194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. ongebruikte ketel was, die, naar den directeur is ge bleken, ten slotte, nadat het Slachthuis 7 jaren bestaat, thans werkelijk eenige bezwaren in het gebruik gaat vertoonen. Nu zal van den voorgestelden ketel, zoo meldt de directeur, als die ketel weer in een goeden staat wordt gebracht, de levensduur niet korter zijn dan die van een geheel nieuwen ketel, die het dubbele bedrag kost. Bo vendien is deze ketel gekeurd door den Hoofdingenieur van het Stoomwezen en ten slotte hebben Burgemeester en Wethouders zich laten voorlichten door een des kundige omtrent de vraag, of deze ketel voor het be oogde doel gebruikt zou kunnen worden. Ook deze des kundige was van meening, dat dit zeer goed kon ge schieden en dat daartegen geen bezwaren bestonden. Waar de zaak zoo staat, voelen Burgemeester en Wethouders er niets voor, om in te gaan op het idee van den heer Hofstra, om hun voorstel terug te nemen. Integendeel, zij meenen dat dit voorstel alleszins vol doende is gemotiveerd en zij geven dan ook den Raad in overweging, om dit voorstel aan te nemen. Wat betreft de vraag van den heer Hofstra, meen ik, dat daarover iets in de stukken stond. (Spreker raad pleegt even de stukken). Neen, over den ouderdom van den ketel staat er niets in, maar ik kan wel mededeelen, dat deze, ook bij de directie, wel precies bekend is. Ik weet, dat de ketel oorspronkelijk door de fa Lande- weer is gemaakt en de geschiedenis daarvan is precies bekend. Men meent dat er alle aanleiding is om dezen ketel te nemen er is ook nog omgezien naar andere ketels, maar deze is ten slotte voorgedragen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van den termijn, aan de N. V. Hollandsche Casolithwerken gesteld voor den aanleg van een straat van den Weg Achter de Hoven tot aan hare fabriek aldaar. Dit voorstel luidt als volgt Van den directeur der N. V. Hollandsche Casolith werken, gevestigd alhier, ontvingen wij het verzoek haar ontheffing te verleenen van de verplichting tot den aanleg van een straat van den Weg Achter de Hoven tot aan hare fabriek aldaar, plaatselijk gekwo- teerd no. 116b/s. Op adressen van gelijke strekking is, laatstelijk bij Uw besluit van 11 Mei 1926 no. 141R/85, aldus beslist, dat de termijn van 1 Januari 1922, ge noemd in het Raadsbesluit van 27 Februari 1917 no. 77r/55, binnen welken de straataanleg moest zijn vol tooid, werd verlengd met 5 jaren, met dien verstande, dat als de omstandigheden er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toe zouden liggen, de aanleg overeenkomstig het aangehaalde Raadsbesluit te allen tijde door hen kon worden geëischt. Adressant vraagt thans den termijn „weer met 10 jaren'' te willen verlengen; dit moet echter op een vergissing berusten, daar bij Uwe besluiten nimmer een langere termijn dan van 5 jaren is toegestaan. In den stand dezer aangelegenheid is sedert Uw be sluit van 11 Mei 1926 geene wijziging gekomen en ook thans kunnen wij voor de motieven verwijzen naar die, welke in ons praeadvies van 1921 zijn opgenomen. Er bestaat bij ons dus geen bezwaar tegen, den termijn opnieuw met 5 jaar te verlengen, indien bij Uw besluit het voorbehoud wordt gemaakt als boven aangegeven. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten voor den bedoelden straataanleg den termijn van voltooiing, bij Raadsbesluit van 27 Februari 1917 no. 77r/55 gesteld op 1 Januari 1922, bij Raadsbesluit van 12 April 1921 no. 151R/75 verlengd tot 1 Januari 1927 en bij Raadsbesluit van 11 Mei 1926 no. 141 r/85 tot 1 Januari 1932, wederom met 5 jaren, alzoo tot 1 Ja nuari 1937, te verlengen, met bepaling dat, indien de omstandigheden, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, daartoe leiden, die aanleg met inacht neming der voorwaarden van het eerstgenoemde besluit te allen tijde door hen kan worden geëischt. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het garandeeren van een geldleening ten behoeve van de N. V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeu- warden. