210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
dient te houden, dat de kosten van onderwijs, welke
inderdaad zeer hoog zijn, een verdere stijging zullen
ondergaan.
Hoewel het antwoord van Burgemeester en Wet
houders op de vraag, dat althans voor het Bewaar-
schoolonderwijs geen gehuwde onderwijzeressen meer
op de voordracht zullen worden geplaatst, niet erg
bemoedigend is, neem ik de vrijheid een voorstel in
te dienen, voortaan de vrouwelijke ambtenaren, wan
neer zij in het huwelijk treden als regel te ontslaan.
Evenmin als het der Overheid bij het regelen der
bezoldiging onverschillig mag zijn of een ambtenaar al
of niet een gezin heeft te onderhouden, mag zij het oog
sluiten voor het nadeel, dat het gezin heeft, wanneer
de vrouw een vaste positie buitenshuis vervult. De
dubbele taak van zorg voor het gezin en het vervullen
van een ambtelijke positie is voor de vrouwelijke ambte
naren veel te zwaar en daarom althans als regel on-
vereenigbaar. De gezinstaak, met name de opvoeding
van de kinderen, moet dan ook door de gehuwde
ambtenares goeddeels aan anderen worden overgelaten.
En ook het dienstbelang lijdt schade. De gehuwde
ambtenares staat niet altijd ter beschikking van den
dienst; bij intredende zwangerschap kan zij haar functie
niet naar behooren vervullen. En zijn er nog zeer jeug
dige kinderen dan moet de dienst, zelfs wanneer de
ambtenares haar zorg voor deze kinderen tot het strikt
noodzakelijke beperkt, bij de belangen van het gezin
achterstaan. Daarom verdient het aanbeveling, dat, als
regel, aan de gehuwde ambtenares ontslag wordt ver
leend. In sommige gevallen, b.v. wanneer de echt
genoot tengevolge van lichaamsgebreken niet in staat
is in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, kan
men een uitzondering maken. Doch als regel zal de
gemeenteijlke Overheid, eensdeels uit overwegingen
van dienstbelang, doch niet minder ook ter bescherming
van huwelijk en gezin, de gehuwde ambtenares uit
haren dienst moeten weren. Dan nog zal hierdoor wor
den voorkomen het stelsel van dubbele inkomens, ter
wijl aan de jonge menschen meerdere gelegenheid wordt
geboden zich een werkkring te veroveren. Ook dit
laatste argument mag men niet verwaarloozen.
Toen b.v. onlangs door Burgemeester en Wethou
ders een bewaarschoolonderwijzeres, die in het huwelijk
trad, werd gehandhaafd, bleek bij een latere vacature,
dat zich ruim 70 sollicitanten voor die betrekking had
den aangemeld. Hoeveel jonge meisjes, die met veel
moeite en opoffering van de zijde harer ouders de op
leiding voor onderwijzeres met goed gevolg hebben be
ëindigd, worden hierdoor gedupeerd en in de rij der
werkloozen gevoegd Het is daarom, dat ik de vrijheid
neem een motie in te dienen, dat een ambtenares, die
in het huwelijk treedt, door Burgemeester en Wethou
ders wordt ontslagen.
Mijnheer de Voorzitter. Vergun mij nog even de
aandacht te mogen vestigen op de benoeming in de ver
schillende commissies.
Dat door den heer Westerhuis in de vorige verga
dering werd aangedrongen bij de benoeming van een
curator van het Gymnasium ook eens iemand van een
andere geestesrichting in aanmerking te doen komen,
was voor ons een bewijs, dat men ook daar den achter
stand gevoelt, die hier aanwezig is. Dat geeft mij den
moed nogmaals bij Burgemeester en Wethouders aan te
dringen ook met de wenschen van onze partij rekening
te houden. Nu weet ik, dat, al zullen Burgemeester en
Wethouders dit in principe bevorderen, er nog moeilijk
heden blijven. Men schijnt dan in deze commissies niet
in de eerste plaats te denken aan de geschiktheid van
den persoon voor een bepaalde functie, getuige een
Beurscommissie zonder een kaashandelaar, zooals hier
langen tijd heeft bestaan.
Een soortgelijk geval deed zich kort geleden voor bij
de benoeming van een lid van de Stads-Armenkamer.
