42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932.
Van J. J. Visser, alhier, ontvingen wij het verzoek
te bevorderen dat aan hem in huur wordt afgestaan een
perceel grond aan het Vliet voor den bouw van een
schiphuis. Bedoeld is een gedeelte van het weiland, de
z.g. Lange Negen", waarvan reeds met Uwe goed
keuring onderscheidene gedeelten zijn verhuurd voor
schiphuisbouw, laatstelijk bij Uw besluit van 13 October
1931 aan R. de Vries. Het terrein is op de overgelegde
teekening door een arceering aangeduid.
Ook in dit geval bestaat bij ons geen bezwaar aan
het verzoek te voldoen de huurprijs dient op 25.
per jaar te worden gesteld, welk bedrag in juiste ver
houding staat tot de aan de gemeente verschuldigde
gelden voor het hebben van andere schiphuizen aan het
Vliet. De huurtijd kan, evenals in vorige gevallen, be
paald worden op tien jaren, waarmede adressant, die
ook met de overige hem gestelde voorwaarden genoegen
neemt, accoord gaat.
Onder overlegging van de stukken geven wij U der
halve in overweging te besluiten
aan J. J. Visser, alhier, in huur af te staan voor den
bouw van een schiphuis aan het Vliet een gedeelte van
de z.g. Lange Negen", ter breedte langs het Vliet ge
meten van 5 M. en diep ten hoogste 17 M., deel uit
makende van het perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, Sectie G no. 10008, ten Westen onmid
dellijk grenzende aan het aan R. de Vries verhuurde
gedeelte, onder voorwaarde
1. de huur wordt aangegaan voor den tijd van 10
jaren, in te gaan 1 Maart 1932 en eindigende 28 Fe
bruari 1942; de gemeente heeft het recht de overeen
komst te allen tijde op te zeggen, met inachtneming
van een opzegtermijn van drie maanden; alsdan is de
huur naar evenredigheid van den tijd van gebruik
verschuldigd;
2. de huursom bedraagt 25.— per jaar, te betalen
vóór 1 Mei van elk jaar,
en verder op de overeengekomen voorwaarden.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van weiland aan den Kanaalweg en den
Poppeweg aan P. Bergsma.
Dit voorstel luidt als volgt
De bij Uw besluit van 13 October 1931 aangekochte
twee perceelen weiland aan den Kanaalweg en den
Poppeweg zijn niet onmiddellijk voor den gemeente
dienst noodig, waarom wij met den voormaligen huur
der P. Bergsma onderhandelingen hebben aangeknoopt
omtrent herverhuring daarvan. Hij blijkt genegen te
zijn deze landerijen, tezamen groot 1.89.39 H.A., met
een paar ten Westen aangrenzende terreintjes, ter
oppervlakte van 0.10.01 H.A., voor den tijd van één
jaar te huren tegen den prijs van 100. welk bedrag
ons met den deskundige voor de gemeentelijke lande
rijen, wiens rapport wij hierbij overleggen, onder de
bestaande omstandigheden redelijk voorkomt.
Wij geven U mitsdien in overweging om aan P.
Bergsma, alhier, voor het tijdvak van 5 Maart 1932 tot
5 Maart 1933 in huur af te staan de perceelen weiland
aan den Kanaalweg en den Poppeweg, kadastraal be
kend gemeente Leeuwarden, Sectie G nos. 10852 en
5913, in het geheel groot 1.89.39 H.A., benevens de
ten Westen daarvan gelegen terreintjes, kadastraal be
kend alsvoren nos. 7418 en 7420 en samen ter opper
vlakte van 0.10.01 H.A., tegen een huursom in totaal
van 100.en verder op de overeengekomen voor
waarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 7 tot 11.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van de bovenwoning Kanaalstraat no. 2 aan
G. du Bois, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
In verband met het afloopen, op 12 Mei a.s., van de
huur der bovenwoning Kanaalstraat no. 2 heeft de
huurder, G. du Bois, ons eenigen tijd geleden verzocht
te bevorderen, dat deze woning hem opnieuw zou worden
verhuurd, doch dat dan de prijs, thans bedragende
500.per jaar, tot 330.— zou worden verlaagd
Hij heeft te dezer zake ook een adres tot Uwen Raad
gericht, hetwelk hierbij is overgelegd.
Vermits wij van oordeel waren, dat voor een zoo
belangrijke huurverlaging van dit op goeden stand ge
legen pand geen reden bestond, hebben wij de woning
bij openbare kennisgeving voor drie jaren te huur aan
geboden. Ingekomen is daarop het mede hierbij ge
voegde billet van du Bois voornoemd, die thans een
prijs van 400.— per jaar biedt.
Aangezien deze aanbieding niet als onaannemelijk is
te beschouwen, geven wij U in overweging te be
sluiten
aan G. du Bois, alhier, voor het tijdvak van 12 Mei
1932 tot 12 Mei 1935 te verhuren de bovenwoning
Kanaalstraat no. 2, voor den prijs van 400.— per jaar
onder de overgelegde voorwaarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Ik
zou wel een enkele vraag willen stellen. Wat betreft
deze verhuring heb ik den indruk gekregen, dat er maar
één biljet is ingekomen, maar ik zou de vraag willen
stellen of hierop ook méér inschrijvingen zijn ingeko
men. Ik heb dat niet uit de stukken kunnen opmaken.
