196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub a, b enc.
De heer Balk komt ter vergadering.
17. De ontwerp~begrootingen van de baten en lasten
der gemeentebedrijven en de ontwerp-begrooting der
gemeente, alle dienst 1932 (bijlagen 1931 nos. 17 en
22 en 1932 nos. 1, 2 en 3).
De Voorzitter: Ik zou den Raad willen voorstellen
om tegelijk met de gemeentebegrooting ook de bedrijfs-
begrootingen in bespreking te brengen, m. a. w. om
de algemeene beschouwingen, ten minste indien die
gehouden zullen worden, tegelijk te voeren over de
gemeentebegrooting zelf en over de bedrijfsbegroot-
tingen. Het is toch in de practijk gebleken, dat ver
scheidene onderwerpen, die bij de bedrijfsbegrootingen
worden bepsroken, ook bij de gemeentebegrooting zelf
naar voren komen en dat die zaken wel eens door
elkaar loopen. Ik zou dus thans den Raad in de ge
legenheid willen stellen tot het houden van algemeene
beschouwingen over alles en de bedoeling is, dat dan,
tenzij in bijzondere gevallen, bij de afzonderlijke be
drijfsbegrootingen géén algemeene beschouwingen meer
zullen worden gehouden.
De Raad kan zich met deze werkwijze vereenigen.
De algemeene beschouwingen over de ontwerp-
begrootingen worden geopend.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter! Voor en
aleer ik tot het houden van algemeene beschouwingen
overga, wensch ik mijzelf gelijk te blijven. Het zal den
Raad nog wel bekend zijn, dat op 1 September j.l. door
mij als oudste lid van deze vergadering een verklaring
is afgelegd geworden, waarbij wij onze bezwaren op
perden ten aanzien van de toen nog eventueele wet
houdersverkiezing. Naar aanleiding van deze verkla
ring nam toen een zeer geacht lid van deze vergadering
het woord, dat was de heer Botke, en wij hebben toen
onderling, met goedkeuring van den Raad, afgesproken,
dat wij het er ditmaal bij zouden laten, maar een
wensch uitspreken, n.l. deze, dat wij elkaar weer zou
den zien. Welnu, die wensch is thans vervuld gewor
den en juist omdat die wensch realiteit is geworden,
ga ik thans tot een bespreking van de wethoudersver
kiezing over.
Daarbij wil ik graag op den voorgrond stellen een
vooropstelling, die voor mij ontzettend veel waarde
heeft dat er voor die verkiezing geen officieel over
leg heeft plaats gehad. En nu kan men wel zeggen dat
het verzoeken van dat overleg bij de verschillende par
tijen waarschijnlijk toch geen resultaat zou hebben ge
had, ik meen dat, niettegenstaande dat eventueele
negatieve resultaat de grootste fractie in dezen Raad
haar plicht in dezen heeft verzaakt.
Door deze nalatigheid is
le. De staatsrechtelijke beteekenis van het college
van Burgemeester en Wethouders miskend;
2e. De positie van den Raad als besturend, regee-
rend en wetgevend orgaan naar omlaag gehaald. Niet
het college van Burgemeester en Wethouders, maar de
Raad is de Overheid;
3e. De rechten van vele Raadsleden, in dit geval
tot het ongeluksgetal van 11zijn geschonden;
4e. Het nieuwe en toch ook weer oude college was
niet, en is nu nog minder dan vroeger, een getrouwe
afspiegeling van den Raad;
5e. De samenstelling en vorming zijn beide in strijd
met recht en billijkheid;
6e. De tegenwoordige samenstelling spot met de
allereerste en eenvoudigste beginselen der tegenwoordig
zoo hoog verheven democratie.
De sterkste partij in dezen Raad heeft haar plicht
verzaakt, zei ik zooeven. Die sterkste partij heeft, lang
voor de verkiezingen, reeds in het begin van 1931, al
haar krachten ingespannen om van de z.g. twee nieuwe
zetels er ten minste één te behalen. Wij hebben langen
tijd hier overal het plakkaat mogen zien, waarop met
duidelijke letters stond geschreven: „Druk Uw stempel
op de Raadsverkiezingen". En nadat wij dit pracht
reclamebiljet hadden mogen bewonderen, kwam de
uitslag van de Statenverkiezingen en deze was voor
de bekende groep minder gunstig. De heeren werden
mismoedig, maar niet ontmoedigd. Daarom werd kort
voor de Raadsverkiezing nog een groote vergadering
belegd en daar verscheen niemand minder dan wet
houder De Vries
De heer Dijkstra: Ook al een autoriteit
De heer Terpstra: en op die vergadering sprak
die „autoriteit", volgens den heer Dijkstra, deze merk
waardige woorden tot de kiezers„gij hebt wat goed
te maken". Enthousiast gingen de heeren naar aanlei
ding van dat woord den strijd in, maar diep teleur
gesteld kwamen zij er weer uit; de zetel, waarop men zoo
vast had gerekend, was verspeeld. En de avond der
verkiezingen liet een sombere schaduw achter in deze
goede stad.
