222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. ling van een college van Burgemeester en Wethou ders, waarin naast de Roomsch-Katholieken ook een Anti-Revolutionnair werd opgenomen, meenen wij bij de bestaande verhoudingen in het belang der ge meente te handelen door op Uw voorstel in te gaan. De Roomsch-Katholieke Raadsfractie is dus bereid mede te werken tot de samenstelling van een college van Burgemeester en Wethouders op de wijze als het bestaande. Hoogachtend, (w.g.) M. Visser, secretaris R.-K. Raadsfractie. Dus de Roomsch-Katholieken waren toen genegen mede te werken tot de samenstelling van het college en achtten die samenstelling, gezien de verhoudingen, in het belang der gemeente. Nu iets over de uitspraak van de kiezers. Ik meen, dat uit den uitslag van de verkiezingen blijkt, dat een steeds grooter aantal kiezers wenscht een democratisch college. Nu is hier wel gezegd dat de S. D. A. P. iets is teruggeloopen, maar daarvoor zijn wel eenige rede nen aan te wijzen. In de eerste plaats het uitkomen met een eigen lijst van de Christelijk-Democratische Unie De heer Terpstra: Ach kom De heer Botke: Ja, ach kom; ik wil daar aanstonds nog wel iets van zeggen, mijnheer Terpstra, maar het is altijd zoo, dat sommige menschen in troebele tijden een klein beetje de kluts kwijtraken; niet voldoenden kijk meer hebben op verhoudingen en zoo zijn er ook op de Communisten en op de Revolutionnair-Socialis- tische Partij stemmen uitgebracht, die bij ons hoorden. Op 1 September hebben wij gezien hoe de heeren dachten dat het college van Burgemeester en Wethou ders moest worden samengesteld. Maar de verkiezingen hebben uitgewezen, dat de verhouding anders moest zijn. Het aantal uitgebrachte stemmen was als volgt op de Roomsch-Katholieken 2402, op de Anti-Revolu- tionnairen 2898, op den Vrijheidsbond 2849 en op de Sociaal-Democraten 7927. En als ik nu optel de stem men uitgebracht op de Roomsch-Katholieken, de Anti- Revolutionnairen en op den Vrijheidsbond, dan blijkt, dat die met elkaar hebben gekregen8149 stemmen. Dat zijn dan de drie fracties, waaruit, volgens de heeren, van iedere fractie één wethouder had moeten worden gekozen, met als vierde een Sociaal-Democraat; deze drie fracties, met te zamen 8149 stemmen, zouden dus drie wethouders hebben moeten aanwijzen, terwijl de S. D. A. P., die alléén 7927 stemmen, dus slechts een 200-tal minder had dan de andere drie te zamen, maar één wethouder zou mogen aanwijzen. Dan zou de ver houding dus zoo zijn, dat wij met bijna evenveel stem men alleen slechts één wethouder zouden krijgen tegen de andere drie fracties drie. Vinden de heeren dat juist? Dan is ons het verwijt gemaakt, dat wij geen confe rentie met de verschillende fracties hebben aange vraagd. Maar men voelt toch wel, als de heeren zoo dachten over de samenstelling van het college, dat er dan op een dergelijke conferentie toch absoluut niets was bereikt. Ik heb zoopas gezegd, dat wij wenschten een demo cratisch college en dat wij meenden, dat de uitspraak van de kiezers in democratische richting is geweest. De uitgebrachte democratische stemmen waren in 1927 en in 1931 Sociaal-Democraten 8073 7927 Vrijzinnig-Democraten 1953 2378 Christelijk-Democratische Unie 547 of in totaal in 1927 uitgebracht 10026 10852 10026 De uitgebrachte stemmen op de drie protesteerende fracties waren in 1927 en in 1931 Vrijheidsbond 3004 2849 Anti-Revolutionnairen 2734 2898 Christelijk-Historischen 1866 1967 of in totaal 7604 in 1927 uitgebracht 7714 7604 dus in 1931 een vermeerdering van stemmen in democratische richting. 826 dus in 1931 meer 110 stemmen. Daar blijkt uit dat de kiezers zich in de richting van de democratie hebben uitgesproken. En als men nu aanneemt dat de partijen, wier menschen in het college zitten, meestal den wind van voren krijgen, omdat een college het nooit alle kiezers naar den zin kan ma ken, dan kan men zeggen, dat het college van Burge meester en Wethouders in zijn tegenwoordige samen stelling op de kiezers een uitstekenden indruk heeft ge maakt, vooral, als men bedenkt hoe de Vrijheidsbond de laatste 4 jaren met vuur en soms met roffelvuur tegen het college heeft gevochten en het college heeft aangevallen. En wat is daarvan het resultaat geweest? Dat het aantal stemmen, op den Vrijheidsbond uitge bracht, belangrijk is teruggeloopen, n.l. met 5 terwijl daarvoor geen buitengewone redenen zijn aan te wijzen. Ik heb gezegd, dat er voor den teruggang van de stem men op de S. D. A. P. wél bijzondere redenen zijn aan te