26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1932.
De Voorzitter: De heer Vromen komt langzamerhand
weer met groote woorden maar ik kan hem wel de ver
zekering geven, een onder-onsje is het niet geweest.
Ik weet niet of de steken en houwen die hij hier heeft
uitgedeeld, tegen bepaalde personen zijn gericht en het
kan mij verder ook niets schelen tegen wie ze zijn ge
richt. Ik heb destijds een onderhoud gehad met den
Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat over
de vraag of niet de mogelijkheid zou bestaan dat de
gemeente voor de verbetering van dezen weg een sub
sidie zou krijgen van de provincie en dat is toen door
den Hoofdingenieur toegezegd. Deze heeft toen nog uit
gerekend, dat de normale aanlegkosten van een der-
gelijken weg door de provincie werden berekend op
ten hoogste 30.000.per K.M., voor meer kosten zou
de Provincie geen subsidie willen besteden. Daarna is
gedacht aan de kwestie om den weg niet in eens uit te
voeren, omdat het zoo geweldig duur was en toen is
onderhands aan Gedeputeerde Staten gevraagd: als de
geheele weg niet in eens maar in gedeelten wordt uit
gevoerd, bestaat dan ook de mogelijkheid, dat daardoor
het subsidie wordt verspeeld of houdt de gemeente daar
recht op? Toen is daarop onderhands als de meening
van Gedeputeerde Staten te kennen gegeven, dat dit
niet het geval was, dus dat daardoor niet het subsidie
zou worden verspeeld, maar dat dit alleen ten opzichte
van de kwestie van den uitbetalingstijd van het sub
sidie eenige moeilijkheid zou opleveren.
Als dat nu een onder-onsje is of het niet toepassen
van de democratie, dan noem ik dat groote woorden
en dan zou ik zeggen, laten wij verder over die zaak
maar zwijgen, want het college trekt zich daar niets
van aan.
De heer Vromen: Het gaat ook niet tegen LI, maar
tegen de houding van Gedeputeerde Staten.
De Voorzitter: Had U dat dan dadelijk gezegd.
De heer Vromen: Dat heb ik gedaan.
De Voorzitter: Als ik dat begrepen had, dan had ik
niets gezegd.
Dat voorstel van de heeren Vromen en Oosterhoff is
dus ingetrokken naar aanleiding van wat ik omtrent
die kwestie namens Burgemeester en Wethouders heb
meegedeeld.
De heer Van Kollem heeft nog iets gezegd over
asfalt en klinkerbestrating en staat op het standpunt,
dat de Spanjaardslaan van de Pelikaanstraat tot den
Mr. P. J. Troelstraweg met klinkers moet worden be
straat. Ik wil hierbij attendeeren op het voorstel van
de heeren Oosterhof f en Vromen, waarbij die heeren
nog verder willen gaan. zij willen n.l. klinkerbestrating
laten leggen van de Pelikaanstraat tot aan het Leeuw-
rikplein. Ik ben persoonlijk in het college ten slotte
meegegaan met een asfaltbestrating, maar ik kan hier
persoonlijk toch niet anders verklaren, zooals ik ook in
college heb gedaan, dat ik liever een klinkerbestrating
zie en heb dan aan een asfaltbestrating, maar dat daar
tegenover staat het duurder zijn in gebruik van een
klinkerbestrating. De aanlegkosten van beide soorten
van bestrating zijn hetzelfde, maar ik neem aan, waar
de deskundigen dit verklaren, dat een klinkerweg duur
der is in het gebruik. Ik heb echter èn uit gebruiks-
oogpunt èn uit een aesthetisch oogpunt èn op practische
gronden positief liever een goede klinkerbestrating dan
asfalt. Nog van de week is het mij overkomen dat ik,
komende van een schoonen Harlingerstraatweg en rij
dende over de Vrouwenpoortsbrug en langs min of
meer schoone klinker- of keibestratingen, plotseling ver
zeilde op een natte asfaltbestrating van den Stations
weg. Als men dan ook, uit economisch oogpunt be
schouwd, wil bevorderen dat de auto's zoo weinig
mogelijk behoeven te worden schoongemaakt, dan moet
men een bestrating nemen met klinkers, maar als men
wil dat aan dat schoonmaken een maximum moet wor
den verdiend, dan moet men asfalt nemen. Dat is de
practisch economische kant, die hier aan vast zit.
