een der Raads
leden zal voorstellen het subsidie voor de Openbare
Leeszaal te verlagen met 3000. Laten wij aannemen
dat een deel van de lectuur onschadelijk, wetenschap
pelijk is, dan blijft onweerlegbaar het feit, dat een zeer
belangrijk deel louter ontspanningslectuur is, te genieten
dus bij wijze van amusement. Ik zou wel eens willen
weten, welk deel van het bedrag van het jaarlijksche
subsidie van 13.000.— ten goede komt aan wat men
noemt wetenschappelijke lectuur. De katholieken hebben
zelf hun leeszaal met ongeveer 4000 werken; de christe-
lijken vrij zeker eveneens, zonder eenige subsidie van
gemeentewege. Voor ontspanning geve men in dezen
tijd niet te veel. Als er in dezen crisistijd bespaard
moet worden, dan zou men dat kunnen doen op deze
m. i. minder productieve uitgaven.
Ook wat de tewerkstelling van de gehuwde vrouw
bij het onderwijs en andere diensten betreft, zag ik
gaarne, dat de gemeente een anderen koers zou aan
geven. Ook te Leeuwarden meent de Overheid dat
thans nog de gehuwde vrouw, wier inkomen en bestaan
reeds uit anderen hoofde verzekerd is, haar arbeid
naast dien van haar man moet verrichten. Dat wil
zeggen, los van principieele beschouwingen, voor het
eene gezin een dubbel inkomen en andere gezinnen
uitsluiten, die evengoed de bekwaamheid hebben, maar
die dan maar zonder bron van inkomen moeten blijven.
In de Memorie van Antwoord wordt naar aanleiding
van het Sectieverslag iets gezegd omtrent een vrouwe
lijke beambte bij de Politie. Ik heb gelezenBurge
meester en Wethouders zullen dit overwegen. Dit is
m. i. weer een nieuwigheid, waarvan het wenschelijk
is, dat Burgemeester en Wethouders terdege overwegen
en niet te spoedig besluiten. Veel haast zal er nu niet
bij zijn. Wat betreft de tewerkstelling van vrouwen,
ook te dien opzichte komt er gelukkig wijziging en wel
bij de moderne vrouwenbeweging zelf. Bij de moderne
vrouwenbeweging komt een gelukkige kentering in de
ideeën. Op iedere actie volgt reactie. In de Avondpost
en in de Zaanlandsche Courant komen artikelen voor
van mevr. A. C. VeenBrons. Zij is de stichteres van
een nieuwe organisatie van vrouwen en die noemt het
oude feminisme een gevaar voor de samenleving. In
haar boek ,,De Triomf van het Huwelijk" op bladz. 122
schrijft zij
,,Het oude feminisme zocht het heil der vrouw en
het geluk in het beroep, op de arbeidsmarkt en spe
cialiseerde zich dus in die richting. Het Nieuw
Feminisme zoekt het heil der vrouw en het geluk der
vrouw in het huwelijk en zal zich dus in die richting
gaan specialiseeren."
Een gelukkige, een voortreffelijke gezonde wijziging in
het denken der moderne vrouwen Dit nu komt niet
van een vrouw van christelijken huize, maar van een
vrouw van meer moderne levensopvatting. Deze vrouw
heeft een juisten kijk op de dingen. Veel te veel heeft
de moderne vrouwenbeweging de vrouw uit de sfeer
getrokken, waarin deze krachtens haar geestelijke en
physieke hoedanigheid thuisbehoort. Men meende de
vrouw te geven, wat haar toekwam, als men haar den
weg opende voor alle betrekkingen, die door mannen
ook bekleed worden. De moderne vrouwenbeweging
heeft van de vrouw een karikatuur gemaakt van wat
ze werkelijk behoort te zijn.
Het is wel wenschelijk in openbare lichamen dit eens
voor oogen te stellen van degenen, die altijd pleiten,
onder alle omstandigheden, voor gelijkstelling van man
en vrouw bij het bekleeden van openbare functies.
Mijnheer de Voorzitter, dit meen ik te moeten op
merken in groote lijnen omtrent het beleid van Burge
meester en Wethouders. Omtrent de vraag, of de
winst uit de bedrijven ten goede moet komen aan de
gemeentekas en voor hoever dit wenschelijk is, daarover
zullen misschien straks nog wel voorstellen komen bij
de behandeling van iedere bedrijfsbegrooting en dan
zal er nog wel gelegenheid zijn, daarover zijn meening
te zeggen.
De Voorzitter: De bedrijfsbegrootingen zijn hierbij
aan de orde.