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 22 April 1930 (zie Handelingen, blz. 77/79 van dat jaar) heeft deze gemeente zich hoof delijk met een aantal andere gemeenten garant ver klaard voor de prompte betaling van de rente van- en aflossing op een door de N. V. Intercommunale Water leiding Gebied Leeuwarden te sluiten geldleening van ten hoogste 2.000.000. Wij ontvingen nu van ge noemde naamlooze vennootschap het verzoek te bevor deren, dat door deze gemeente, op gelijken voet als ten vorigen jare is geschied, alsnog een bedrag van ten hoogste 1.500.000.voor door haar aan te gane leeningen worde gegarandeerd. Het desbetreffend schrijven van de naamlooze vennootschap leggen wij, met de daarbij behoorende bijlage, aan U over, ons kortheidshalve veroorlovend U naar den inhoud er van j te verwijzen. Vermits inwilliging van het verzoek bij ons College geen bedenkingen ontmoet, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten I. zich hoofdelijk met de gemeenten Baarderadeel, Barradeel, Het Bildt, Bolsward, Ferwerderadeel, Fra- neker, Franekeradeel, Harlingen, Hennaarderadeel, Idaarderadeel, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Op- sterland, Rauwerderhem, Smallingerland, Tietjerkstera- deel, Utingeradeel, Wonseradeel en Workum garant te verklaren voor de prompte betaling van de rente van en aflossing op een geldleening van ten hoogste 1.500.000.tegen zoodanigen koers en rentevoet, dat de te betalen rente, omgerekend tegen parikoers, niet meer bedraagt dan 5J/£ 's jaars, af te lossen in ten hoogste 40 jaren, door de N. V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden overeenkomstig art. 33b van hare Statuten in eens of bij gedeelten aan te gaan ten behoeve van de statutaire uitoefening van haar bedrijf II. te bepalen dat, wanneer krachtens het besluit sub I een der andere gemeenten tot betaling van de daar genoemde rente en/of aflossing hetzij terecht is overgegaan, hetzij bij onherroepelijke rechterlijke uit spraak is veroordeeld, aan haar door de gemeente Leeuwarden zoo spoedig mogelijk na eerste aanmaning zal worden voldaan haar gedeelte in dat bedrag, welk gedeelte evenredig is aan het aantal aandeelen dat zij heeft in verhouding tot het totaal aantal uitgegeven aandeelen der naamlooze vennootschap, een en ander onder voorbehoud, dat ook de andere onder I genoemde gemeenten tot gelijke garantverkla ring overgaan. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Meulen: Ik heb bij dit voorstel een kleine aanmerking van redactioneelen aard. Burge meester en Wethouders stellen in de eerste plaats voor dat de gemeente Leeuwarden zich met een aantal andere gemeenten garant verklaart en in de tweede Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 195 plaats dat, wanneer krachtens het besluit sub I een der andere gemeenten tot betaling is overgegaan of ver oordeeld, er dan een verrekening zou kunnen plaats vinden. Maar een van de andere gemeenten zou niet tot be taling kunnen overgaan krachtens een besluit van den Gemeenteraad van Leeuwarden; dat is een onmogelijk heid ,maar zij kan wèl tot betaling overgaan of worden gedwongen krachtens haar eigen besluit. Ik zou daarom willen voorstellen sub II zoo te lezen: „II. te bepalen dat, wanneer een der andere ge meenten krachtens een besluit overeenkomstig het besluit sub I tot betaling enz. hetzij terecht is overgegaan, hetzij enz., is veroordeeld, enz." De Voorzitter: Het is natuurlijk, als men daar plot seling voor wordt gesteld, moeilijk om over zooiets dadelijk een oordeel uit te spreken. Ik geloof gaarne dat de redactie van den heer Van der Meulen beter is; ik heb die niet zoo gauw kunnen opschrijven, maar ik begrijp zijn bedoeling wel: als er onder II in plaats van „het besluit" komt te staan „haar besluit", is het waar schijnlijk ook goed. Er is echter één bezwaar tegen deze wijziging en dat is, dat alle gemeenten precies hetzelfde besluit nemen. Dat is tot nog toe steeds zoo geweest en ook nu, alleen wordt onder I door de betrokken gemeente de naam van die gemeente niet ingevuld; door Ferwerderadeel wordt b.v. onder I de naam van die gemeente niet in gevuld maar komt in de plaats daarvan Leeuwarden te staan. Het groote bezwaar is dus, dat alle besluiten ten opzichte van elkaar gelijkluidend moeten zijn en nu zou ik willen vragen, al heeft de heer Van der Meulen waarschijnlijk gelijk: zou het practisch wel eenig be zwaar opleveren om de redactie maar zoo te laten? Ik heb altijd gezegd: als het eens zoover kwam, dat tot de hier bedoelde betaling moest worden overgegaan, is tóch de gemeente, die daarvoor wordt aangesproken, natuurlijk de gemeente Leeuwarden. De heer Van der Meulen: Misschien dat het in de practijk niet buitengewoon veel bezwaar oplevert, als de redactie gelijk blijft, maar men kan nooit weten en met het oog daarop lijkt het mij toch beter, dat het besluit ook formeel juist wordt genomen. Daarom doe