296 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931. te bekijken. Die kwestie is van een zoodanig ingrij pende beteekenis De VoorzitterEr is geen voorstel van den heer Oosterhoff meer. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot stemming over de diverse ingekomen voorstellen. n. De motie van den heer Wiersma, luidende ,,De Raad, van oordeel, dat zoo ooit, dan toch vooral in dezen tijd gestreefd moet worden naar belastingheffing naar draagkracht, Noodigt het college van Burgemeester en Wet houders uit, tot het doen van voorstellen aan den Raad, waarin een progressieve opcentenregeling op de hoofdsom der Gemeentefondsbelasting is neerge legd," is ingetrokken. b. Het voorstel van de heeren Feitsma en Stobbe, luidende „Een ambtenares die in het huwelijk treedt, zal op grond hiervan door Burgemeester en Wethouders eervol worden ontslagen." wordt met 15 tegen 11 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Westra, Hettinga, Balk, Terpstra, Van der Schoot, Stobbe. Hofstra. Wiersma, Visser, Feitsma en Weima. Tegen stemmen: de heer Van Kollem, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Westerhuis, Botke, B. Molenaar, Muller, Van der Meulen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijkstra, De Vries, De Boer, Koopal, Hooiring, Ritmeester en Oosterhoff. c. Het voorstel van den heer Peletier. luidende „Stelt voor te besluiten De eventueele winst van de Gasfabriek over 1932 boven het geraamde en reeds in de begrooting ver werkte winstbedrag wordt gestort in het uitbreidings- en vernieuwingsfonds," wordt met 14 tegen 12 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Hettinga, Balk, Terpstra. Van der Schoot, Stobbe, Hofstra, Wiersma, Visser, Feitsma, Oosterhoff, Weima en mevrouw Van Dijk Smit. Tegen stemmen: de heeren B. Molenaar, Muller, Van der Meulen, Westra, mevrouw Buisman—Blok Wij brandi, de heeren Dijkstra, De Vries, De Boer, Koopal, Hooiring. Ritmeester, Van Kollem, Westerhuis en Botke. Aan de orde is d. het voorstel van den heer Wester huis, luidende „De Raad der gemeente Leeuwarden verzoekt Burgemeester en Wethouders zich te wenden tot de Provinciale Staten van Friesland met het verzoek tot herziening der betrekkelijke verordening, waardoor het thans onmogelijk is, armlastige geesteszieken te verplegen in aangewezen inrichtingen." De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders willen dit voorstel graag overnemen. Verlangt een van de leden stemming Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel-Westerhuis, dat door Burge meester en Wethouders is overgenomen. Aan de orde is e. het voorstel van den heer Van Kollem, luidende „De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders een onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid en rentabiliteit van gemeentelijke radiodistributie te dezer stede en van de resultaten van dat onderzoek ten spoedigste, in ieder geval voor den afloop van den termijn waarvoor vergunning is verleend voor het spannen van draden over gemeentegrond, aan den Raad mededeeling te doen." De VoorzitterDit onderzoek is namens Burge meester en Wethouders door mij reeds toegezegd. Ver langt een van de leden stemming Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel-Van Kollem, dat door Burge meester en Wethouders is overgenomen. Het voorstel van den heer Weima (dat wordt ondersteund), luidende: „Ondergeteekende stelt aan den Raad voor, om den subsidiepost ten behoeve van de Openbare Lees zaal, bedragende 12.500. te verminderen met 2500.