1°.1 i J 62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. overgelaten, maar door het vaststellen van deze veror dening heeft de Raad blijkbaar gemeend, dat Burge meester en Wethouders in dezen voldoende capabel en betrouwbaar waren en nu kan toch de commissie niet zeggen dat het niet goed is als het aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten. Gehoord den in specteur, hebben wij dan ook gemeend, dat het niet noodig was, dit artikel te veranderen. Bovendien merkt de Secretaris mij op, dat het nog niet zoo erg is als ik zeg, maar dat het hier alleen een kwestie van dispen satie is. De Gezondheidscommissie sprak verder de wensche- lijkheid uit „dat speciaal voor nieuw in te richten slaapsteden de eisch werd gesteld, dat wanden, vloeren en zol ders glad afgewerkt moeten zijn." Met „gladde wanden", zoo zegt de inspecteur, bedoelt de commissie zeer zeker gepleisterde steenen wanden, met „gladde zolders" gestucadoorde plafonds. In het algemeen schrijft echter art. 4, sub a, van de verorde ning voor, dat daken, trappen, vloeren, wanden en zol deringen geen gevaar voor de gezondheid en de veilig heid van de logeergasten mogen kunnen opleveren. Dus m. a. w. ziet men dat er in deze kwestie voldoende is voorzien en als de heer Oosterhoff nu zegt dat er ge vaar is verbonden aan de kwestie van de slaapsteden, dan geloof ik dat het beter is. dat de Gezondheidscom missie zich alleen houdt bij den hygiënischen kant van de zaak, die door haar onder de oogen moet worden gezien. Als de commissie dan zegtde slaapsteden moeten daaraan voldoen, dan geloof ik dat de veror dening nog strenger is dan wat de Gezondheidscom missie wil, want deze wil glad afgewerkte wanden, vloeren en zolders, maar de verordening spreekt niet van glad of ruw, maar zegtzij moeten aan bepaalde eischen en voorschriften voldoen. Daaronder valt ook datgene, wat de commissie wenscht. Dan is er nog de kwestie van de kinderen, waarover is gesproken. „Van „kinderen" wordt in de verordening niet gerept" zegt de commissie. Neen, Burgemeester en Wethouders hebben zich voorgesteld, dat kinderen al léén vermoedelijk niet in de slaapsteden zullen komen, dat een kind van 12 jaar alléén b.v. daarvan geen gebruik zal maken, maar dat de kinderen bij hun ouders hooren of eventueel bij hun vader of hun moeder, zoodat dan de meisjes bij de vrouwen worden ondergebracht en de jongens op de mannenafdeeling. Dat er ook nog spe ciale kinderverblijven moeten komen, vind ik wel wat te ver gaan. Verder spreekt de Gezondheidscommissie nog over de drinkwatervoorziening en zou zij gaarne zien opge nomen „dat een andere gelegenheid voor watervoorzie ning. nevens de drinkwaterleiding, verboden is, zulks ter voorkoming dat van die andere gelegenheid, b.v. een regenbak en pompwater, wordt gebruik ge maakt." Nu zegt de inspecteur dit en Burgemeester en Wet- houdres ineenen dat hij daarin volkomen gelijk heeft „Mijns inziens is er geen reden om voor slaap steden verder te gaan met de te stellen eischen dan krachtens de Bouwverordening voor woningen het geval is." Dus m. a. w., er is voor iedere woning voorgeschreven, dat er een voldoende watervoorziening moet zijn en het is niet zoo, dat, als er een regenbak is, deze dan on bruikbaar moet worden gemaakt. Burgemeester en Wethouders meenden dat dit ook hier niet de bedoe ling moest zijn en dat is ook in den Raad niet naar voren gekomen. Dat zijn de opmerkingen, die door de Gezondheids commissie zijn gemaakt. Nu zegt de heer Oosterhoff dat Burgemeester en Wethouders het niet hebben gedaan omdat zij op het advies van de commissie gesteld waren, maar dat zij het hebben gedaan om van alle gezeur af te zijn. Zoo Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. 