wijzen; misschien dat het feit, dat de S. D. A. P. een nieuwe lijstaanvoerder heeft gekregen, daar ook wel eenige schuld aan heeft, want de vroegere lijstaan voerder was zeer populair. Maar de Vrijheidsbond is met 155 stemmen teruggeloopen en daaruit is wel ge bleken, dat de kiezers niet gediend zijn van de Vrij- heidsbondsche theorieën. Nu de Roomsch-Katholieken, die meenden, dat het billijk zou zijn, dat er twee wethouders van rechts in het college kwamen en die op een samenspreking met Rechts zooveel prijs hebben gesteld. Wij hebben gezien, wat er is voorgevallen en wij hebben kennis genomen van het schrijven van den heer Visser aan den heer Feitsma en van de Anti-Revolutionnairen aan de Roomsch-Katholieken. Het schijnt, dat men van Anti- Revolutionnaire zijde er geen groot belang in heeft ge zien, om ook in het college plaats te nemen, waaruit ik meen te mogen concludeeren, dat de Anti-Revolution nairen met dit college ook nog wel tevreden waren. Ik wil nu even nagaan, naar aanleiding van wat de Katholieken hebben gezegd, dat er twee linksche en twee rechtsche wethouders moesten komen, hoe de stemmenverhoudingen waren tusschen Links en Rechts Op Links zijn uitgebracht aantal stemmen S. D. A. P. 7927 Revolutionnair-Socialisten 232 Communisten 312 Vrijheidsbond 2849 Vrijzinnig-Democraten 2378 of in totaal Op Rechts zijn uitgebracht Anti-Revolutionnairen Roomsch-Katholieken Christelijk-Historischen 13698 aantal stemmen 2898 2402 1967 of in totaal 7267 En nu zal ik, om royaal te wezen, de stemmen op de Christelijk-Democratische Unie uitgebracht nog bij die van Rechts tellen, dan zijn daarop in totaal uitgebracht 7267 plus 547 of 7814 stemmen. Het totaal aantal uitgebrachte stemmen was 21512, Deelt men dat getal door 4, dan blijkt, dat per wet houder noodig zijn 5378 stemmen. Links had 13698 stemmen, dan is tweemaal het aantal, dat voor één wet houder noodig is plus een rest van 2942 stemmen. Rechts had 7814 stemmen en dan zijn die op de Chr. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 223 Dem. Unie uitgebracht daarbij inbegrepen of één maal het aantal, dat voor een wethouder noodig is plus een rest van 2436 stemmen. Op zoo n manier kan men dus ook de evenredige vertegenwoordiging toepassen bij de verkiezing van wethouders in den Raad De heer Peletier: Een mooie rekening De heer Botke: Ja, U rekent ook, mijnheer Peletier, ik maak ook mijn berekening. Links had alzoo een rest van 506 stemmen meer dan Rechts en op dien grond mag worden verdedigd, dat Rechts geen recht had op twee zetels in het college, maar slechts op één en dat Links recht had op drie. Nu ben ik zoo royaal geweest, de stemmen, die op de Christelijk-Democratische Unie zijn uitgebracht, nog te tellen bij de stemmen, die op Rechts zijn uitgebracht, maar ik meen dat feitelijk de menschen, die deze stem men hebben uitgebracht, wat hunne maatschappelijke inzichten betreft, bij ons hooren. Als wij een citaat nemen uit hun verkiezingsblaadje, dan moeten wij zeggen: wat zij wenschen, wenschen wij ook; alleen op geloofsgebied denken wij wat anders, maar op maat schappelijk gebied denken wij over vele dingen gelijk. Ik lees in dat verkiezingsblaadje van de Christelijk- Democratische Unie „Menigmaal wordt ons, Christen-Democraten, de vraag gesteld, waarom we ons afzonderlijk organi- seeren en niet ons aansluiten bij de bestaande Chris telijke partijen. Het lijkt ons goed, deze vraag in dit blaadje te beantwoorden. We beginnen dan te wijzen op hetgeen we in voorgaande artikeltjes hebben ge zegd. Wij spraken daarin uit, dat de C. D. U. van de Overheid vraagtAfschaffing van het oorlogs- leger, afdoende werkloosheidsbestrijding, premievrij Staatspensioen en invoering van Plaatselijke keuze; terwijl U voorts duidelijk zal zijn geworden, dat wij aan de groote tegenstellingen, weelde en armoede, overdaad en behoefte, overvloed en gebrek, een einde willen gemaakt zien en daarom willen werken voor een billijker verdeeling van alles, wat God in zoo ruime mate aan ons volk geeft." Als men dat leest, mijnheer de Voorzitter, dan moet ik zeggen, dat deze menschen op dit gebied heelemaal komen in ons vaarwater; dat zij in dit opzicht homo geen denken met ons. Op grond daarvan zouden wij de stemmen, op deze partij uitgebracht, dus best kunnen indeelen bij ons en dan wordt het aantal linksche stem men daardoor nog met zooveel vermeerderd. Op verschillende dingen, die de heer Terpstra heeft aangehaald, behoef ik niet te antwoorden. Wat hij in ons heeft afgekeurd hij moet dat zelf