ik het voorstel, zooals ik zooeven heb gezegd. De Voorzitter: Formeel hebt U misschien gelijk; ik kan dat nu niet precies nagaan, maar er is toch, zooals ik reeds opmerkte, een groot bezwaar om deze redactie te wijzigen. En geeft de redactie, zooals die thans luidt ook al zou de andere beter zijn in de practijk bezwaren Indien daaraan werkelijk ernstige waren verbonden, ben ik het met U eens dat de re dactie gewijzigd zou moeten worden en dan zouden alle andere gemeenten bericht moeten hebben om haar besluit te veranderen, maar dat is juist het groote practische bezwaar tegen wijziging, omdat alle ge meenten precies hetzelfde besluit moeten nemen. Dat is tot nog toe altijd gebeurd en de directie van de N. V. vraagt ook altijd om, indien mogelijk, in het concept-besluit niets te veranderen. De heer Van der Meulen: Uw bezwaar geldt toch niet de door mij voorgestelde redactie, want het besluit van de andere gemeenten blijft daarmee precies het zelfde en die besluiten kunnen wij ook in hun waarde laten. Wij zeggen alleen: als door de andere gemeenten een gelijk besluit wordt genomen, enz., dan zal de ge meente Leeuwarden, wanneer een dier gemeenten krachtens haar eigen besluit tot betaling overgaat, een gedeelte betalen. De Voorzitter: Ik geloof dat, gezien de practijk, hier meer practische bezwaren aan vastzitten, dan U ver moedt. Ten eerste moeten deze besluiten natuurlijk worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. For meel worden al die besluiten op zichzelf goedgekeurd; er komen ongeveer een 20-tal besluiten en natuurlijk komen die niet alle in één keer bij Gedeputeerde Staten, maar worden zij stuk voor stuk behandeld. Dat is evenwel niet het ernstigste bezwaar, maar ernstiger is, dat de geldgevers zoo minutieus toekijken dat, als zij twee ongelijke Raadsbesluiten vinden, die elkaar niet geheel dekken, er kans is, dat de geldgevers zeggen: die besluiten moet gij eerst gelijk doen maken. Dat de geldgevers zoo minutieus zijn, hebben wij in de practijk ondervonden en daarom zou ik er ernstig tegen op zien, als de Raad van Leeuwarden in dezen een ander besluit nam misschien wel een beter, dat wil ik toe geven dan de andere gemeenten. Indien werkelijk de bezwaren tegen de voorgestelde redactie zoo ernstig waren, dat die redactie in de practijk tot moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven ,dan zou ik ook zeggen: dan doen wij èn de andere gemeenten beter om het geheele besluit te veranderen, maar laten die besluiten in ieder geval gelijkluidend zijn. Ik zou echter zeggen: laten wij deze zaak even aan houden tot na de middagpauze; dan kunnen wij de kwestie rustig even in de pauze bespreken, wat mij beter lijkt dan dat dit verder staande deze vergadering gebeurt. Als de Raad er zich dus mede kan vereenigen, dat de verdere behandeling van dit punt wordt aange houden tot na de pauze, dan kunnen de heer Van der Meulen, de wethouders en ik ons in de pauze even over de redactie verstaan. De beraadslagingen worden geschorst. Met algemeene stemmen wordt besloten de verdere behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot na de middagpauze aan te houden. 15. Voorstel van de Commissie voor de Straf verordeningen tot vaststelling van eene verordening op de slaapsteden (bijlage no. 21). De Voorzitter: Ik wil den Raad eerst even zeggen dat in art. 6 een kleine redactiewijziging wordt aange bracht. Door omzetting van eenige woorden wordt de redactie beter. Er staat nu „Alle vertrekken en andere ruimten in een slaap stede, zoomede het zich daarin bevindende meubilair, roerende goederen en ander toebehooren, moeten steeds in een behoorlijk zindelijken staat worden ge houden." Dit artikel wordt aldus gewijzigd Alle vertrekken en andere ruimten in een slaap stede, zoomede het zich daarin bevindende meubilair en ander toebehooren en roerende goederen, moeten steeds in een behoorlijk zindelijken staat worden ge houden." Het is hier maar de kwestie waar dat „ander toebe hooren" op zou slaan en de redactie is nu door deze omzetting iets ruimer gehouden. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 5, 6 zooals dit nader is gewijzigd, 7 tot en met 12 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt vastgesteld. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de begrooting der inkomsten en uitgaven voor 1932 a. voor de Stads- Armenkamer b. voor het Stads-Ziekenhuis c. voor het Nieuwe Stads-Weeshuis.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 4