14 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1932.
zeggen dat hij er mee uit kan. ook omdat hier andere
factoren gelden dan op het geheele platteland. Daarom
zou ik zeggen ik voel voor de schaal van den heer
Hettinga. die trouwens in de practijk ook moeilijk zal
zijn toe te passen, niets nu de zaak zoo ligt en de huur
der accoord gaat met de voorgestelde huursom.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil niet
ingaan op den gedachtengang van den heer Dijkstra,
waar hij de Pachtwet in de Eerste Kamer hierbij aan
haalt. Die zaak is beslist geworden, mijnheer de Voor
zitter en wij hebben daar hier niet mee te maken. Ik
vind het daarom ook niet nobel van den heer Dijkstra
om den heer Hettinga voor de voeten te werpen zoo
hebben Uw partijgenooten in de Eerste Kamer gedaan.
Wij zitten hier niet in de eerste plaats om te zeggen
wat onze partijgenooten elders hebben gedaan, maar
wij zitten hier voor onze eigen verantwoordelijkheid en
wij moeten de zaken zelfstandig beoordeelen. Meer wil
ik er absoluut niet van zeggen, alleen dit nog, dat het
ook mij persoonlijk spijt, dat de Pachtwetten verworpen
zijn. Dat wil ik er wel bij voegen, maar dat geeft mij
geen aanleiding om op de zaak van den heer Dijkstra
in te gaan.
Wat de zaak zelf betreft, spijt het mij zeer. waar de
heer Hettinga met een amendement of met een voorstel
is gekomen, dat hij zich niet de moeite heeft getroost
om dit aan de verschillende clubs ter hand te stellen.
Dan hadden wij er over kunnen oordeelen
De heer Dijkstra: Clubs
De heer Terpstra: Ja, mijnheer Dijkstra, clubs, en als
ik dat zoo zeg, volg ik Uw persoonlijk voorbeeld, alleen
met dit verschil, dat U spreekt van de partij en dat is
voor mij altijd buitengewoon onaangenaam en daarom
spreek ik van clubs Als wij dit voorstel in de fractie
hadden gehad, hadden wij daar met elkaar over kunnen
spreken, want het idee, dat daar in zit, lacht mij per
soonlijk wel toe. Maar nu dat niet het geval is, wil ik.
na de toelichting, die U, mijnheer de Voorzitter, hebt
gegeven, mij niet verzetten tegen het voorstel, dat door
Burgemeester en Wethouders is gedaan, echter afge
scheiden van dat deel van de door U gegeven toelich
ting, waarbij U sprak van den duren melkprijs van 11
cent. Ik heb dat zoo gevoeld, dat, waar U anders nog
al gelukkig is in het kiezen van Uw voorbeelden, U
daarin dezen keer buitengewoon ongelukkig is geweest.
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan
den heer Dijkstra zeggen hoewel al door den heer
Terpstra is gezegd, dat die zaak hier niet aan de orde
is dat ook ik het geweldig betreur, dat de Pachtwet
is verworpen, omdat dit een toestand schept, die ont
zaglijk schadelijke gevolgen zal hebben, die het ver
trouwen zal wegnemen en op het oogenblik heel wat
menschen in diepe schulden en tot wanhoop zal brengen.
In de provincie staat het er werkelijk hachelijk voor:
men kan geen weg vanuit Leeuwarden kiezen, naar het
Noorden, naar het Zuiden, naar het Oosten en naar
het Westen, of men kan menschen aanwijzen, die diep
in de schuld zitten en die hun geld verspeeld hebben.
Het is een hopelooze en treurige aanblik en dat is voor
mij aanleiding, bij de teleurstelling, die wij hebben
ondervonden, om althans bij deze zaak het geldt hier
niet voor alle boerderijen, maar slechts voor een losse
verhuring een man, die jaren 77.50 heeft betaald,
onder een billijke verhouding weer te laten inhuren.
De Voorzitter heeft ook aangehaald, dat in enkele
gevallen de pacht, door de pachtcommissie vastgesteld,
wel eens hooger is geweest en het is ook best mogelijk,
dat deze man. door de vrees, hem daardoor ingegeven
en vrees is over het algemeen een slechte raad
geefster heeft gezegd geef mij dat land maar. Ik
vergelijk hiermee echter, dat Jurna verleden jaar nog
heeft gehuurd voor 50.dat Stienstra en anderen
er verleden jaar ook nog voor 50.bij hebben ge
huurd en voor 2 jaar nog voor 75.— en wij zien nu
overal den onhoudbaren toestand
De heer Turksma: Toen waren de prijzen ook nog
gunstiger.