63 denken Burgemeester en Wethouders er echter niet over, maar zij hebben nu gedaan wat direct hun plicht was geweest en zij erkennen ook rooyaal wij hadden deze verordening direct naar de Gezondheids commissie moeten sturen. Blijkbaar kan echter de verordening den toets der critiek bij de Gezondheids commissie nog wel doorstaan, want in de eerste plaats heeft deze commissie in haar eersten brief gezegd: wij hebben geen aanmerkingen en in de tweede plaats waren de opmerkingen, die deze commissie in haar vol gend schrijven tóch heeft gemaakt, niet zoo intensief. Dat is hier echter geen gebrek aan erkenning van de Gezondheidscommissie, want de brief van den inspec teur, die dat idee van Burgemeester en Wethouders volkomen wettigt, geeft duidelijk aan dat er in de ver ordening reeds voldoende rekening is gehouden met de bedoeling van de commissie. Het is dus niet juist als de heer Oosterhoff den indruk krijgtBurgemeester en Wethouders hebben achteraf de verordening er nog heen moeten sturen, maar nu de commissie komt met een paar opmerkingen, kan hun dat niet veel schelen. Zoo is de zaak niet geloopen en dat zal degene, die den uitgebreiden brief van den inspecteur bij de stuk ken heeft gevonden, ook niet kunnen denken. Burgemeester en Wethouders hadden dus ook geen reden om deze zaak nog eens naar de commissie voor de Strafverordeningen terug te zenden, maar Burge meester en Wethouders doen thans het voorstel aan den Raad om de verordening zuiver formeel opnieuw vast te stellen. Dat wil niet zeggen, dat niet in den loop van den tijd misschien in deze geheele verordening ook eens een lacune zal blijken te zijn, misschien ook wel in ver band met de opmerkingen van de Gezondheidscom missie. maar op het oogenblik geven die opmerkingen Burgemeester en Wethouders geen aanleiding om met nadere voorstellen tot wijziging bij den Raad te komen. De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter, ik zou toch nog wel een enkel woord hierover willen zeggen. U is naar aanleiding van de eerste opmerking, die ik heb gemaakt, begonnen met te zeggen, dat Burgemees ter en Wethouders toch ruiterlijk hebben erkend dat zij mis zijn geweest. Ik kan dat echter in het praeadvies niet vinden; ik kan daar niets anders in vinden dan dat Burgemeester en Wethouders het hebben gedaan om dat er anders in rechte moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Jets anders staat er in het praeadvies niet, maar ik wil die kwestie nu verder in het midden laten. U hebt verder de opmerking gemaakt, dat de Ge zondheidscommissie in eerste instantie louter op for- meele gronden vroeg om haar alsnog over de veror dening te hooren. maar ik meen dat dit toch ook wel eenigszins voor de hand liggend was. De commissie vond het niet juist dat men haar was voorbijgegaan, maar zij kende toen de verordening in alle bijzonder heden nog niet en zij kon dus ook niet zeggen of zij daar min of meer ernstige bezwaren tegen zou moeten inbrengen. Toen echter de commissie tot Burgemeester en Wethouders het verzoek had gericht om over de verordening nog advies te mogen uitbrengen en Bur gemeester en Wethouders daarop de verordening om advies aan de commissie hebben toegezonden, heeft de commissie daarvan een ernstige studie gemaakt en toen pas zijn die bezwaren aan den dag gekomen. Toen ik het daar straks over had, heeft een van de heeren hier de opmerking gemaakt, dat ik dan deze aanmerking op de verordening maar had moeten maken toen deze ver ordening hier in een vorige vergadering aan de orde was. Ik zou echter willen zeggen dat daaruit nu eens ten duidelijkste blijkt, hoe nuttig het is, dat dergelijke zaken in handen van deskundigen worden gesteld om advies; ik behoor in zooverre tot de leeken in de com missie en ik heb er dus ook niet terstond op geatten- teerd. maar de verschillende opmerkingen zijn door de deskundigen in de commissie gemaakt. Daarom meen ik dat hieruit duidelijk blijkt, hoe nuttig het is dat over pergelijke zaken deskundigen worden gehoord. Wat de vier opmerkingen van de commissie betreft, |can ik mij niet vereenigen met de wijze, waarp door U dc zaak is voorgesteld. De eisch van het maken van Eladde vloeren is beperkter, dat is volkomen juist en als LI zegt dat het ook is te doen met de bepalingen der erordening en dat dan ook de slaapsteden niet scha- ;elijk zullen zijn voor de veiligheid en de gezondheid, kan men daar verschillend over denken, maar bij •en absoluut voorschrift van het maken van gladde vioeren staat het voor mij vast dat er, indien