192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. deplaats no. 1kadastraal bekend gemeente Leeu warden, Sectie A no. 1558; b. M. Zwerver weduwe van L. Oost, alhier, en cons., den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Breedeplaats no. 3, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 764 c. Th. W. Overmeer, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Breedeplaats no. 5, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 765 d. de Diaconie der Nederlandsch Hervormde Ge meente, alhier, den grond van de stoepen, gelegen onderscheidenlijk ter zijde van het perceel Luilekker land no. 14, voor het perceel Breedeplaats no. 11 en voor en ter zijde van het perceel Breedeplaats no. 13, kadastraal bekend alsvoren, respectievelijk Sectie A no. 774, no. 775 en no. 985 e. R. Schwaner, alhier, den grond van de stoep, voor en ter zijde van het perceel Naauw no. 18, kadas traal bekend alsvoren, Sectie B no. 3466 de N. V. Onder den Lindeboomalhier, het voor den voorgevel gelegen gedeelte van het perceel Groentemarkt no. 2, kadastraal bekend alsvoren, Sectie B no. 3467, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de koopprijs bedraagt 1 voor elke strook grond, met dien verstande echter dat de onder d ge noemde drie strooken voor de betaling als één strook worden beschouwd 2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor rekening der gemeente Leeuwarden 3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van den verkooper en wordt het door de gemeente koste loos naar een door hem aan te wijzen plaats binnen de gemeente vervoerd 4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werkzaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der gemeente 5. de in de onder bedoelde strook aanwezige kelderingang wordt door de gemeente afgedekt met een opklapbare afsluiting en overigens op de gebruikelijke en nader overeen gekomen voorwaarden II. de onder I bedoelde strooken grond te bestem men voor den publieken dienst. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 8 en 9. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van strooken grond aan de Pelikaanstraat van G. Rosier. Dit voorstel luidt als volgt Ten einde te zijner tijd uitvoering te kunnen geven aan de voorgenomen plannen tot verbetering van de Spanjaardslaan is het gewenscht een strook gronds, ter gemiddelde breedte van ongeveer 0.60 Meter, van de aanliggende Westelijke perceelen in eigendom te ver krijgen. Met den eigenaar van een tweetal dier per ceelen is het ons gelukt op de hieronder vermelde voorwaarden tot overeenstemming te geraken met be trekking tot den afstand van den voor de straatver betering benoodigden grond. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten van G. Rosier, te Leeuwarden, in eigendom over te nemen 1. een strook grond ter grootte van 9 Centiare en ter breedte van ongeveer 0.60 Meter met een afron ding op den hoek van de Pelikaanstraat, behoorende tot en uitmakende een Oostelijk gedeelte van het kadas trale perceel gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 2676, gelijk op de bijbehoorende teekening in roode kleur is aangeduid 2. een strook grond ter breedte van ongeveer 0.60 Meter en ter grootte van 2 Centiare, behoorende tot en uitmakende een Oostelijk gedeelte van het kadas trale perceel gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 2677, ten Zuiden begrensd door de Noordelijke perceel scheiding van het onder I vermelde perceel en ten Noorden door den Zuidelijken hekpaal van den inrit naar het perceel Spanjaardslaan no. 162, gelijk op de bijbehoorende teekening met enkele arceering is aan gegeven 3. een strook grond en water ter breedte van onge veer 0.60 Meter en ter grootte van ±21 Centiare, be hoorende tot en uitmakende een Oostelijk gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 2677, ten Zuiden begrensd door den onder 2 be doelden hekpaal en ten Noorden door het naastlig gende perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwaren. Sectie D no. 706, gelijk op de bijbehoorende teekening met kruisarceering is aangegeven, zulks onder de volgende voorwaarden a. de koopprijs van de onder 1, 2 en 3 vermelde strooken grond bedraagt 1.