304 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
deringen te zijn omdat er aan een anderen dienst een
bevordering is geweest. Er behoeft hier aan de Secre
tarie ook niet geen bevordering te zijn, omdat er aan
de andere diensten geen bevordering is geweest. M. i.
heeft het niets met elkaar uit te staan.
Alleen wil ik dit zeggen, op de positieve vraag, dat
volgens den staat, die ter inzage heeft gelegen, blijkt,
dat hier niet op bevordering is gerekend.
De heer Wiersma: Ik dank U.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 185 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 186188 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 189. Druk- en bindwerk. f 17,000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter Ik zou een
opmerking willen maken, niet in verband met de be
dragen, die hier genoemd worden, maar wel naar aan
leiding van hetgeen straks door den heer Ritmeester
gezegd is. Er is zoopas door den heer Ritmeester ge
zegd, doelende op een gedeelte van de onkosten, ver
bonden aan deze vergaderingen: laten de heeren er nu
wel om denken, dat wij niet langer vergaderen, want
drie dagen vergaderen kost de gemeente 2000. Ik
zou willen zeggen, mijnheer de Voorzitter, dat dit een
zeer verkeerden indruk heeft gemaakt, een indruk, die
absoluut niet op zijn plaats was, omdat de vergadering
als zoodanig geen 2000.kost, doch dat dit maar
600.is en dat al het andere, dat er mee annex is,
een post maakt van 2000.Mijnheer de Voorzitter,
ik meen dat ik goed doe, daarop eventjes te wijzen,
om dien verkeerden indruk, die daardoor gewekt is, bij
dezen post even terug te brengen tot de ware proporties.
De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter! Dat is natuurlijk zoo. Elke vergadering kost per
dag op het oogenblik 29 maal 7.50 en als wij drie
dagen vergaderen, kost het dus 3 X 29 X 7.50. Bo
vendien de kosten van den stenograaf en bovendien
nog het drukken, li kunt er lang over spreken of kort,
de kosten van de begrootingsvergadering zijn verleden
jaar geweest 2075.50. De heer Muller kan zeggen
het maakt een eigenaardigen indruk, maar ik heb ge
zegd: het wordt duur, en dat is zoo. LI kunt zeggen:
wij kunnen U niet aan banden leggen als U op het
oogenblik wil beslissen, ik wil verder praten, maar dan
zeg ikga Uw gang, maar weet het gevolg. U moet
weten, dat, als wij spreken over bezuinigng, men het
op een gegeven oogenblik zelf moet doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 189 wordt onveranderd vastgesteld
Volgnos. 190—236 worden onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK III. Openbare Veiligheid.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter! Ik
zou graag enkele opmerkingen over dit hoofdstuk ma
ken en na ingewonnen juridisch advies van mijn rech
terbuurman, lijkt het mij het beste, dat onder te brengen
bij volgno. 241. Ik wil dit zeggen. Ik heb in de sectie
vergadering ook gesproken over het zeer belangrijke
punt, dat tegenwoordig in Leeuwarden niet in de laatste
plaats aan de orde is: het verkeer. Het verkeersvraag-
stuk mag hier wel een paar minuten besproken worden;
in andere steden worden daaraan dagen gewijd. Het is
belangrijk genoeg om er eenige opmerkingen over te
maken en aan Burgemeester en Wethouders of aan der
Burgemeester als hoofd der politie te verzoeken, daar
over te willen denken. Zeker is. dat toen de tegenwoor
dige Commissaris van Politie in functie trad, de regeling
van het verkeer in embryonalen toestand verkeerde:
er werd niets aan gedaan en wat gedaan werd, was
van dien aard, dat het niet gerekend kon worden te
behooren tot een rechtstreeksche regeling van het ver
keer. Toen de nieuwe Commissaris van Politie ir.
functie was, heeft hij de regeling onder handen ge
nomen en men kan met genoegen constateeren ik
heb er met den Burgemeester ook over gesproken en
dat is ook de idee van de leidende menschen hier -
dat het inderdaad in goede banen wordt geleid.