men dit toepast, zoo min mogelijk gevaar zal zijn voor onge- jdierte. I Een leeftijdsbepaling voor kinderen in verband met liet onderbrengen in de verschillende slaapvertrekken fecht ik van heel veel belang. Ik weet wel, als er gezin nen in de slaapsteden komen, dan zullen de kinderen Ivoor een groot deel op de afdeelingen van de ouders ■kunnen worden ondergebracht. Een ander deel zal ech- iter op de mannen- en vrouwenzalen moeten worden ■ondergebracht er worden geen aparte zalen voor kinderen gevraagd maar het vaststellen van de leef tijdsgrens waarop dat moet gebeuren, acht de com missie van zeer groot belang. Een zekere categorie van kinderen kan men bij de ouders laten, maar kinderen op ouderen leeftijd moeten op de mannen- en vrouwen alen worden ingedeeld en mij dunkt, dat tegen het aststellen van een zekere grens geen enkel bezwaar al kunnen zijn. Wat de watervoorziening betreft, geef ik toe, dat wij hierbij niet verder moeten gaan dan wij volgens de Bouwverordening kunnen gaan. Maar het is U ook bekend, dat bij nieuwbouw druk wordt uitgeoefend om voor de watervoorziening alleen waterleiding te nemen en als men nu bij de bestaande gebouwen nog regen bakken toelaat, lijkt het de Gezondheidscommissie zeker voor inrichtingen als deze van belang, dat daar uitslui tend het gebruik van leidingwater wordt voorgeschre ven. Zulks wil de commissie voorkomen wel degelijk van belang te zijn en ook dat zou ik zeker nog wel eens onder de oogen willen zien. Daarom handhaaf ik mijn oorstel om deze zaak alsnog in handen te stellen van commissie voor de Strafverordeningen. De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter, ik zou Heen de opmerking willen maken, dat de heer Ooster hoff straks bij de discussie niet goed naar mij geluisterd heeft. Ik heb n.l. mijn opmerking gemaakt, toen hij tot Burgemeester en Wethouders het verwijt richtte, dat deze verordening in de vorige vergadering, toen deze aak aan de orde was, niet naar de Gezondheidscom missie om advies was geweest. Daar ging het om; niet over de kwestie of de heer Oosterhoff nalatig is ge weest ten opzichte van de thans door de commissie ge maakte opmerkingen, maar over de kwestie, dat hij toen de opmerking had moeten maken dat deze veror dening naar de Gezondheidscommissie diende te wor den gezonden om advies. Als hij dat toen had gedaan, dan was nu deze heele discussie overbodig geweest. De Voorzitter: Ik begrijp den heer Oosterhoff eigen lijk niet, want de redactie van de Gezondheidscom missie is toch heusch niet dat, als men een verordening heeft die ruimer is. Wanneer in die verordening staat dat daken, trappen, vloeren, wanden en zolderingen geen gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de logeergasten mogen kunnen opleveren, dan is dat een voorschrift, waarbij alles in den ruimsten zin is genomen. Maar wat geeft een gladde vloer Glad is waar men gemakkelijk op valt, maar als men een gladde vloer heeft dan kunnen daar nog wél naden in zitten. Ja, U bedoelt waarschijnlijk met een gladde vloer een naadlooze vloer en de Gezondheidscommissie bedoelt dat waarschijnlijk ook, maar als zij spreekt van een gladde vloer, dan kunnen daar wel 20 naden in zitten. De bedoeling zal dus zijn, dat de vloeren naadloos moeten zijn en ik ben het met U eens, dat zijn de beste, maar ook die vallen onder onze verordening. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Oosterhoff, zooals deze dat mondeling heeft toegelicht (terugzending van de verordening met de opmerkingen van de Gezondheids commissie naar de commissie voor de Strafverordenin gen) wordt met 20 tegen 8 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Peletier, Weima, Terpstra. Van der Schoot, Hofstra, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Wiersma en Oosterhoff. Tegen stemmen: de heeren Stobbe, Van Kollem, De Vries, Dijkstra, Hooiring. mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Turksma, Botke, Westra, Balk, Feitsma, M. Molenaar, Koopal, De Boer, Hettinga, Ritmeester, B. Molenaar, Van der Meulen, Muller en Buiel. Met algemeene stemmen wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 13