266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931, Voortzetting der vergadering op Dinsdag 15 December 1931. verschaffing. Daarover is niet zoo veel in den Raad gesproken en dus ik kan daaromtrent ook heel kort zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen zeggen, sedert de werkverschaffing is ondergebracht bij Burge meester en Wethouders nadat de Armenkamer het beheerde, is het steeds een zaak geweest die voort durend met de meeste zorg door Burgemeester en Wet houders is aangepakt. Zooals men weet is de gemeente aangesloten bij ,,De drie Provinciën", en is de tewerk stelling van de werkloozen geschied bij de werken, die in uitvoering zijn bij ,,De drie Provinciën". De zaak is zoo geregeld, ik meen ook tot volle tevredenheid van de werkliedenorganisaties, dat alles, wat de tewerk stelling bij de werkverschaffingen betreft, wordt be sproken met de drie centrales van de vakbeweging. Er heeft steeds een volkomen overleg plaats. Ik ben dan ook van meening, dat het overleg gunstige resul taten voor beide zijden heeft opgeleverd. De loonen in de werkverschaffing zijn over het algemeen goed; er zijn ons dit jaar geen klachten ter oore gekomen en ik geloof dus wel te kunnen zeggen, dat Burge meester en Wethouders ook te dien opzichte alles doen, wat gedaan kan worden. Wel is er iets, dat ook in den aanbiedingsbrief bij de begrooting staat en waarop ik even moet wijzen. Dat is dit, dat het ernstig noodig is Burgemeester en Wethouders zijn al een stuk opgeschoten met de plannen daarvoor ook in de gemeente om te zien naar objecten voor werkverschaffing, omdat staat te voorzien, dat straks ,,De drie Provinciën" niet meer voldoende werkgelegenheid heeft. Ik meen dat er al een circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken is, die er op wijst, dat het noodig is, dat de gemeente uitziet naar objecten voor werkverschaffing. Het is niet zoo gemakkelijk een goed object voor werk verschaffing te vinden, want het moet voldoen aan dezen eisch, dat er bijna alle soorten vakarbeiders bij kunnen tewerkgesteld worden, en niet enkel menschen uit één vak. Bovendien moet het voldoen aan de voor waarde ,dat in het werk zoo weinig mogelijk kosten van materiaal zitten en een zoo groot mogelijk percen tage aan loon. Zooals reeds in den aanbiedingsbrief van de begroo ting is gezegd is een plan in overleg met de Heide maatschappij zoo goed als klaar en dit zal binnenkort aan den Raad worden aangeboden. Dit is een belangrijk werk, dat ongeveer zal kosten 460.000.In die 460.000.zit ongeveer 300.000.aan werkloonen. Wij zijn met de Regeering druk in onderhandeling. Maar ik geloof, dat het voor de Leeuwarder werk loozen van belang is, dat zij bij werken in de gemeente zelf worden tewerkgesteld, opdat de gemeente, waar zij voor een belangrijk bedrag aan de werkverschaffing bijdraagt, daarvan iets terugkrijgt, wat voor haar van groot nut kan worden beschouwd. Mijnheer de Voorzitter, ik stap hiermede van de werkverschaffing af en kom tot een naar ik meen voor Leeuwarden zeer belangrijke kwestie, die hier ook ter sprake is gebracht en waaromtrent inlichtingen zijn gevraagd: dat is het vraagstuk van de volkshuisvesting. De heer Terpstra, alweer de heer Terpstra, heeft ge vraagd en hij zal dat ook wel in de sectie gedaan hebben, naar een overzicht van de woningmarkt. Nu versta ik onder een overzicht van de woningmarkt dit, dat een overzicht wordt gegeven van alle woningen in deze gemeente, onverschillig van welke waarde en welken huurprijs en dat precies wordt opgemaakt, hoe veel van iedere soort woningen er leeg staan en aan welke woningen op een bepaald oogenblik behoefte is in de verschillende prijzen. Burgemeester en Wethou ders zijn daarop niet ingegaan en wel omdat het maken van een dergelijk overzicht heel veel tijd vergt en moeite en geld, terwijl