Mijnheer de Voorzitter, wat ik hoofdzakelijk wil be-
toogen is ditom het verkeer goed te regelen heeft de
Commissaris een inspecteur noodig en een kern van het
politiecorps, dat zoo goed mogelijk van de regeling van
het verkeer studie moet maken: er moet een kern ge
vormd worden, die daarvoor geschikt is. Mijnheer de
Voorzitter, ik heb veel respect voor de politieagenten,
die genoodzaakt zijn, het eene deel van den dag gewone
politiediensten te doen en de andere uren van den dag
dienst te doen als verkeersagent. Hun wil is goed en in
sommige opzichten zijn de resultaten ook wel goed.
Doch ik geloof, dat, wanneer het verkeer zich werkelijk
blijft ontwikkelen en er is geen twijfel aan het Vrij-
dagverkeer kan in grootere steden niet erger zijn; het
is al zeer intensief en brengt groote moeilijkheden mede,
niet slechts op bepaalde uren dan zal hier in de stad
moeten komen en kunnen komen een kern van de
politie, die hiervoor speciaal is opgeleid. Mijnheer de
Voorzitter, ik zou U dus willen verzoeken als hoofd
van de politie Uw volle aandacht hieraan te wijden
ik zeg het niet goed, ik weet, het heeft Uw volle aan
dacht, maar dat U er toe wilt meewerken, om hier te
krijgen een opleiding voor het verkeer, desnoods door
een kern van de politieagenten een cursus te laten vol
gen van eenige weken in Amsterdam of eenige andere
grootere plaats.
En in de tweede plaats: waar hier theorie wordt ge
geven aan de politie-ambtenaren, een inrichting daar te
stellen, die daarvoor geschikt is. Op het oogenblik zijn
de hulpmiddelen miniem; het wordt gedaan met vee!
goeden wil. maar het belang van het vraagstuk eischt,
dat het ter dege onder de oogen wordt gezien en dat
Burgemeester en Wethouders desnoods voorstellen aan
den Raad doen, om bedragen beschikbaar te stellen,
opdat het zich in die richting ontwikkelen kan.
De Voorzitter: Ik moet zeggen, dat het een scherp
zinnig juridisch advies is geweest. Mag ik eerst even
op het laatste gedeelte antwoorden. Toen de heer Van
Kollem eindigde, dacht ik: nu komt het; hij wil den heer
Van der Meulen niet alleen laten staan waar het geldt
de inrichting van het gebouw. U weet, dat is een
andere kwestie en daarmede is U volkomen bekend,
dat die mijn volle aandacht heeft; daarover zal ik den
Raad dus niets meer vertellen. Het is bekend, dat wij
in het algemeen in deze richting willen werken. De heer
Van Kollem weet dat ook wel en hij zegt dat in het
openbaar. Daarop kan ik zeggen, dat wel bekend is.
dat de Commissaris en ik in die richting willen werken.
Daarover behoeft dus niet lang gesproken te worden.
De kwestie van de speciale opleiding ging iets verder.
De praktijk zal leeren, in hoeverre de speciale oplei
ding, die er al is, uitgebreid zal moeten worden tot wat
de heer Van Kollem wil. Wanneer dat noodig is om
goede resultaten te bereiken, ben ik ook gaarne bereid
in die richting mede te werken.
Dan de kwestie van de inrichting der theorielessen.