Door ons was gewenscht iemand, die met de armen
verzorging bekend was, doch welke personen werden
hiervoor aangezocht No. één een medicus met een
drukke praktijk. Toen deze zich tot mij wendde, of hij
de benoeming zou aanvaarden, heb ik gezegd,,doe
dat niet, gij hebt er geen tijd voor en U ook nooit met
soortgelijk werk bemoeid waarop hij voor de eer heeft
bedankt. Toen is de keuze gevallen op een jurist, die,
hoewel overigens een uitnemend man, hier nog niet zoo
lang woonachtig is en zich met de werkzaamheden,
waarvoor hij nu in aanmerking kwam, zelden of nooit
heeft kunnen bemoeien. Zoodat men nu wel een persoon
van een andere geestesrichting had, doch niet den door
ons gewenschten man voor deze Commissie. Is het ook
mogelijk dat bij een dergelijke benoeming de Raads
fractie wordt geraadpleegd, die beter in eigen kring
de geschikte personen kan aanwijzen dan de heeren,
die tegenwoordig in de Commissie zitting hebben en
waarin slechts bij uitzondering één der onzen een plaats
krijgt
Het deed mij genoegen, dat Burgemeester en Wet
houders zich den noodtoestand van de pluimveemarkt
aan het Oldehoofsterkerkhof zullen aantrekken. Aan
beveling zal wel overbodig zijn en ik hoop van harte,
dat Burgemeester en Wethouders in staat zullen zijn
een definitieve oplossing in zake de verplaatsing van
de pluimveemarkt aan de hand te kunnen doen.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter! 't Zij me
vergund om bij de algemeene beschouwingen slechts op
een paar punten de aandacht te vestigen. Dat ook deze
begrooting staat in het teeken van de ontzettend cri-
tieke toestanden waarin we thans leven, is al reeds door
meerderen vóór mij betoogd.
Wat het ontstaan der crisis of de schuld daarvan
betreft, kon men de vorige week in de Tweede Kamer
het verschijnsel zien, dat de een betoogde dat de arbei
ders geen schuld aan de crisis hebben, en de ander dat
de werkgevers en boeren geen schuld hebben. Ook in
dezen Raad konden we voor enkele weken nog beluis
teren, dat, waar men tot nu toe nooit iets had in te
brengen gehad, men ook aan de toestanden van thans
geen schuld had. Ik twist niet over die schuldvraag,
mijnheer de Voorzitter, ik zie de rampspoed dezer tijden
I als een aanklacht jegens het gansche menschelijke ge
slacht. We schijnen allen in meerdere of mindere mate
gevangen te zitten in een greep van verdwazing, waar
schier geen onkomen aan is. Wie zal ze tellen, de tal
loos velen, die zuchten onder zwaren stoffelijken druk,
onder achteruitgang in zaken, wier dagen smarten zijn
en wier hart zelfs des nachts niet tot rust komt. Heel die
verwording van het leven beschuldigt ons allen, klaagt
ons allen aan, en in plaats van over de Schepping en
den loop der dingen te klagen, past het ons om ons te
verootmoedigen voor het aangezicht van den Aller
hoogste.
Wil dat nu zeggen dat we daarom maar bij de pak
ken neer moeten zitten GeenszinsDan zouden we
onzen Christenplicht verzuimen, want tegen alle onge
rechtigheid en alle verstoring en wanorde hebben we
iti den Naam des Heeren den strijd te voeren.
Een der verschijnselen, die ons met bange zorg ver
vullen, is wel dat der werkloosheid; dit is een van de
moeilijkste problemen. Uit propagandistisch oogpunt
wordt dit vraagstuk helaas maar al te veel aangegre
pen. Zoo wordt juist dit vraagstuk gebruikt om de
Landsregeering aan zeer veel schuldig te stellen; zoo
lang deze niet op afdoende wijze helpt, stelt men haar
en haar alleen schuldig. Alsof ook vooral thans voor de
Regeering niet geldt de gulden regel van Dr. Wibaut,
dat men een gulden slechts eenmaal kan uitgeven.