Wat het slipgevaar betreft, kan ik bij klinkerbestra
ting geen groote voordeelen vinden boven asfalt; men
slipt op geen van beiden of op allebei. Het gaat er mee
gelijk een ruiter, die makkelijk leert paardrijden, als hij
z.g. een zachte hand heeft; zoo geloof ik dat er ook
chauffeurs zijn die een zachte hand hebben en anderen,
die een harde hand hebben. Het hebben van een zachte
hand bij het paardrijden is een aangeboren zaak, die
men wel iets kan aanleeren, maar het blijft toch altijd
zoo, dat de een veel beter leert paardrijden dan de
ander en zoo gaat het hier geloof ik ook met de chauf
feurs.
Ik kom nu tot een heel andere kwestie, die vrij wat
belangrijker is, n.l. het voorstel van den heer Van Kol
lem om de verbetering onmiddellijk ter hand te nemen
tot het Valeriusplein. Ik heb mij daar in het college van
Burgem. en Weth. positief tegen verklaard en ik zal
mij hier ook niet geneeren om mij daar ten sterkste
tegen te verzetten. Nu kan men hier met het argument
aankomen, dat het gedeelte van den weg van het
Leeuwrikplein tot het Valeriusplein het allerslechtste is,
dat er bij is en ik geef direct toe, zooals dat er nu ligt.
kan men er niet met schoone voeten langs komen, maar
het zijn ook zeer ongelukkige omstandigheden, die
daarvan de oorzaak zijn. Ten eerste wil ik opmerken,
dat de straatweg nog dezelfde is als vroeger en dat hij
er nog precies even breed ligt, alleen is op het eerste
deel geen klinker meer te zien, omdat de weg daar dik
onder de klei zit. Dat is echter een kwestie van schoon
maken wij hebben de waterleiding, wij hebben per
soneel en wij hebben veegwagens om den weg schoon
te krijgen en men kan dezen weg net zoo schoon maken
als den Harlingerstraatweg, als men daar maar moeite
voor doet. Op het oogenblik zijn Witteveen en Kalma
daar nog aan het bouwen met woonhuizen, maar ik
geloof, dat men daar met de rijderij zoowat klaar is en
iets meer naar de stad toe is ook iemand begonnen met
bouwen en deze rijdt ook nog, maar dat is ook een
kwestie van tijd. Als de heer Van Kollem daar echter den
laatsten tijd is geweest, dan zal het hem zijn opgevallen,
dat op het tweede deel, dat hij bedoelt, de bermen aan
den Oostkant al in een veel beter staat zijn gebracht
dan die aan den Westkant en als er op het oogenblik
meer personeel beschikbaar komt, dan zal het andere
deel op dezelfde manier in orde worden gebracht. Dan
zal meteen daar die kleirommel worden verwijderd,
door er de waterleiding en de veegmachine op te zetten
en dan zal men niet kunnen zeggen dat de toestand zoo
is, dat men er niet langs kan komen en dat het daar
levensgevaarlijk is. Men kan dan meteen, als men wil
daar een kleine verharding, bijv. van puin, aanbrengen:
dan wordt de toestand gelijk gemaakt als de bermen,
zooals die al zijn aan den Oostkant van den weg. Daar
zijn de bermen al zoo keurig netjes mogelijk in orde ge
maakt en dat kan men ook hier doen; als ze een klein
beetje te zacht zijn, kan men een kleine verharding aan
brengen. Bovendien heeft men daar dit voordeel, dat
alle gaten, ontstaan door het rooien der boomen, direct
zijn aangevuld met klaar zand, zoodat men daar niet
zal krijgen die blauwe modder, maar een mengsel van
zand en klei, waardoor de bovenste laag verhardt en
steviger wordt. Waar de berm in orde is, is dat al te
zien. Zooals men den toestand dus hier beschrijft, is
het overdreven, al geef ik toe dat, vooral met vies weer.
de weg daar op het oogenblik slecht is. Vandaag is het
nog al koud en droog en zal het dus wel wat meevallen,
maar met nat weer kan men daar op het oogenblik
eigenlijk niet passeeren. Ik heb dan ook 14 dagen ge
leden reeds aan den directeur van de Reiniging ge
vraagd om daar eens extra op toe te zien en ik heb
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1932. 27
toen nog gezegd: het is er voor de menschen haast niet
om te verkeeren, want ook die boomstammen lagen er
toen nog alle. De directeur van Gemeentewerken zal
zich herinneren, dat ik hem toen nog heb opgebeld en
hem heb gevraagd moeten die boomen daar nu maar
blijven liggen; de menschen hakken ze eerst om en laten
ze dan liggen; laten zij ze eerst wegvoeren en dan later
verder gaan met hakken.