Die stilstand, zoo erkenden de heeren zelf, was ach
teruitgang. Toch bleef hun partij de sterkste en mitsdien
had ze den plicht om overleg te plegen, want van haar
houding zou geheel de samenstelling van het nieuwe
college afhangen. En dat de heeren hier hun plicht
hebben vergeten, was te meer te bejammeren, omdat zij
zulke schoone voorbeelden hadden aan eigen partijge-
nooten. Ik zou daarvan mooie en vele voorbeelden kun
nen noemen, maar ik bepaal mij alleen tot de stad Dord
recht, waar men ongeveer in hetzelfde geval verkeerde
en waar de sterkste fractie wel degelijk overleg met j
alle andere fracties heeft gepleegd
De heer Visser: Daar is de synode
De heer Terpstra: Ja, daar hebt U gelijk aan, maar
wij spreken op het oogenblik niet over een droogscheer
derssynode.
Ik heb slechts een enkel voorbeeld aangehaald en ik
wil het nog illustreeren met een sterker, n.l. wat de
verkiezing van Gedeputeerde Staten van Noord-Hol
land betreft. Ook daar had men hetzelfde geval en
heeft de sterkste partij met de Provinciale Statenfracties
overleg gepleegd omtrent de verkiezing van Gedepu
teerde Staten. Ik heb dus wel degelijk het recht te zeg
gen, waar ik mij kan beroepen zelfs op Noord~Holland,
dat men zijn plicht hier, jammer genoeg, heeft verzaakt.
Maar hoe kwam dat? Om de eenvoudige reden, dat
er hier een wroeten was in eigen ingewanden. De
Federatie, de machtige Federatie was onverschillig.
Zullen wij of zullen wij niet deelnemen? zoo klonk
in de Federatie herhaaldelijk de vraag
De heer Dijkstra: Is U daar bij geweest?
De heer Terpstra: Als het niet juist is, wat ik zeg,
dan krijgt U straks de gelegenheid om dat te bewijzen...
De heer Dijkstra: Van den Voorzitter, maar niet van
U!
De heer Terpstra: Ik spreek tot den Voorzitter, mijn
heer Dijkstra, en neem U er even tusschen.
Er was en er bleef in die Federatie verwarring, groote
verwarring. Waaraan had men, zoo vroeg men daar,
deze teleurstelling van de Raadsverkiezingen te danken?
En wie zou beslissen omtrent deze zaak? De personen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 197
in kwestie of de Federatie? Natuurlijk kon niemand dat
te voren weten, want er is een zekere groep in ons
land, waarbij de individueele vrijheid bijna tot nul is
gereduceerd. Zoo ook hier. De individueele vrijheid bij
de heeren was weg, de Federatie mocht beslissen en
inmiddels was de tijd verstreken; de heeren hadden hun
eersten plicht verzaakt en daardoor de belangen der
gemeente, de stad onzer inwoning, opgeofferd aan het
partijbelang. De samenstelling van het college, zooals
die had moeten zijn, zou zulk een machtig middel ge
weest zijn om de politiek buiten den Raad te houden
en nu hebben de heeren het zelf te verantwoorden, als
zij de politiek er in halen.
Mijn tweede punt was de positie van den Raad als
besturend en wetgevend en verantwoordelijk orgaan.
Die is door deze handelwijze naar omlaag gehaald, het
niet willen overleg plegen maakte de meerderheid van
den Raad tot een orgaan, dat de dienaar is wij zullen
nochtans hopen van niet of dat in elk geval groot
gevaar loopt de dienaar te worden van een groep-
belangenkiezers. Elk Raadslid van onze gemeente moet
de belangen der gemeente behartigen, daarvoor en
daarom heeft hij den eed of de verklaring afgelegd
De heer Muller: Doen wij dat dan niet
De heer Terpstra: Dat moet de heer Muller zelf
weten, mijnheer de Voorzitter.
Met en door die handelwijze werden de rechten van
vele Raadsleden verkort. Ziet, er ligt heel weinig in,
dat men zijn eigen rechten niet wil handhaven, want dat
moet men per slot van rekening zelf weten, maar dat
men ook eens anders rechten aantast en verkort, is
minder edel, dat is unfair.
Mijn vierde punt is het college is geen getrouwe
afspiegeling van den Raad. De uitslag der verkiezingen
was: 11 Sociaal-Democraten, 3 Vrijzinnig-Democraten,
4 Roomsch-Katholieken, 4 Vrijheidsbonders, 4 Anti-
Revolutionnairen en 3 Christelijk-Historischen. Wat
lag nu het allereerst voor de hand Dat de Roomsch-
Katholieken zouden overwegen, of zij hun z.g. rechtsche
beginselen zouden omzetten in daden
De heer Van Kollem: „Zoogenaamde" zegt U
De heer Terpstra: Ik zeg of zij hun z.g. rechtsche
beginselen zouden omzetten in daden
De heer Van Kollem: Ja, ik wist niet, of ik U goed
bad verstaan.