In een van de vorige vergaderingen van ons college,
n.l. 3 November j.l„ werd van Sociaal-Democratische
zijde enkel en alleen de Landsregeering schuldig gesteld
aan eventueele fouten welke hier ter stede zouden
kleven aan de werkloozenzorg of de steunverleening.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
211
Het Gemeentebestuur ging vrij uit. Wat te verwachten
is van een college, waarin 2 Sociaal-Democratische wet
houders. Doch 10 November d.a.v. hield de moderne
Bestuurdersbond in de stad hier echter een vergadering,
waar door den voorzitter van dien Bond en den heer
Van de Walle, 2e voorzitter van het N. V. V., ook
het Gemeentebestuur schuldig werd gesteld. Ik meng
me niet in dien partijgenootentwist, doch wensch deze
alleen maar even te signaleeren. Ik zie het liever zoo,
dat we allen, zooals we hier thans aanwezig zijn, in
dit opzicht al een zeer ernstige taak hebben.
Dat echter ook weer blijkens die vergadering de
armoede en ellende van velen wordt gebruikt voor
propagandamateriaal, smart me meer dan ik kan zeg
gen. De heer Van de Walle zou daar gezegd hebben,
dat de Regeering en meerdere Kamerleden de jonge
vrouwen overleveren aan het spel van misdaad en
prostitutie
De heer Muller; Dat is toch ook zoo
De heer Wiersma: In groote verontwaardiging moet
spreker uitgeroepen hebben ,,De Christelijke regeer
ders die zooiets dulden, zelfs goedkeuren, verdienen dat
wij ze naar den duivel jagen.' Op dien uitroep volgde
daverend applaus. Mijnheer de Voorzitter, ik wensch
een dergelijke mentaliteit niet nader aan te duiden
alleen mijn oprecht medelijden gaat uit naar hen die
zich door een dergelijke al op zeer laag peil staande
woordkeus laten begeesteren.
Wij stellen er prijs op te verklaren, dat we op be
hoorlijke wijze wenschen te steunen daar waar werke
lijk steun noodig is en waar men werkloos is als gevolg
van de crisis; die gezinnen welke zich ook steun waar
dig maken. Voor arbeiders echter, die deze week 10.
steun ontvangen, de volgende week 20.verdienen
en van deze 20.5.of 10.op niet nader te
noemen wijze verbrassen, wenschen wij het pleit niet
te voeren. Daar is geen plaats voor toekenning van
crisissteun, doch moet helaas een andere maat
staf aangelegd worden.
En dat niet omdat wij ten opzichte van steunverlee
ning het is door mijn fractieleider al gezegd en
datgene wat we wenschen den toets der critiek met
anderen niet kunnen doorstaan. Integendeel, ik heb de
eer te behooren tot een Kerkgenootschap, dat aan elk
college 't zij Overheids- of particulier in dat op
zicht ten voorbeeld gesteld kan worden.
Met betrekking tot de werkverruiming en werkver
schaffing, verheugt het ons, dat door Burgemeester en
Wethouders de uitvoering van werken wordt aange
kondigd. Toch stellen wij er grooten prijs op om van
nu af steeds nauwkeurig ingelicht te worden, hoeveel
ingezetenen werkzaam zijn gesteld bij de uitvoering van
bepaalde werken.
In 't algemeen kan men wel beweren dat zulks zoo
veel mogelijk geschiedt doch de feiten en cijfers zullen
in den vervolge zulks moeten bewijzen.
Onze fractie wenscht geen stopzetting van werken.
Wel echter meent men ook hier dat wel zeer ernstig
rekening moet worden gehouden met den financieelen
en onzekeren toestand van thans; daarom zouden wij het
wat de uitvoering van groote werken betreft van nu
af zoo willen stellen, dat allereerst aandacht moet
worden geschonken aan die voorzieningen, die noodig
zijn voor scheepvaart, handel en industrie, vervolgens
aan die voor de volkshuisvesting, daarna aan die voor
de verbetering van het verkeer en de verfraaiing van
de stad.
Met betrekking tot het Georganiseerd Overleg wordt
door Burgemeester en Wethouders in de Memorie van
Antwoord opgemerkt, dat de in de aanbiedingsnota
bedoelde zaak alleen betreft een overplaatsing van
personeel, en aangezien er dus in de arbeidsvoor
waarden geenerlei verandering komt, dit buiten de
bevoegdheid van het Georganiseerd Overleg valt.