Er komt nog dit bij, dat wij hier te doen hebben met
een werk, dat vrij groote kosten meebrengt. Het eerste
deel, van de Pelikaanstraat tot het Leeuwrikplein. zal,
zonder algemeene kosten en zonder de kosten van bij
komende werken, een bedrag vragen van 80.000.—
en het gedeelte van het Leeuwrikplein tot het Valerius
plein zal, zonder algemeene kosten en bijkomende wer
ken. 90.000.— moeten kosten. Nu is het toch de be
doeling en dat is ook het meest logisch waar het
hier betreft een verbetering van een weg, zonder dat
men nieuwe wegen aanlegt -men zou, wat dat aan
gaat, alleen voor de parallelwegen, die voor het tweede
gedeelte zijn geprojecteerd, een uitzondering kunnen
maken; deze zou men als nieuwe wegen kunnen be
schouwen, maar bij het middengedeelte is het toch in
ieder geval verbetering van den bestaanden toestand
om toch in ieder geval de kosten van het eerste deel
van dezen weg te fourneeren uit het stratenfonds en
ik zou dat, als het eenigszins mogelijk is, ook voor het
tweede deel willen doen. Ik geloof dat dit ook de juiste
opvatting is. Blijkt dan dat het stratenfonds, zooals dat
oorspronkelijk is opgezet, daar niet op berekend is. dan
zullen wij er toe moeten komen om de jaarlijksche
bijdrage aan dit fonds uit den gewonen dienst wat
grooter te maken. Dat is het eenige wat er op zit.
Daarom heb ik tegen het voorstel van den heer Van
Kollem ernstig bezwaar. Ik meen dat de slechte toe
stand, die de heer Hettinga hier straks heeft geschetst,
ook zijn terugslag wei eens op Leeuwarden zal kunnen
hebben en de heer Van Kollem wil toch ook graag de
begrooting in evenwicht zien. Ik heb bij de begrooting
ook nog uitdrukkelijk gezegd dat. nu de begrooting
voor mij in evenwicht was, ik met alle kracht een
bepaald subsidie in dezen het subsidie aan de Lees
zaal wilde verdedigen, maar, zoo heb ik verder
gezegd, de mogelijkheid bestaat, wanneer hetzij door
belastingverhooging als anderszins de begrooting voor
mij niet meer in evenwicht zou geraken, dat ik van
verschillende subsidies niet alleen van dat aan de
Leeszaal geen voorstander meer zal zijn en dat er
door mij zal moeten worden overlegd wat er verder
zal moeten worden gedaan.
Daarom, de toestand van Leeuwarden ik heb dat
eenigen tijd geleden ook nog uitdrukkelijk te kennen
gegeven is goed, maar laten wij de zaak nu ook
niet forceeren. door te zeggen dat er nog méér moet
gebeuren. Ik zou dus zeggen: laten wij in deze voor
Leeuwarden nog goede, maar toch eenigszins precaire
tijd toch wat voorzichtig zijn. Dat tweede deel is toch
heusch niet ten koste van kleine uitgaven in orde te
maken en de toestand is er toch ook niet zóó onhoud
baar, dat men moet zeggen dat het tweede deel er direct
bij moet worden genomen. Dit gedeelte kost alles bij
elkaar ook een geweldig bedrag: ik meen dat het met
de algemeene onkosten en met het verleggen van lei
dingen. enz. komt op een bedrag van 110.000.— a
120.000..Men stort nu jaarlijks 65.000.— in het
stratenfonds, maar als wij dien weg opgaan, dan zullen
v/ij, willen wij het stratenfonds daarmee een klein beetje
gelijken tred doen houden, die storting zeker moeten
verhoogen tot 85.000.— a f 90.000.