het op het oogenblik, zooals het vraag stuk van de volkshuisvesting zich aan ons voordoet, weinig nut zal afwerpen. Waar wij ons wel mede bezig gehouden hebben is het zoeken naar wegen, om te ge raken tot een radicale verbetering van de volkshuis vesting in Leeuwarden. Bij het onderzoek blijkt dat dit meer en meer noodig is. Aan dien kant van het vraag stuk is dan ook dit jaar de volle aandacht besteed. Ver leden jaar heb ik toegezegd, op vragen die hier gesteld zijn ik meen door den heer Muller dat Burge meester en Wethouders binnen korten tijd zouden ko men met een overzicht van dit soort woningtoestanden. Doch het bleek een onmogelijkheid, om daarmede dit jaar klaar te komen. Er bestond in Leeuwarden op dit gebied zoo goed als niets. Wij zijn er nu druk mee bezig; het onderzoek is nog niet afgeloopen. Het ge beurt op de volgende wijze. Door Bouw- en Woning toezicht worden alle slechte woningen op een kaart gebracht, daarop wordt een korte beschrijving gegeven en tevens welke gezinnen er wonen, hoe sterk het gezin is, hoeveel menschen er wonen, de toestand in het algemeen van de woningen enz. Men krijgt dan een overzicht van alle slechte woningen in deze gemeente, waaruit men dan ook straks kan opmaken een lijst van woningen, die het eerst voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen. Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezegd dat aan het vraagstuk van de volkshuisvesting dit jaar volle aan dacht is besteed. Er zijn door de deskundigen in deze gemeente verschillende vergaderingen aan dit vraag stuk gewijd. Die vergaderingen werden bijgewoond door den directeur van Gemeentewerken, den inspec teur van Bouw- en Woningtoezicht, den heer Liebert, inspecteur voor de Volksgezondheid, den heer Algra, beheerder van het Woningbedrijf en mijn persoon. De zaak is van alle kanten bezien; er zijn verschillende rapporten over uitgebracht en ten slotte is naar aan leiding van die verschillende vergaderingen door den inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht, die fun geerde als secretaris, een uitvoerig rapport overgelegd. Ik heb dat rapport hier bij mij. Het is ook al weer te lang om het voor te lezen, maar uit dit rapport blijkt, dat deze zaak nauwkeurig is nagegaan en dat ten slotte uit de gegevens, die men toen had, een conclusie is getrokken ten opzichte van de soort en het aantal wo ningen, dat hier in Leeuwarden noodig was. Mijnheer de Voorzitter, ik kan in groote trekken wel dit zeggen, dat in de allereerste plaats noodig zijn woningen met een betrekkelijk lagen huurprijs, een huurprijs die ongeveer zal moeten zijn niet boven de 3.tusschen de 2.80 en 3.waarbij komt de toeslag van Rijk en gemeente dat is de huurprijs, die de menschen ongeveer kunnen verwonen. Wij hebben eenige typen opgezet, een onderzoek ingesteld, plannen zijn in bewerking, doch het moet nog nader worden besproken. Wij hebben een woningtype kunnen ontwerpen, dat hieruit bestaateen groote woonkamer grooter dan in een normale arbeiders woning van 17 a 18 M2., een kleine keuken, een closet en drie slaapkamers, terwijl er ook woningen zijn met vier slaapkamers, voor de heel groote gezinnen en woningen voor kleine gezinnen van twee menschen, die op een lageren huurprijs komen. Die plannen zullen binnenkort in het college behandeld worden en ik ge loof wel te kunnen zeggen, dat binnen korten tijd daar omtrent voorstellen bij den Raad zullen komen. Mijnheer de Voorzitter, het is toch wel van groot belang dat is bij het onderzoek dit jaar gebleken dat even wordt vastgelegd hier in een openbare zitting, hoe het met die geschiedenis in het algemeen staat. Men heeft het dan wel eens druk over het particulier initiatief. Wanneer men de gegevens voor oogen krijgt van de huren en de toestanden van de woningen, waarin deze menschen wonen, dan is dat gewoon ver schrikkelijk. Ik heb hier een aantal kaarten, die ook al weer voor de hand weg uit de bakken zijn genomen. Ik zal ze niet allemaal opnoemen, maar toch enkele voorlezen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 267 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 15 December 1931. Ik heb hier een woning in de Weerklank. Huurprijs 3.