't Verwondert me wel ietwat dat een college waarin
2 Sociaal-Democraten zitting hebben, blijkbaar zoo
schroomvallig wenscht vast te houden aan deze op
vatting. Formeel en krachtens de thans bestaande ver
ordening voor het Georganiseerd Overleg moge zulks
juist zijn, doch ook bij een reorganisatie van diensten
mag m. i. het personeel zij het dan al in advisee-
renden zin een woordje meespreken. Naar mijn
meening moet niet halsstarrig worden vastgehouden
aan de eigenschap, dat het Georganiseerd Overleg
alleen maar heeft te adviseeren over de arbeidsvoor
waarden. Wordt hier in onze gemeente streng de hand
aan gehouden, dan wordt dezerzijds een wijziging van
de verordening op het Georganiseerd Overleg ge
wenscht geacht.
Wat ik hier bedoel, kan m. i. ook ten voordeele van
de gemeente strekken, 't Is n.l. zeer goed mogelijk, dat
een arbeider in het bedrijf, krachtens zijn werk, prac-
tische adviezen kan geven ten opzichte van de techniek
van het bedrijf, die de Directeur niet altijd kan weten.
Ook bij de inrichting en uitvoering van de bedrijfstaak
heeft het personeel wel degelijk belang.
Eenige medezeggingschap ten aanzien van de om
standigheden waaronder en de wijze waarop de ambte
naren en werklieden hun arbeid verrichten, mede ten
opzichte van het beheer en de leiding van de bedrijven
en diensten, toe te kennen aan het personeel, acht ik
zeer gewenscht, b.v. door Commissies van Advies in
te stellen. Met nadruk wijs ik er op, dat ook hierbij het
adviseerend karakter moet worden bewaard.
Ik zou wel prijs stellen op de meening van Burge
meester en Wethouders in dezen, m. a. w. of in de
naaste toekomst plannen van Burgemeester en Wet
houders zijn te verwachten die in deze richting gaan.
Wat betreft de verhouding tusschen het Rijk en de
Gemeenten, wensch ik hier thans niet op in te gaan,
omdat in een uitvoerig debat in de vorige Raadsver
gadering deze zaak reeds is besproken. Alleen wil ik
er nog op wijzen dat we niet een financieele gemeente
politiek moeten voeren, die gericht zou zijn op hulp
van het Rijk, want als de toestand zich niet spoedig
wijzigt, mag voor de Rijksfinanciën een zorgelijke toe
komst worden verwacht.
Naar aanleiding van den aandrang in de sectiën tot
de invoering van Georganiseerd Overleg bij de Politie,
is dus blijkens de Memorie van Antwoord van Burge
meester en Wethouders een regeling te verwachten,
waarin opgenomen wordt het ,,hooren" van de politie
organisaties. Bij deze zaak schijnt het college zich wel
ietwat angstvallig vast te grijpen aan vormen die min
of meer verouderd zijn. Waar er echter over deze zaak
dus voorstellen zijn te verwachten, zal ik me er thans
niet nader over uitlaten, aangezien de Raad ten opzichte
van een omschrijving van dat „hooren" toch eerst moet
worden gehoord. We bezien deze zaak dan wel nader,
hoewel eenige invloed van de zijde der politie-organi-
saties voor mij absoluut geen wereldschokkende ge
beurtenis beteekent.
Bekend is dat op de hoofdsom der Gemeentefonds
belasting in onze gemeente 60 opcenten worden ge
heven; deze opcentenregeling is niet progressief. Wat
dus wil zeggen, dat de hoogst- en de laagst aan
geslagene een gelijk aantal opcenten betalen. In het
Gemeenteprogram der Anti-Revolutionnaire Kiesver-
eeniging ter Stede komt een paragraaf voor die zegt:
De belastingheffing zij gebaseerd op belasting naar
draagkracht. Naar mijn meening kan zulks niet gezegd
worden van een opcentenregeling zonder progressie.
Onze opcentenregeling laat nog een verhooging toe
van 20; dus van 60 tot 80; deze 80 is het toelaatbare
maximum, behoudens uitzonderingen waarbij tot 100
mag worden gegaan, doch dan zonder progressie, en
dan moet ook eerst de 80 nog bereikt zijn zonder toe
passing van progresise. De hoogere aanslagen kunnen