Daarom zou ik willen voorstellen en dat is ook
het standpunt van Burgemeester en Wethouders, die
hebben gezegd wij erkennen dat het ook noodig is dit
stuk te verbeteren en wij willen in den loop van dit jaar
moeite doen om de zaak zoover voor elkaar te brengen,
ook door te trachten het eens te worden met de eige
naren. dat dit stuk het volgend jaar kan worden uit
gevoerd -daarom zou ik willen voorstellen het voor
stel van den heer Van Kollem te verwerpen. Ik geloof
heusch wel dat er wel voldoende aanleiding was om
ook dit gedeelte van den weg nu onder handen te
nemen en als er niet zulke enorme bedragen in derge
lijke wegen gingen zitten, zou ik daar ook heusch wel
een voorstander van zijn, maar ik moet er mij thans
tegen verzetten om de enorm hooge bedragen, die er
dan in eens noodig zullen zijn.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter, mag
ik dan nog even het woord naar aanleiding van wat U
hebt gezegd. Ik zou dan dit willen vragen ligt het dan
in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om,
wanneer de Raad besluit het voorstel van Burgemeester
en Wethouders aan te nemen, afgescheiden van het
geen ik daaromtrent heb voorgesteld, dan zooveel mo
gelijk tegemoet te komen in een verdere oplossing, in
dien zin, dat de bewoners van die huizen daar niet te
veel last zullen ondervinden van den zeer slechten toe
stand van den weg, dus b.v. door het leggen van een
hulptrottoir, of is het de bedoeling van Burgemeester
en Wethouders om hun standpunt daaromtrent uiteen
te zetten in het praeadvies op het in hunne handen ge
stelde adres?
De Voorzitter: Ik kan daarop dit antwoorden, dat in
handen van Burgemeester en Wethouders om prae
advies is gesteld een verzoek van verschillende bewo
ners van dezen weg om daar een trottoir aan te leggen
en dat Burgemeester en Wethouders onder de oogen
zullen zien of en hoe dit mogelijk is. Ik geef direct toe
dat de toestand daar nu en in den laatsten tijd niet in
orde is. maar U hebt gehoord dat ik tegen den directeur
van de Reiniging heb gezegd: zoo kan het niet, U moet
ten minste op de eene of andere manier den boel schoon
laten maken. Burgemeester en Wethouders zijn nu van
plan om bij het uitbrengen van dit praeadvies deze zaak
nog nader onder de oogen te zien en zij hebben ook
reeds onder de oogen gezien, ook nog kort voor deze
vergadering naar aanleiding van het ingekomen adres,
de mogelijkheid van het leggen van een trottoir. De
heer Van Kollem spreekt nu over het leggen van een
hulptrottoir, maar ik vrees dat dit al te duur zou wor
den. Het bezwaar tegen het aanleggen van een trottoir
is, dat men dan op het oogenblik ook nog weer leidin
gen onder datzelfde trottoir zou moeten leggen; anders
zou men eenvoudig zeggen wij leggen daar een trot
toir. De bedoeling is nu dat Burgemeester en Wet
houders nog eens onder de oogen zien, hóe de bewoners
daar voorloopig zouden kunnen worden geholpen en
bovendien kan ik wel zeggen dat het de bedoeling is,
wanneer zich geen bijzondere omstandigheden voor
doen, om het volgend voorjaar met het tweede gedeelte
te beginnen.
De heer Van Kollem: Dan trek ik van de twee voor
stellen, die ik heb ingediend, het eene in, maar het
andere omtrent het maken van klinkerbestrating van de
Pelikaanstraat tot den Mr. P. J. Troelstraweg blijf ik
handhaven.
Het voorstel van de heeren Van Kollem en Dijkstra,
luidende
..Ondergeteekenden stellen voor de verbetering
van den Mr. P. J. Troelstraweg onmiddellijk ter hand
te nemen tot het Valeriusplein"
is ingetrokken.
De Voorzitter: Kan de Vergadering er zich dan mede
vereenigen, om nu eerst de verschillende voorstellen te
behandelen, die hier ter tafel liggen
Er staat in het Reglement van Orde, dat het voorstel
van de verste strekking het eerst in behandeling moet