De heer Visser: Als er voorstellen komen omtrent
de bedrijfsbegrootingen dan kunnen die toch een punt
van bespreking uitmaken.
De Voorzitter: Als er speciale voorstellen zijn.
De heer Visser: Ja, dat bedoel ik.
Mijnheer de Voorzitter, ik dank U.
De heeren Westerhuis en Balk zijn intusschen ter
vergadering gekomen.
De heer Feitsma: Mijnheer de Voorzitter Vergun
mij vooraf enkele woorden te mogen zeggen betreffende
de gehouden wethoudersverkiezingen.
Zooals in de September-vergadering door den heer
Terpstra, ook namens de Anti-Revolutionnairen, is ver
klaard, heeft deze verkiezing niet het door ons ge-
wenschte verloop gehad. Te verwachten ware geweest,
dat door de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij,
als zijnde de grootste partij, een samenspreking zou
zijn gehouden, om overleg te plegen met de andere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 209
Raadsfracties. De wethouders zijn toch immers de ver
trouwensmannen van den Raad, derhalve behoort dit
college zooveel mogelijk weer te geven de verschillende
stroomingen, die in den Raad aanwezig zijn.
Nu heeft men van die zijde blijkbaar eenvoudig een
rekensom opgezet en zich verzekerd van de mede
werking der Roomsch-Katholieken, zonder de fracties,
die thans geen vertegenwoordiger in het college hebben,
hierin te kennen. Wij meenen. dat dit niet is de meest
gewenschte manier om deze kwestie op te lossen en
het zal ook in de praktijk blijken, dat het niet voldoende
is om een of meer wethouderszetels te bezetten, doch
dat men het vertrouwen van den Raad noodig heeft.
Dit klemt te meer, gezien de moeilijke tijden, die wij
tegengaan. Een breeder opvatting van de gemeente
belangen zou ongetwijfeld de zoo noodzakelijke samen
werking ten goede komen.
Wanneer men den uitslag der verkiezingen nagaat,
dan blijkt, dat in verhouding tot de vorige periode de
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij is achteruit
gegaan, waarin o. i. voor hen een aanwijzing was ge
legen dezen toestand met de andere fracties te be
spreken. Een eenzijdige samenstelling van het college
van wethouders zal ongetwijfeld de partijstrijd doen
aanwakkeren en uitsluiting ontneemt de minderheid
de gelegenheid haar politieke idealen aan de praktijk
van het gemeentebestuur te toetsen. Een college van
Burgemeester en Wethouders, waarin de verschillende
politieke schakeeringen tot uiting komen, zal ook bij
de politieke minderheid in den Raad en onder de be
volking vertrouwen vinden. Een loyale houding der
meerderheid wekt vertrouwen. En waar de bestuurs
taak van Burgemeester en Wethouders dit college in
voortdurend nauw contact brengt met de bevolking,
heeft het voor een goede ambtsvervulling het ver
trouwen niet slechts van een deel, doch van de gansche
burgerij noodig.
De opmerking van den heer Visser als zou er wel
overleg zijn gepleegd door de Roomsch-Katholieken en
Anti-Revolutionnairen moeten wij afwijzen op grond,
dat dit ons direct onmogelijk is gemaakt. De Roomsch-
Katholieken wenschten in de eerste plaats samen
werking met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
op een basis van de Sociaal-Democratische Arbeiders
partij twee en de Roomsch-Katholieken één zetel. Dat
was de grondslag, waarop mogelijk overleg zou kunnen
worden gepleegd
De heer Visser: Niet waar
De heer Feitsma: En aangezien dit door ons
direct absoluut is geweigerd, zijn mogelijke onder
handelingen niet gevoerd
De heer Visser: Dat is niet waar
De heer Feitsma: De Anti-Revolutionnairen waren
niet ongenegen geweest de verantwoordelijkheid, voort
vloeiende uit de verkiezing, op zich te nemen, wanneer
zij hiervoor op den geordenden weg waren geplaatst
geworden. Zij hebben echter geweigerd de mogelijk
open plaats, die er overbleef, nadat de Sociaal-Demo
cratische Arbeiderspartij en Roomsch-Katholieken hun
vertegenwoordiger hadden verkregen, in te nemen. De
houding van de Roomsch-Katholieken spijt ons, wij
gelooven, dat zij samenwerking met ons wenschten
alleen bleek de liefde voor de Sociaal-Democratische
Arbeiderspartij grooter dan tot de Rechts-Protestantsche
fractie.