—," wordt met 18 tegen 8 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Weima, Hettinga, Terp stra, Stobbe, Hofstra, Wiersma, Visser en Feitsma. Tegen stemmen: de heer Van Kollem, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Westerhuis, Botke, B. Molenaar, Muller, Van der Meulen, Westra, Balk, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Schoot, Dijkstra, De Vries, De Boer, Koopal, Hooiring. Rit meester en Oosterhoff. g. Het voorstel van den heer Oosterhoff en mevr. Van DijkSmit, luidende „Ondergeteekenden stellen voor, voor de ambte naren der gemeente een afzonderlijk Georganiseerd Overleg in het leven te roepen," is voorloopig teruggenomen. Aan de orde is h. Het voorstel van den heer Van der Meulen, lui dende „De Raad draagt aan Burgemeester en Wethou ders op de wijziging, welke door hen op 19 Novem ber 1931 is aangebracht in het tarief voor het slach ten, enz. van een kalf in het Openbaar Slachthuis, door de gewichtsgrens van 225 K.G. te verhoogen tot 300 K.G. levend gewicht, terstond ongedaan te maken." De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben dienaangaande reeds een toezegging gedaan, zoodat de Raad wel geen stemming zal wenschen De heer Van der Meulen: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mijn voorstel ook wel intrekken, dat is wel zoo eenvoudig. Burgemeester en Wethouders hebben aan hun toezegging toegevoegd, dat zij zich daarmee niet gebonden achten in de toekomst, maar ik wil van mijn kant met deze intrekking ook niet geacht worden er mee acoord te gaan als Burgemeester en Wethouders in de toekomst iets doen, dat niet tot hun competentie behoort; ik behoud mij het recht voor ieder bijzonder geval naar zijn eigen mérites te beoordeelen. Het voorstel-Van der Meulen is ingetrokken. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van Gemeentewerken. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling De Voorzitter stelt voor om, zoowel bij deze als bij de volgende begrootingen de artikelen, waartegen geen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 297 Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931. bezwaar bestaat, bii eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Gewone Dienst. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 98133 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 134. Kosten van het baggeren van grachten en vaartenf 8000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter, ik zou hierbij graag aan den wethouder willen vragenhoe staat het nu met het praeadvies, waaromtrent ik ook in de sectie een vraag heb gedaan Ik zou nu graag van Burgemeester en Wethouders de toezegging hebben, waar deze zaak nu al eenige jaren oud is, dat dit prae advies binnenkort aan den Raad zal worden medege deeld. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik kan daarop alleen dit antwoorden. Deze zaak is het laatste jaar niet in bespreking geweest. Het is met de zaak zoo gesteld, dat indertijd door enkele firma's of 't ging eigenlijk maar van één firma uit, meen ik die daar aan het Vliet wonen, is gevraagd om dit vaarwater dieper te baggeren dan de Provincie voorschrijft, op grond hiervan, dat zij dan meer gele genheid zouden hebben dat er grootere schepen bij hunne zaken zouden kunnen komen. Burgemeester en Wethouders stonden toen op dit standpunt, dat de kosten van het maken van die meer dere diepte, welke die firma's verlangden, niet door de gemeente dienden te worden betaald; zij hebben toen aan die menschen voorstellen gedaan tot het geven van een behoorlijke bijdrage voor het dieper baggeren van het Vliet. Voor zoover ik mij herinner, waren die firma's daartoe niet genegen; zij wenschten niet zooveel daarin bij te dragen als het Gemeentebestuur vroeg, daarop is toen deze zaak blijven hangen. De kwestie is het laatste jaar niet meer in behandeling geweest, er zijn ook geen adressen meer van de betrokkenen ge komen. Wel ligt er nog steeds een adres, dat om prae advies zou gaan, maar dat is hierop blijven hangen, dat men niet voldoende wilde bijdragen. Ik wil echter wel toezeggen, dat ik de kwestie nog eens heelemaal zal nagaan en eens precies zal zien, hoe de zaak er voor ligt. Misschien is het mogelijk, nog eens met de betrokkenen te spreken en dan met een prae advies bij den Raad te komen. Zoo staat het dus met deze zaak. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 134 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 135 142 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 143. Onderhoud van plantsoenen f36.050. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, bij volg nummer 143, Onderhoud van plantsoenen, staat onder a. „loonen werklieden voor gewoon onderhoud, grasmaaien, enz., loonen tijdelijke en vaste werk lieden 26.000.