Dat is een punt, dat samenhangt met een punt, dat ik
meer genoemd heb: de moderne inrichting van het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 305
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
Politiebureau. Als men de moderne gebouwen in andere
plaatsen ziet ik heb zelf de andere plaatsen genoemd,
waar ik ze gezien heb dan heeft men in al die ge
bouwen, al is het op de bovenste verdieping, een in
richting voor theorie-onderricht. In Utrecht heeft men
een zaalik meen in Leiden, ingericht om lantaarn
plaatjes te vertoonen en dergelijke dingen meer. Dat
ontbreekt hier absoluut en ten eenen male. maar men
heeft zich zoo lang gered met een der leegstaande
kamers van het vroegere bureau van Gemeentewerken,
waar nu de theoretische lessen worden gehouden. Ik
ben er ook wel eens bij geweest, bij andere gelegen
heden, wanneer er ook politiepersoneel in grooten ge
tale aanwezig was; het waren demonstraties. Ik geef
direct toe, dat de zaal niet voldoet aan de te stellen
eenvoudigste eischenzij ziet er ook niet frisch uit
Gemeentewerken heeft er de laatste jaren niets meer
aan gedaan, wetende, dat de dienst er uit zou gaan
en het dan toch zou worden afgebroken. De zaal ziet
er nu unheimisch uit en aan de verf mankeert hier ook
veel. Wij moeten er echter in komen. De hulpmiddelen
voor de theoretische kennis, voor de opleiding in het
algemeen, niet speciaal voor het verkeer, zijn gemak
kelijk te krijgen, omdat die bestaan uit leerboeken en
dergelijke, welke aan te schaffen zijn. De opleiding
voor de verkeerskwestie eischt meer. Ook in die rich
ting willen wij echter gaarne gaan, doch deze zaak is
nog niet zoo lang aan den gang en is nog niet zoo
gespecialiseerd als het wel kan. Ten slotte zou specia
lisatie ook eenig geld kosten en wij hebben getracht,
het zoo te doen, dat het uit den gewonen dienst kan.
Blijkt dat niet te kunnen, dan zal ik graag namens den
Commissaris en namens het college van Burgemeester
en Wethouders voorstellen doen, om eenig geld be
schikbaar te stellen. Ik hoop echter wel de overtuiging
te hebben bijgebracht, dat zooveel mogelijk in die
richting gewerkt wordt.
De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter! In
de sectie heb ik gevraagd, toe te zien, dat de trottoirs uit
sluitend voor de voetgangers blijven en in de Memorie
van Antwoord is daarop geantwoord, dat bedoeld zal
zijn de fabriek aan de Emmakade. Dat is ook zoo. Het
is mijn bedoeling geweest op die plaats te wijzen. Nu
zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen ver
zoeken, om daaraan meer aandacht te schenken, dan
voorheen het geval is geweest, want de fabriek heeft
dat misbruik zoo lang gemaakt, als zij er geweest is.
Een tweede vraag, die ik er bij wil stellen, is deze:
wanneer er straks een nieuwe industrie komt dat zal
niet zoolang meer duren dan zal dat ten gevolge
hebben, dat die fabriek hetzelfde doet, omdat het trot
toir van den rijweg niet te onderscheiden is; het is stuk
gereden. Willen Burgemeester en Wethouders dat
meteen onder de oogen zien Er staat op de lijst een
gedeeltelijke herstrating van de Emmakadeik weet
niet, of dat er onder begrepen is. Mocht dat niet het
geval zijn, dan verzoek ik Burgemeester en Wethouders
dat in orde te maken, opdat de nieuwe industrie niet
verleid wordt, eveneens dit misbruik te gaan maken.
De Voorzitter: Voor de nieuwe fabriek zullen alle
inritten vervallen en het trottoir hersteld worden
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou een
paar korte opmerkingen willen maken bij dit hoofdstuk.
Bij de vorige begrooting heb ik de vraag gesteld, om,
mdien de nieuwe overkapping van de Amelandspijp
klaar was, het verkeer in beide richtingen te laten gaan.
ik zou daarnaast de Burgemeester zal de zaak zeker
onder de oogen hebben gezien willen weten, wan
neer die zaak klaar zal zijn. Ik zou er daarom bij deze
hegrooting nog eens op willen aandringen, de zaak
opnieuw onder de oogen te zien.