ook weten heeft zijn partij zelf ook gedaan en als hij meent, dat die dingen werkelijk verkeerd zijn, dan moet hij maar naar zijn partijgenooten gaan in Smallingerland en Lemmer, enz. Te Lemmer ik wil even opmerken, dat velen daar de menschen van de Chr. Dem. Unie beschouwen als te behooren bij links werd een linksche wethouder geweerd en in Smallingerland, waar na de verkiezingen de rechtschen in den Raad met één stem in de meer derheid zijn gekomen, werden alleen wethouders van rechts gekozen. De theorie van den heer Terpstra werd daar dus door zijn partijgenooten niet aanvaard De heer Peletier: Daar hebben ze een vrijzinnigen Burgemeester. De heer Botke: Die opmerking is misplaatst, want er is hier altijd gezegd, dat de Burgemeester niet een partij vertegenwoordigt. De heer Peletier: Ik had het over Drachten. De heer Botke: En ik heb het over hier. Waar nu de Katholieken het hebben gezien als een gemeentebelang, dat zij, gezien de verhoudingen, moesten meegaan in de samenstelling van een college, zooals dat de laatste 4-jarige periode is geweest, zien wij het ook als een gemeentebelang, dat het college democratisch blijft, zooals het was in de afgeloopen 4 jaar, in het belang van het algemeen en, vooral in dezen tijd, in het belang van de minder gesitueerden. Nu zal men misschien vragen, of dat is al gezegd is er ook een program Neen, er is géén program, maar wij weten toch wel, wat wij aan elkaar hebben. Aan de vruchten kent men den boom en als men 4 jaren heeft samengewerkt en men ziet het resultaat hier in Leeuwarden, dan weet men wel wat men van elkaar kan verwachten. Ik wil in dit verband even wijzen op wat de Vrij zinnig-Democraten bij de verkiezing hebben bekend gemaakt; zij hebben de kiezers een zeker program voor gelegd, dat is de advertentie, waarover ook de heer Oosterhoff heeft gesproken. Ik moet even zeggen, dat ik die advertentie óók niet zoo erg mooi vind: ik ben van meening dat men daarin wat te boud heeft ge sproken. Als kiezers, die niet ter zake kundig zijn, een dergelijke advertentie lezen, krijgen zij toch een ver keerden indruk van de verhoudingen en den gang van zaken. Er staat boven: „Het financieel beheer van de ge meente Leeuwarden onder de Vrijzinnig-Democraten". Nu zou ik willen vragen: wanneer de Vrijzinnig-Demo- caten hadden gezeten in een reactionnair college, zouden dan eveneens de goede dingen, in de advertentie vermeld, tot stand zijn gekomen? Immers neen. En ook als het de gemeente Leeuwarden niet zoo goed naar den vleeze was gegaan, als de inkomens van de burgers van Leeuwarden de laatste 4 jaren niet steeds boven verwachting hoog waren geweest, had men natuurlijk de heffingspercentages niet zooveel kunnen verlagen. Ik meen goed te doen, dat er hier even van te zeggen. Ik wil dus nog eens herhalen, dat ik het met die advertentie ook niet eens ben. Deze had wel wat anders kunnen luiden; ik laat die advertentie voor rekening van de Vrijzinnig-Democraten, maar ik zeg nog eens, dat die toch wel een onjuiste indruk naar buiten heeft gevestigd. Dat neemt echter niet weg, dat wij erkennen, dat de heer Ritmeester heeft getoond ik erken dat vol mondig dat hij de portefeuille van Financiën uit stekend kan beheeren en dat wij aan hem een goeden wethouder van Financiën hebben gehad. Mijnheer de Voorzitter, dat is het, wat wij te zeggen hadden over de verkiezing van de wethouders. Ik meen voldoende te hebben aangetoond, dat de heer Terpstra, wat hij op 1 September en nu heeft gezegd, wel achterwege had kunnen laten, want wat hij ons verwijt, had hij zelf natuurlijk met liefde gedaan. Ik zou nu toch ook nog een korte beschouwing willen houden over de begrooting en den aanbiedingsbrief. In den aanvang van den aanbiedingsbrief zeggen Burgemeester en Wethouders: „Het is ons aangenaam te kunnen constateeren, dat de gemeentebegrooting voor 1932, zooals die U hierbij in ontwerp wordt aangeboden, sluitend ge maakt is kunnen worden zonder dat daartoe een ver hooging van lasten noodig bleek te zijn en zonder dat van de uitvoering van die werken, waarvan de totstandkoming voor onze gemeente van groot belang is te achten, behoefde te worden afgezien. Een en ander kan worden beschouwd als een kenteeken, dat de financiëele toestand van Leeuwarden ondanks de in het algemeen minder voorspoedige tijdsomstandig heden nog gunstig is." Ik ben het daar volkomen mee eens, het is werkelijk een feit, dat de financiën van Leeuwarden zich nog in een goeden toestand bevinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 18