-—. Indeeling kamer, twee bedsteden, zolder. Op merkingen omtrent constructie en algemeenen toestand: vochtige woning, nooit zon in de kamers, alles hout, zelfs de afscheiding op zolder is oud hout. Dak vrij stevig, doch open pannendak; vloeren vrij goed. Nieuweburen. Huurprijs 2.20. Dit is een woning, die bestaat uit een kamer en een klein kamertje. De huur van de groote kamer is 2.20 en van de kleine kamer 1.50. Oppervlakte woonkamer 14 M2. en dan nog een klein hok. Een veel te steile trap moet beklom men worden, om in een smal portaaltje te komen, waar op nog een kleine trap voor de achter gelegen zolder kamer met een bed staat. Alles lek en kapot. Oude bouwvallige kap, kleine zolder, waaronder wat karton gespijkerd; de muren slaan door. Alles geheel verrot en stuk. Groeneweg. Huur 3.25. Indeelingwoonkamer, twee bedsteden, gang, boven zolderkamertje, dak slecht, voorgevel vrij stevig, overige muurwerk slecht, zolder stuift zeer door, slecht onderhouden huis. Alles vochtig. Mijnheer de Voorzitter, ik zal maar enkele van deze kaarten vermelden, doch zou er meer kunnen opnoe men, doch hieruit blijkt wel, dat de gemeente te dien opzichte een taak heeft en dat men de zorg voor deze gezinnen niet aan het particulier initiatief mag over laten. Deze menschen betalen een huur, die ongeveer neerkomt op 25 tot 30 van de waarde van het huis. Dit zijn allemaal huizen, die niet duur zijn; zij brengen nog maar een 300.-— of 400.— op. Mijnheer de Voorzitter, ik stap verder van die ellen dige geschiedenis af, doch wil nog iets zeggen over de bewoning van onbewoonbaar verklaarde woningen. Er zijn op het oogenblik van de 104 onbewoonbaar ver klaarde woningen 30 a 40 nog bewoond. Het blijkt, dat er een onderlinge afspraak op het oogenblik bestaat tusschen de huiseigenaren, om de menschen, die in een onbewoonbaar verklaarde woning zitten, niet aan een andere woning te helpen. Al de menschen, die bij Bouw en: Woningtoezicht zijn geweest en bij het Woning bedrijf en die uit de onbewoonbaar verklaarde wonin gen moeten, zeggen ze sturen je weg wanneer je in een onbewoonbaar verklaarde woning zit; wij kunnen geen ander huis krijgen. Dit is bedoeld, heb ik achteraf gehoord, als een soort bedreiging tegenover Burge meester en Wethouders en den Raad om niet door te gaan met onbewoonbaar verklaring, omdat men dan vast zou komen te zitten. Ik denk dat het college noch de Raad voor een dergelijke tactiek uit den weg zal gaan. Mijnheer de Voorzitter, ik heb met opzet deze fraaie handelwijze hier gememoreerd, om te doen uitkomen, op welke manier dat soort menschen gedoemd zijn, altijd in dezelfde ellende zou ik willen zeggen om te blijven baggeren. Dan is er nog een kwestie, die ik ook in het openbaar wil behandelen en die ook hiermede in verband staat. Er is hier een truc door de eigenaren van dit soort woningen gevonden, n.l. de onbewoonbaar verklaarde woning niet meer te verhuren als woning, maar als bergplaats. Zij maken dan een huurcontract op met de wetenschap dat de menschen, die het contract met hen aangaan, in de woning zullen gaan wonen, doch zetten in het contract, dat zij de woning verhuren als bergplaats of als werkplaats. Ik heb hier een contract voor mij, waaruit blijkt, dat dit waar is. Door Bouw en Woningtoezicht is in een dergelijk geval proces verbaal opgemaakt en het verbaast mij wel, dat uit het vonnis van den Kantonrechter blijkt, dat dergelijke practijken van zulke menschen door de rechtspraak worden