Daarnaast wil ik nog een paar kleine opmerkingen
maken ook in verband met het verkeer. Ik zou dan in
de tweede plaats willen vragen, of het niet mogelijk is,
dat het uitrijden van de Sacramentstraat naar de Voor
streek en vanuit de Ciprianussteeg verboden kan
worden voor wielrijders. Ik meen, dat dat in het belang
van de veiligheid noodzakelijk moet worden geacht.
Daarnaast zou ik de opmerking willen maken, of het
ook mogelijk is, dat het publiek een beetje onderwezen
wordt, dat het wat meer gebruik moet maken van de
trottoirs. Wij ergeren er ons altijd aan, dat evengoed
het publiek midden op de straat loopt. Nu weet ik, dat
men niet gebiedend kan optreden, maar wanneer de
politie wat meer aandacht daaraan schonk en als de
menschen er op werden gewezen, dat zij verkeerd loo-
pen en op het trottoir moeten gaan wanneer dat een
maand of drie gebeuren zou dan geloof ik, dat het
publiek te dien opzichte opgevoed werd en het in de
toekomst wel zou laten. Men kan natuurlijk, ik herhaal
het, niet gebiedend optreden, doch een wenk van de
politie aan het publiek, dat het op de verkeerde plaats
loopt, zal een opvoedend karakter hebben in den goe
den zin. Ik zou graag willen, dat de Burgemeester dit
overwoog en de zaak met de politie wilde bespreken.
De Voorzitter: Ik behoef niet te antwoorden op de
opmerkingen in zake de Amelandspijp en de Sacra
mentstraat en de Ciprianussteeg, omdat die al vol
doende duidelijk beantwoord zijn in de Memorie van
Antwoord.
De kwestie van het publiek midden op straat ik
geef den heer Muller toe, dat er meer middelen kunnen
zijn, die opvoedend kunnen werken, zonder dat er een
bepaalde straf tegen is bedreigd en waardoor men in
het algemeen het verkeer en dan bedoel ik niet alleen
het rijverkeer, maar ook het loopend verkeer in goede
banen zou leiden. Ik zou alleen willen zeggenwacht
Uw tijd af. Wij kunnen niet alles tegelijk doen. Dat
moet zich langzamerhand ontwikkelen.
Ten slotte wat de heer Van Kollem heeft gezegd, die
aandrong op een verkeersbrigade. Die is ook niet uit
den grond te stampen en al de maatregelen, die men in
dit opzicht bedoelt, zijn niet uit den grond te stampen;
dat moet geleidelijk gaan. Ik weet er zelfs meer te
noemen dan U, ook maatregelen, die opvoedend kunnen
werken, zonder dat er een verordening bestaat, die
daarop straf bepaalt. Doch op het oogenblik kan ik niet
anders zeggen: langzamerhand moet de toestand veran
deren, alles is niet terstond uitvoerbaar. Indien de Raad
hierop dieper in wil gaan, zou ik het liefst in een be
sloten zitting bespreken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgnos. 237 en 238 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 239. Kleeding en uitrusting der politie
dienaars en veldwachtersf 19.200.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Balk: Mijnheer de Voorzitter! Bij dezen
post zou ik een vraag willen stellen; ik heb al inlich
tingen gevraagd, doch men kon mij niet uit den droom
helpen. Onder het hoofd Kleeding, enz. politiedienaars
wordt uitgetrokken een bedrag van 16.500.Die
kleeding zal ongetwijfeld aanbesteed worden, doch hoe
zit dat. Krijgt de politie een zekere toelage, of krijgt zij
de kleeding rechtstreeks van gemeentewege? Voorts
zou ik willen voorstellen, met het oog op de bestrijding
van de werkloosheid in het kleermakersbedrijf, dit werk
zoo aan te besteden, dat de uitvoering kan plaats heb
ben tusschen Kerstmis en Paschen.
De Voorzitter: De zaak is aldus geregeld. Er wordt
per jaar per agent gerekend op 150.—. Dit bedrag
houdt verband met den draagtijd der kleeding en per
agent. Is de man zuinig, dan zal er wat van overblijven.