— in totaal; b. de kosten, op de overneming vallende, zijn voor rekening van de gemeente Leeuwarden C. in de kosten van de op de nieuwe eigendoms- grens langs de onder 1 en 2 gemelde terreinstrooken te plaatsen erfafscheiding verleent de gemeente Leeu warden aan G. Rosier, bovengenoemd, een bijdrage van 231.-, of zooveel maal 21.-meer of minder als de oppervlakte van de beide strooken grond in vier kante Meters genomen meer of minder is dan die waarnaar deze bijdrage is berekend d. de sloot langs een gedeelte van de onder 3 ge noemde terreinstrook wordt door en op kosten van de gemeente Leeuwarden gedempt zoodra tot de uitvoe ring van de werken tot verbetering van de Spanjaards laan wordt overgegaan e. op de nieuwe eigendomsgrens langs de onder 3 gemelde terreinstrook wordt na de demping van de onder d genoemde sloot over de lengte daarvan door en op kosten van de gemeente Leeuwarden een erfaf scheiding aangebracht, welke in vorm en afmeting ge heel in overeenstemming met de afscheiding langs de onder 1 en 2 vermelde terreinstrooken moet zijn. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van Kollem: Ik zou even over dit punt een vraag willen stellen. Ik zou graag weten of er ten op zichte van het feit, dat hier midden in een mooie wijk van de stad en op een van de mooiste punten nu is gecreëerd een particulier parkeerterrein, dat daar een geweldige ontsiering is, hier ook reden was om daar over de Schoonheidscommissie te hooren of dat dit buiten deze commissie om is gegaan. De Voorzitter: Ik kan LE daarop antwoorden, dat het natuurlijk wel mogelijk was geweest om de Schoon heidscommissie daarover te hooren, maar zelfs al had deze het nog zoo afschuwelijk leelijk gevonden, dan had zij er toch niets aan kunnen doen. De heer Van Kollem: Ook niet ten opzichte van het muurtje, dat daar is geplaatst? De Voorzitter: Dat heeft de goedkeuring van Bur gemeester en Wethouders. De heer De Vries (wethouder): Van de geheele om heining is een plan ingezonden en dat is door de Schoonheidscommissie goedgekeurd. Er is oorspronke lijk een ander plan geweest, maar dit is ten slotte goed gekeurd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 193 De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van het pand Groote Hoogstraat no. 24 met bergplaats aan de Poststraat aan A. F. Witteveen en I. Witteveen. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge Uw besluit van 3 November j.l. hebben wij de gelegenheid geopend tot inschrijving op den verkoop van het pand Groote Hoogstraat no. 24 met de daaraan grenzende bergplaats in de Poststraat (Gloppe), zulks onder de hierbij overgelegde voorwaarden. Blijkens het eenige ingekomen inschrijvingsbiljet en het mede hierbij overgelegde schrijven hebben A. F. Witteveen en I. Witteveen, onderscheidenlijk alhier wonende Nieuweburen no. 94 en Groote Hoogstraat no. 13, een bod van 10.007.op de genoemde per ceelen gedaan. Deze som overschrijdt het bedrag van 9000.in Uwe vergadering van 3 November als minimum-koop prijs voor de perceelen tezamen bepaald, niet onbe langrijk. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten het pand Groote Hoogstraat no. 24, met tuin, kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie A no. 1441, groot 293 centiare (met uitzondering van de voorge legen stoep) en de daaraan grenzende bergplaats in de Poststraat (Gloppe) Sectie A no. 1442, groot 40 cen tiare, op de vastgestelde voorwaarden te verkoopen aan A. F. Witteveen en I. Witteveen, beiden alhier, in totaal voor den prijs van 10.007. De Voorzitter: Alvorens de Raad hierover besluit, trekken Burgemeester en Wethouders thans natuurlijk hun voorstel tot verhuring van het pand Groote Hoog straat no. 24 in. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor de aanschaffing van een stoomketel en boiler ten behoeve van het Openbaar Slachthuis. Dit voorstel luidt als volgt In zijn nevensgaand rapport deelt de Directeur van het Openbaar Slachthuis ons mede, dat de in gebruik zijnde stoomketel zoodanige sporen van slijtage ver toont, dat deze voor de geregelde voorziening in de behoefte aan stoom en warm water in het slachthuis geen voldoende waarborgen meer biedt, zoodat ten spoedigste tot aanschaffing van een tweeden ketel moet worden overgegaan. Met het oog op de eischen van het bedrijf kan blij kens het rapport, waarnaar wij voor nadere bijzonder heden verwijzen, worden volstaan met een in goeden staat verkeerend gebruikt exemplaar; de kosten hiervan bedragen met inbegrip van de bijkomende werkzaam heden ongeveer 2800. Ten einde de grootere hoeveelheid stoom, die bij aanschaffing van een anderen ketel beschikbaar komt, productief te maken, verdient het voorts aanbeveling een tweeden z.g. boiler aan te koopen, waartoe te meer aanleiding bestaat, nu de thans gebruikte eveneens gebreken begint te vertoonen. Hiermede zal een bedrag van ongeveer 700.gemoeid zijn. Op grond van het vorenstaande geven wij U der halve, onder overlegging der stukken, in overweging een bedrag van 3500.beschikbaar te stellen voor de aanschaffing van een stoomketel en een boiler ten behoeve van het Openbaar Slachthuis. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Op zich zelf gezien zou ik met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders wel kunnen meegaan, indien niet, wat het Openbaar Slachthuis betreft, in het voorstel van Burgemeester en Wethouders iets voorkwam, dat mij teleurstelling heeft gebaard. Het voorstel van Burge meester en Wethouders is, om over te gaan tot aankoop van een ketel met boiler en de directeur van het Open baar Slachthuis zegt in zijn rapport, dat hij er in dit geval de voorkeur aan geeft, om een tweedehandschen ketel aan te koopen. Maar herinner ik mij goed, dan is het zoo, dat wij voor 6 of 7 jaar terug óók zijn overgegaan tot het aan schaffen van een tweedehandschen ketel. Als ik nu die jaren in aanmerking neem, n.l. dat men dien ketel slechts 6 of 7 jaren aan het Slachthuis heeft kunnen gebruiken en dat diezelfde ketel op het oogenblik zoo danige sporen van slijtage vertoont, dat daarmee de veiligheid in gevaar wordt gebracht, dan is het voor mij zeer de vraag of wij het voorstel van den directeur moeten aanvaarden, door weer over te gaan tot het aanschaffen van een tweedehandschen ketel. Ik kan op het oogenblik niet beoordeelen in welken staat zich die tweedehandschen ketel bevindt, maar de conclusie, die ik uit een en ander moet nemen, is deze, dat goedkoop ook wel eens duurkoop blijkt te zijn. Ik zou Burgemeester en Wethouders daarom in over weging willen geven, nu de directeur in zijn beschou wing blijk geeft en een prijs noemt, waaruit dit blijkt, dat aanschaffing van een nieuwen ketel niet veel duur der zou wezen een nieuwe zou 4000..moeten kosten en deze 2000..dat maakt voor mij betrek kelijk geen verschil om dit voorstel terug te nemen en alsnog een onderzoek in te stellen wat een nieuwe ketel moet kosten. Wanneer men een nieuwen ketel aanschaft, is voor minstens 25 jaar het gebruik daarvan gegarandeerd en naar aanleiding van wat er nu is ge zegd na een zesjarig gebruik van de eerste tweede handschen ketel vrees ik, dat men ten aanzien van dezen ketel over 6 jaar weer hetzelfde zal moeten zeggen. Het komt mij dan ook wenschelijk voor, dat Burgemeester en Wethouders alsnog onderzoeken wat een nieuwe ketel in dit geval zou moeten kosten. De heer Hettinga: Kunnen Burgemeester en Wet houders ook nadere inlichtingen verschaffen omtrent den toestand van dien ketel, n.l. of dat gebruikte exem plaar in goeden staat verkeert? Wanneer hier ook een mededeeling was bijgevoegd over het aantal dienstjaren van dien ketel, dan hadden wij in dat opzicht hier beter over kunnen oordeelen. De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik wil eerst even antwoorden op de opmerkingen van den heer Hofstra, die begint met te zeggen, dat hij geen bezwaar zou hebben om in deze voordracht mee te gaan, ware het niet, dat een zekere ondervinding, die op dit gebied bestaat, hem tot een tegenovergestelde meening brengt. In de eerste plaats wil ik daarop dit antwoorden, dat de heer Hofstra van een verkeerde veronderstelling uitgaat, want het motief, dat hij aanvoert, om niet tot aankoop van een tweedehandschen ketel over te gaan, is dat wij reeds eerder een dergelijken ketel in gebruik hebben gehad en daarmee slechte ervaringen hebben opgedaan. Nu zal ik op die slechte ervaringen op het oogenblik niet ingaan, maar ik wil alleen zeggen dat die ketel géén tweedehandsch ketel was, maar dat de ketel, dien wij indertijd in gebruik hebben genomen, een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 3