Wij kunnen ons begrijpen, dat Burgemeester en Wet
houders zich verheugen, dat zij zonder verhooging van
belasting de gemeentebegrooting hebben kunnen slui
tend maken. Gezien echter de huidige tijdsomstandig
heden kunnen wij de gedachte niet onderdrukken
is er bij de raming der belastinginkomsten wel genoeg
rekening gehouden met den snellen achteruitgang van
het economische leven
Betrekkelijk kleine teleurstellingen moesten reeds
worden geboekt, zooals reductie der pachtsommen en
het inhouden van de subsidie van het St. Anthony
Gasthuis en wij meenen, dat het zeer waarschijnlijk,
ja zoo goed als zeker is, dat meerdere zullen volgen.
Tevens heeft de groote winst uit het Electrisch Bedrijf
de cijfers gunstig beïnvloed, waartegen wij onze be
zwaren nader zullen ontwikkelen. En hoewel wij niet
in de toekomst kunnen zien, zijn de voorteekenen wel
van dien aard, dat zij wijzen op een zeer moeilijken
tijd, dien wij tegengaan.
Nu wordt er gezegd, dat de financieele toestand van
Leeuwarden, ondanks de minder goede tijdsomstandig
heden, nog gunstig is. maar direct daarna erkend, dat
een zeer voorzichtige financieele politiek gebiedende
eisch is. Hierin meenen wij aanleiding te vinden om
bij de in uitzicht gestelde groote werken nauwkeurig
te overwegen, of zij noodzakelijk zijn en of wij de risico
mogen nemen deze uitgaven op den Kapitaaldienst te
brengen. Hierbij zal ook rekening moeten worden ge
houden in hoeverre zij tot werkverruiming aanleiding
geven.
Het is onze overtuiging, dat de tijdsomstandigheden
ons zullen dwingen tot versobering van de gemeente
huishouding en hiermede zal men reeds thans rekening
moeten houden.
De op den Kapitaaldienst gebrachte of te brengen
bedragen zullen in de toekomst vaste en gedurende
vele jaren blijvende posten zijn van rente en af
lossing. Staan hiertegenover geen vaste inkomsten, dan
zullen zij bij een dalende conjunctuur onevenredig de
begrootingen in de toekomst drukken.
Er wordt gezegd: „het nageslacht zal ook iets moeten
bijdragen doch het tegenwoordige geslacht zal ieder
jaar de posten Rente en Aflossing op de begrooting
vinden. Ook zal kunnen worden nagegaan of het ver-
leenen van subsidies oordeelkundig plaats heeft en of
hierop ook zal kunnen worden bezuinigd. Door ons
zullen voorstellen dienaangaande worden gedaan en
wij hopen hiervoor een meerderheid in den Raad te
verkrijgen.
Het antwoord op de vragen in het Sectieverslag ge
steld, om een onderzoek in te stellen naar de door de
crisis in het bijzonder getroffen personen en gezinnen,
bevreemdt ons. Wij meenen, dat Burgemeester en
Wethouders in dit opzicht diligent zijn en geregeld in
samenwerking met de daarvoor in aanmerking komende
organen trachten de armoede te bestrijden.
Een woord van lof mag in dezen den heer Audier
niet worden onthouden, die blijk gaf van een zeer con-
scentieuse opvatting van zijn moeilijke taak, die door
hem op voorbeeldige wijze wordt verricht. Het kan
toch van de Anti-Revolutionnairen niet worden gezegd,
dat zij geen open oog en milde hand hebben om in den
werkelijken nood te voorzien. Echter zullen wij ons
verzetten, wanneer men in afwijking van het thans
plaats hebbend onderzoek niet, of niet zooals gebrui
kelijk, zou onderscheiden tusschen voorgewenden en
werkelijken nood. Wij stellen er prijs op, dat er goed
wordt gesteund, doch ook dat de gelden daar worden
verstrekt, waar zij inderdaad noodig zijn. Het is onze
overtuiging, dat wij den heer Audier in deze ons vol
komen vertrouwen kunnen schenken.
Een in uitzicht gestelde benoeming van een School-
tandarts zal op onzen steun niet kunnen rekenen. Hier
door zal de zorg der ouders voor hun kinderen worden
overgebracht op de Overheid en een wig gedreven in
het gezin. Gaat het bij den schoolarts om benadeeling
der gezondheid van de kinderen door schoolbezoek te
voorkomen, hier gaat de Overheid zich belasten met
rechtstreeksche hygiënische en medische verzorging
van de schooljeugd. Dit is voor ons het groote prin
cipieele bezwaar, terwijl men tevens wel in het oog