De heer Hettinga: Zeker waren ze toen gunstiger,
mijnheer Turksma, dat geef ik toe, maar toen Jurna het
voor 50.aannam, was die prijs al absoluut veel te
hoog. maar de menschen loopen er in en niemand zal
hen meer beklagen dan mijn persoon, want de schuld
ligt op de boeren zelf, vooral, doordat zij bij publieke
inschrijvingen veel te hoog hebben ingeschreven. In
plaats van te reserveeren, hebben de greidboeren de
laatste 10 jaar steeds hooger ingeschreven: men ging
tot huren van 90.
De Voorzitter: Wilt U zich bepalen tot de verhuring
aan Dijkstra
De heer Hettinga: Zeker, mijnheer de Voorzitter
maar ik wil er aan herinneren, dat men ging tot 90.
voor land, dat op een prijs van 70.of 65.moest
staan. En in plaats dat de pachters in de laatste 10 jaar,
waarin wij wel goede productieprijzen hebben gehad,
daarmee in het algemeen hun reserves een klein beetje
hebben versterkt, zijn zij op die manier in 't generaal
al dieper en dieper in de schulden geraakt. Daar
vandaan komt het dat zij bij deze crisis geen weerstand
hebben, in tegenstelling met diegenen, die de laatste 10
jaar een billijken huurprijs hebben betaald daar redt
men het leven nog en daar kan men nog zijn pacht
betalen.
Ik heb deze zaak reeds eerder aan de orde gesteld
en daarover het oordeel van den Raad gevraagd en
waar hier aanvankelijk kon gelden: onbekend maakt
onbemind, toen ik dat voorstel bij de verhuring van
een boerderij heb gedaan, heeft men dat nu toch kunnen
overwegen en ook deskundigen kunnen raadplegen over
een eventueel beweegbare pacht. Ik zie er dan ook niets
verkeerds in om deze eens daar te stellen bij een kleine
verhuring, dan daarbij rekening houdende met de melk
prijzen, niet met wat een particulier geeft, maar met de
algemeene melkprijzen van de fabrieken, die men in
Leeuwarden heeft. Dan komen wij op een gezonde
basis. Met het oog daarop, om de menschen een redelijk
bestaan te geven, waar zij nu niet weten waar zij zullen
belanden met de prijzen immers, het vlas is niets
waard en de varkens ook niet en we weten niet waar
wij met de zuivelprijzen zullen belanden zou ik
willen aanbevelen om hier deze wijze van verpachting
toe te passen.
De Voorzitter: Dus. U blijft bij Uw voorstel, zooals
U dat hier heeft omschreven.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik meen
even het woord te moeten vragen en wel hierom. Ik
zal tegen het voorstel van den heer Hettinga stemmen,
maar ik zou den heer Hettinga in overweging willen
geven, zijn voorstel in te trekken. Het is ten slotte toch
onjuist om een geheel nieuw systeem van verpachting
incidenteel bij een bepaalde verhuring aan de orde te
stellen en wanneer de heer Hettinga den eisch stelt, dat
de Raad daar studie van maakt, dan is het toch niet
mogelijk om daarover a bout portant te beslissen. Ik
zou den heer Hettinga dan ook in overweging willen
geven, om Burgemeester en Wethouders uit te noo-
digen of het zou ook überhaupt over de commissie
kunnen gaan, als die er is, maar is die er niet. dan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1932. 15
zou ik hem in overweging willen geven Burgemeester i
en Wethouders te verzoeken, deze zaak toe te voegen
aan de opdracht, die Burgemeester en Wethouders
indertijd hebben gekregen inzake het eventueel instellen
van een pachtcommissie, dus daarin ook te betrekken
het onderzoek naar de mogelijkheid van een glijdende
pacht. Maar om incidenteel over dit voorstel te be
slissen. acht ik verkeerd. Ik weet niet welke gedachte
hierbij bij U voorzit, dit komt U practisch misschien
juist voor, maar U maakt het den Raad moeilijk, wan-
neer die hierover a bout portant zou moeten beslissen.
Bovendien, de maatschappij is er niet mee gebaat, wan
neer dit voorstel wordt toegepast op een man, die deze
8 pondemaat huurt; het betreft hier een algemeen j
vraagstuk voor alle pachters.
Ik zou dus den heer Hettinga in overweging willen
geven: trek Uw voorstel in en verander dit in een motie
van deze strekking
De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders
uit om bij hun onderzoek betreffende de wijze van
verhuring van landerijen ook te betrekken het vraag
stuk van de glijdende pacht.
Dan zal ik daar graag voor stemmen.
De heer Dijkstra: Ik zou nog willen zeggen dat ik
den gedachtengang van den heer Vromen graag wil
ondersteunen. Ik geloof niet dat daar veel tegen te
zeggen is, omdat de Raad thans niet kan beoordeelen.
hoe de heer Hettinga zijn doel wil bereiken en er dus
thans over zijn voorstel een onzuivere stemming zou
worden gehouden. Ik acht het best mogelijk, dat dit
na een uitvoerige toelichting wel wordt begrepen
want het is een technische kwestie, die hier een rol
speelt en dat de heer Hettinga dan wel succes zal
hebben.