De heer Terpstra: U hebt mij niet goed begrepen, dat
merk ik al ras.
Maar de Katholieken en Sociaal-Democraten hadden
er ieder een onsje eigenbelang bij en dat onsje groeide
langzamerhand tot een ons aan
De heer Muller: Een pond
De heer Terpstra: Juist, en daarna tot een pond U
kunt goed gedachtenlezen, mijnheer Muller en naar
mate de dagen tot weken en de weken tot maanden
aaneenrijgden, werd men meer en meer overtuigd, dat
men zichzelf toch z.g. niet moet verwaarloozen. De
heeren deden als de oude Romeinsche waarzeggers; als
die een voorspelling hadden gedaan, knikten en lonkten
ze elkaar toe, zonder daarbij één woord te spreken en
ik kan mij indenken, dat dit hier ook heeft plaats ge
had, dat het is gebleven bij lonken
De heer Van Kollem: Er was anders geen vrouwelijk
lid in onze fractie
De heer TerpstraHet kan psychologisch worden
verklaard; de heeren hadden elkaar gevonden om el
kaar wederzijds hun liefde te geven; het werd hier geen
„twee harten in driekwarts maat", maar vier harten in
driekwarts maat. Men had elkaar gevonden en daar-
daardoor werden 11 leden buitengesloten van eiken
rechtstreekschen invloed. De keuken werd voor hen
toegesloten en geen invloed kunnen zij voortaan uit
oefenen op het bereiden van de spijzen, zij kunnen die
alleen nuttigen of weigeren.
Nu werd het college een onjuist beeld van den Raad.
Ik wil graag gelooven dat de politieke pupil van de
heeren zich nu en clan wel eens even verwijdde, maar
die verwijding werd spoedig weer gevolgd door een
reflexbeweging, waardoor de pupil weer dezelfde
grootte verkreeg. Binnen hun lichtkring waren geen
andere menschen dan Sociaal-Democraten en Katho
lieken. Ja, één oogenblik meende men binnen dien licht
kring ook iets anders te zien; in de verte fonkelde n.l.
een Vrijzinnig-Democratische ster. Ook die moest men
hebben, de heeren achtten zichzelf verplicht ook die
ster wegens zijn grootte en ongewone prestaties te
moeten opnemen.
Nog eens, de samenstelling van het college vind ik
buitengewoon onbillijk, uiterst onbillijk. 18 leden nemen
alles, terwijl 11 leden, en dus wij, mogen toezien. Gij
hebt het woord van den houthakkenden ex-keizer ver
staan. n.l. als gij in dezen het „mijn" vervangt door
„ons" en zegt: onze wensch is onze wil. En de heeren
hebben zeker gedacht: als er hout gehakt wordt, vallen
er ook spaanders.
Die 11 leden kunnen nu wel op het dak gaan zitten,
dan kunnen ze daar (hilariteit) ik zeg nog
eens die heeren kunnen wel op het dak gaan zitten
De Voorzitter: Méént U dat
De heer TerpstraIk wilde zeggen, mijnheer de
Voorzitter
De Voorzitter: Ja, dan zou ik daar vast een paar
stoelen laten klaar zetten
De heer Terpstra: Wij zijn hygiënisch aangelegde
menschen, wij zullen dat niet doen. Trouwens, ik heb
gezegd: zij kunnen op het dak gaan zitten; ik hoop dat
li mij goed verstaan hebt.
Ik zeg dus, die 11 leden kunnen op het dak gaan
zitten als de tijd gunstig is en zij kunnen dan waar
nemen op welke wijze en hoe snel of hoe langzaam
de hoop en verwachting van de heeren in rook opgaat.
Mijnheer de Voorzitter, het zal mij eens benieuwen,
hoe straks de samenwerking tusschen de Katholieken
en de Sociaal-Democraten zal werken. Want ik heb
onlangs gelezen een brochure van pastoor Vrijmoedt,
die daarin spreekt over Socialisme, en Katholicisme en
die tot deze conclusie komt: „eerst dan, als het Socia
lisme niet van het verstand maar van het hart is ge
komen, zullen die twee partijen samen gaan." En daar
dit nu nog niet het geval is, dunkt mij, dat de samen
werking groote moeilijkheden zal opleveren. Als de
beide fracties hun principes handhaven, kan het niet
anders, of de heeren zullen elkaar in het struikgewas
van den tijd feitelijk niet meer kunnen vinden.
Vooral de Katholieken laadden een groote verant
woordelijkheid op zich. maar niet minder de Sociaal-
Democraten, want wat deze heeren bedreven is in strijd
met de eerste beginselen der democratie. Ja, als U
kennis neemt van het werk van Uw eigen partij-
genooten, komt U ook tot die conclusie, mijnheer
Dijkstra. Want de ware democratie bewerkt de har
monie tusschen de verschillende deelen van het volk
en treedt niet op als heerscher maar als leider. Maar
deze democratie handelt in strijd met haar geboorte.
Zij dankte haar ontstaan immers aan de verwaarloozing