getolereerd. Ik heb hier het vonnis. „De ver dachte' dat is de huiseigenaar, die dit feit heeft uit gehaald „wordt vrijgesproken van het hem bij dag vaarding ten laste gelegde feit, op grond, dat niet be wezen is, dat verdachte dat feit heeft begaan, speciaal niet, dat hij de bij dagvaarding genoemde woning aan Pieter Visser ter bewoning heeft afgestaan, zijnde toch gebleken, dat hij bedoelde woning aan voornoemden Pieter Visser slechts als bergplaats of werkplaats heeft verhuurd." Het frappante is verder nog, dat de huurder Visser wel is veroordeeld, doch de huiseigenaar Kars is vrij gesproken De heer Muller: Dat is de brugwachter De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, er blijkt dus uit dit alles wel, dat te dezen op zichte Burgemeester en Wethouders volkomen diligent zijn. Wat hier noodig is om tot een verbetering van de volkshuisvesting te komen, is een planmatige opruiming van de krotwoningen en saneering van de buurten, waarin deze woningen staan. Daarnaast of liever voor op moet daarbij gaan een aanbouw van goede en goed- koope arbeiderswoningen in een gezonde, ruime en frissche omgeving. Mijnheer de Voorzitter, ik ben hiermede gekomen bijna aan het slot van mijn beschouwingen. Ik heb thans nog enkele vragen te beantwoorden. De heer Terpstra heeft gevraagd naar de omgeving van de Spanjaards laan en de Lijkvaartsbrug en het plantsoen bij de Span jaardslaan. Deze zaak staat zoo, dat hoogstwaarschijn lijk in 1933 de geheele Spanjaardslaan van de Noor- derbrug tot den Troelstraweg onder handen zal worden genomen. Ik geef toe, dat de toestand er slecht uitziet, vooral bij de reclamezuil en het plantsoen en wij zullen dan ook een goedkoopen tijdelijken maatregel treffen om dit jaar reeds het ergste daar op te ruimen. De heeren Van der Schoot en Molenaar hebben vragen gesteld omtrent het Wilhelminaplein. Men her innert zich, dat er in 1927 een voorstel van Burge meester en Wethouders in den Raad is geweest, om het Wilhelminaplein te bestraten; ik meen, dat er een be drag voor gevraagd werd van 36.000. De toestand op het Wilhelminaplein is m. i. bijna onhoudbaar. Daar parkeeren geregeld de vrachtwagens. Doch als men Vrijdags, wanneer de markt plaats heeft, den toestand ziet, vooral in den herfst, dan is het plein bijna onbe gaanbaar. Het is natuurlijk een heel bedrag en ik kan op het oogenblik niet namens Burgemeester en Wet houders toezeggen, dat er spoedig verbetering kan ko men, maar wel wil ik dit toezeggen, dat bij de werken, die in 1933 zullen worden uitgevoerd, zeker het Wil helminaplein in ernstige overweging zal worden geno men. Doch dit jaar kan het bij de vele werken, die reeds op de begrooting staan, er niet meer bij De heer Van der Schoot: Het is wel noodig. De heer De Vries (wethouder): Wij hebben destijds ons plan aan den Raad voorgelegd, doch de Raad heeft in laatste instantie te beslissen. Wij hebben toen na mens Burgemeester en Wethouders onze meening ge zegd en de Raad gaf daartegenover zijn meening. De heer Van der Schoot sprak over de plantsoenen in het Oosten der stad. Het vorige jaar heb ik dezelfde vraag moeten beantwoorden, niet van den heer Van der Schoot maar van den heer Botke. Burgemeester en Wethouders zijn er mee bekend, dat het Oosten van de stad, vooral over de spoorlijn, misdeeld is ten opzichte van plantsoenen en verfraaiing. Dat is een lastig vraagstuk, dat op het oogenblik moeilijk is op te lossen. In het uitbreidingsplan kan men zien, dat er wel plant soenen ontworpen zijn, maar die zijn ontworpen aan de boorden van de Potmarge. Doch het is onmogelijk thans een ander plan te projecteeren. Het is in het uit breidingsplan vastgelegd en dus moet daaraan vastge houden worden. Hoewel ik het dus betreur, geloof ik, dat er geen andere oplossing is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 40