—" Die post was tot dusver altijd 24.000.— en ik meen, dat die verhooging met 200Ö.— wordt veroorzaakt door aanstelling van een nieuwen vasten werkman. Nu ligt het in de lijn van de redevoering, die ik eer- gistermorgen heb gehouden en waarbij ik op bezuini ging heb aangedrongen, dat ik deze verhooging in strijd acht met die door mij hier naar voren gebrachte ge- dachtengang en ik stel dan ook voor, dit bedrag van 26.000.— terug te brengen tot 24.000.— omdat ik de noodzakelijkheid van deze verhooging nog niet kan inzien. Spreker dient het volgende, mede door de heeren Van der Schoot en Feitsma onderteekende voorstel in „Ondergeteekenden stellen voor 26.000.te ver lagen tot 24.000. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik zou daar dit van willen zeggen. Het is inder daad juist, dat deze post met ongeveer 2000.— is ver hoogd en dat zit hierin, dat er één plantsoenarbeider of -tuinman meer zal worden aangesteld. Die kwestie is uitvoerig en nauwkeurig bezien, toen de voorstellen van Gemeentewerken kwamen. Ook daar zijn ze zoo zuinig mogelijk opgemaakt; het oorspronkelijk voorstel was om eenige menschen meer aan te stellen en het bleek ook uit het rapport, dat, als alles normaal was, het ook werkelijk noodig was, eenige arbeiders meer aan te stellen. Men moet bedenken, de stad breidt zich steeds uit en men moet zich niet doodstaren op de plantsoenen alleen, maar ook denken aan de straatbeplanting. Er worden op het oogenblik weer groote nieuwe wijken aangelegd, waarvan de boomen moeten worden onder houden, gesnoeid en nagezien en waar van alles moet worden gedaan. De heer Terpstra heeft er zelf op aan gedrongen om het plantsoentje aan de Spanjaardslaan beter aan te leggen. Dat kan wel, maar dan moet men er ook arbeidskrachten voor hebben. De post heeft er nu eenige jaren zoo gestaan, maar een uitvoerige bere kening heeft aangetoond dat, als het goed zou zijn, er eigenlijk 3 werklieden meer zouden moeten worden aan gesteld, dan was het heusch nog niet overdreven. Bur gemeester en Wethouders hebben echter gezegd dat kan op het oogenblik niet; wij zullen er één meer toe staan, maar meer kan er niet af. Nu kan men een dergelijk voorstel als de heeren doen wel bezuiniging noemen, maar ik vind dat schrap pen met het domme potlood. Men kan toch de ontwik keling van de stad niet tegenhouden. Daarom ben ik er sterk tegen, dat dit voorstel zou worden aangenomen. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik heb ook met eenige verbazing de redeneering aangehoord, die de heer Terpstra hier eergister heeft gehouden. Ik vind dat toch een tactiek, ja, ik zou zeggen, ik kan mij be grijpen dat de heer Terpstra nooit aan het hoofd van een bedrijf heeft gestaan, want dan zou hij zoo niet hebben geredeneerd als hij eergister heeft gedaan; als men aan het hoofd van een bedrijf of van een tak van dienst staat, kan men niet redeneeren: als er een vaca ture komt, dan stel ik maar niet weer iemand aan. Dat is geen redeneering De heer Terpstra: Dat is ook niet gezegd De heer Dijkstra: Daar kwam het toch practisch op neer. Ik wil dit voorstel van Burgemeester en Wethouders en het is niet de eerste maal, dat ik dat doe graag steunen, omdat daarin de gedachte zit tot een serieus onderhoud van de plantsoenen, want het staat er met de plantsoenen, gazons en beplantingen in het algemeen zoo voor, dat, als men ze niet goed wil onderhouden. men ze dan ook niet hebben moet. Daarom wil ik graag ondersteunen om dit bescheiden stapje te doen. Ik hoor nu van den wethouder van Openbare Werken dat, als hier niet een te overdreven geest van bezuiniging was, het eigenlijk meer dan noodig was, dat er nóg een of twee. werklieden bij kwamen. Ik zal er nu in berusten, omdat ik die eerste zaak ook een beetje begrijp, maar om nu nog méér menschen werkloos te houden want daar komt het ook op neer dan strikt noodig is, daar ga ik niet in mee. Als men dien kant opgaat, dan komen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 55