De heer Hettinga: Naar aanleiding van wat de heer
Vromen heeft gezegd dat wat ik trouwens niet
heelemaal met hem eens ben het hier zoo n inge
wikkelde kwestie is
De heer Dijkstra: Voor U niet.
De heer Hettinga: Ik geloof in het algemeen niet nu
deze zaak hier al eerder aan de orde is geweest. Het
is zoo doodeenvoudig, dat ik zou zeggen, dat een
jongen van 10 jaar het wel zou kunnen begrijpen. Maar
ik houd wel van een goede raad en waar ik voel, dat
de Raad er bezwaar tegen heeft, ben ik heel wel ge
negen om mijn voorstel terug te trekken. Ik wil niet
iets doordrijven, als men dat niet wil, maar mijn be
doeling is om de zaak, waar het hier om gaat, tot de
meeste perfectie te brengen en ik heb zelf de overtui
ging. dat deze wijze van verhuring veel perfecter is.
Dat is mijn motief geweest.
De Voorzitter: U trekt dus Uw voorstel in
De heer Hettinga: Ja, maar wilt U het dan bij dat
praeadvies opnemen, zooals de heer Vromen zei
De Voorzitter: Daar zal bij Burgemeester en Wet
houders geen bezwaar tegen zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van rooilijnen voor de bebouwing van ter
reinen aan de Oeverdwarsstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
In verband met het medegedeelde aan het slot van
ons voorstel van 7 Januari j.l. betreffende het verleenen
van vergunning voor straataanleg aan W. Geveke en
L. Geveke, alhier, op de hun in eigendom toebehoo-
rende terreinen ten Noorden van de Oeverdwarsstraat,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G nos.
5910 en 10687, leggen wij hierbij aan U over een
ontwerp-besluit tot vaststelling van voorgevelrooilijnen
ten aanzien van de op gemelde terreinen te stichten ge
bouwen. Op de bijbehoorende teekening zijn bedoelde
rooilijnen met breede zwarte lijnen aangeduid. Ter
inzage legging van het ontwerp, gelijk in het eerste lid
van art. 10 der Woningwet is voorgeschreven, kan in
het onderhavige geval achterwege blijven, aangezien
door de eigenaren van den grond een verklaring is
afgelegd als bedoeld in het derde lid van genoemd
wetsartikel, inhoudende, dat zij tegen de voorgestelde
rooilijnen geen bezwaar hebben.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
overeenkomstig het hieronder afgedrukte ontwerp.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden:
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders:
gelet op de bepalingen der Woningwet:
besluit
vast te stellen als voorgevelrooilijnen voor de te
stichten gebouwen op de perceelen, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, Sectie G nos. 5910 en 10687,
gelegen ten Noorden van de Oeverdwarsstraat, de op
de bij dit besluit behoorende teekening, gemerkt .bij
129 van '32". getrokken breede zwarte lijnen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de
verbetering van de Spanjaardslaan en den Mr. P.
Troelstraweg
Dit voorstel luidt als volgt
Overeenkomstig hetgeen wij in onzen brief tot aan
bieding van de gemeente- en bedrijfsbegrootingen voor
den dienst 1932 (bijlage no. 17 van 1931) mededeelden,
is op den kapitaaldienst onder volgno. 859 een memorie-
post aangebracht, bestemd voor de verbetering van den
Mr. P. J. Troelstraweg. Wij wezen er destijds op, dat
deze verbetering, die op zichzelf reeds zeer gewenscht
was te achten, met het oog op het verkrijgen van een
provinciaal subsidie in de kosten noodzakelijk vóór
1 Januari 1933 tot stand moest komen, in verband
waarmede voor 1932 op de uitvoering van dat werk
moest worden gerekend.
Nadat reeds bij schrijven van 7 Mei 1930 de toen
malige Directeur der Gemeentewerken een plan had
ingezonden tot verbetering van den Stienserweg (thans
Mr. P. J. Troelstraweg) van de Spanjaardslaan tot aan
de grens der gemeente, is ingevolge onze opdracht een
nader rapport uitgebracht onder dagteekening van
9 September j.l.. waarin, met overlegging van teeke-
ningen en gespecificeerde begrootingen, het plan tot
verbetering volledig en tot in onderdeelen is uitgewerkt.
Dit plan sluit zich wat de richtingslijnen en dergelijke
betreft in hoofdzaak bij het eerstgenoemde aan, zoodat
het laatstgenoemde rapport voornamelijk de technische