In de tweede plaats komt mij deze zaak wat eigen
aardig voor en zou ik willen vragen of deze verhuring
heeft plaats gehad onder gewone omstandigheden, ook
wat betreft of deze is geschied via het Woningbureau
en ook wat betreft of deze woning ter bezichtiging is
gesteld.
De heer Turksma: Ik had ook de vraag willen stellen
of zich hieromtrent ook meer gegadigden hebben aan
gemeld. Bovendien lijkt mij deze huurprijs eenigszins
laag en ik zou daarom willen voorstellen deze verhuring
niet te doen doorgaan, maar de woning opnieuw te
huur aan te bieden.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter. Het
komt ook mij voor dat de huurprijs voor deze woning
zeer aan den lagen kant is en ik ben in deze meening
versterkt, doordat mij ter oore is gekomen, dat een ge
deelte van deze woning nog maar een gedeelte
jaren achtereen door den huurder is onderverhuurd
voor ruim 300.— per jaar. Waar mij dat ter oore is
gekomen, heeft dat mij versterkt in de meening, dat eer
huurprijs van 400.— te laag is.
Ik ben van meening, dat wij het nu voor één jaar
moeten aanzien en ik stel daarom voor deze woning
voor 1 jaar in plaats van voor 3 jaar te verhuren. Dan
kunnen wij het volgend jaar verder zien, of het inder
daad gewettigd is om de oude huur met een zoo be
langrijk bedrag te verlagen.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Eén jaar voor
500.-
De heer Van Kollem1: Neen, voor 400.
De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. ik wil wel even de gestelde vragen beantwoor
den. De heer Van der Schoot heeft in de eerste plaats
gevraagd of er ook meerdere biljetten zijn ingekomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. 43
Ik heb hier het voorstel en ik meen dat in dit voorstel
zelf is gezegd, dat er maar één biljet is ingekomen
daaruit blijkt dus dat er bij Burgemeester en Wethou
ders officieel geen meerdere biljetten zijn ingekomen.
Verder zijn er verschillende geruchten over deze ver
huring, waarvan Burgemeester en Wethouders echter
de waarheid niet hebben kunnen opdiepen. Er is daar
naar wel een onderzoek ingesteld, maar het is gebleken
dat het geruchten zijn, waarover wij niet precies kunnen
opdiepen wat er van aan is. Wij hebben ook het gerucht
gehoord dat de tegenwoordige huurder de menschen
niet wilde toelaten om de woning te bezichtigen en dat
hij hen verkeerd inlichtte, maar het is ons gebleken, dat
dit slechts vage geruchten waren en als zoodanig had
den wij dan ook geen reden om daar op in te gaan.
Burgemeester en Wethouders stonden er zoo onder.
Wij hadden den huurprijs die ook door den admi
nistrateur van het Woningbureau, den heer Algra, in
zijn vorig rapport was voorgesteld geschat op
f 500. maar de tegenwoordige huurder was niet ge
negen dien huurprijs te betalen. Deze heeft toen een
huurprijs geboden van 330.—, dien wij echter wat
aan den lagen kant vonden, waarom Burgemeester en
Wethouders hebben besloten de woning publiek te ver
huren. Dat is ook gebeurd en toen is er een biljet inge
komen alleen van den tegenwoordigen huurder, die
daarbij een huursom van 400.— bood. Hoewel Bur
gemeester en Wethouders ook dezen prijs nog zeer aan
den lagen kant vinden, hebben zij zoo geredeneerd, dat
het ten slotte beter is om zoo lang 400.— per jaar te
ontvangen dan de kans te loopen, dat deze woning een
of twee maanden of langer nog leegstaat. Uit een oog
punt van financieel belang hebben Burgemeester en
Wethouders dus zoo geredeneerd: het lijkt ons op het
oogenblik het voordeeligste om op dezen huurprijs van
400.— in te gaan en dus aan den Raad het voorstel
te doen om deze woning te verhuren voor 400.per
jaar.
Nu heeft meen ik de heer Van Kollem het voorstel
gedaan, om deze woning in plaats van voor 3 jaar voor
1 jaar te verhuren. Ik persoonlijk heb er niets geen be
zwaar tegen om deze huur thans niet voor 3 jaar maar
voor 1 jaar te laten ingaan; ik weet niet hoe de andere
leden van het college daarover denken, maar ik heb er
geen bezwaar tegen. Dan kunnen wij het volgend jaar
onder de oogen zien of de woning dan ook meer kan
opbrengen. Ik weet ook niet hoe de tegenwoordige
huurder daar tegenover staat, maar ik geloof niet dat
ik van mijn kant er bezwaar in kan zien om in plaats
van 3 jaar een termijn van 1 jaar in het contract te
zetten. Dan kunnen wij altijd nog weer zien en dan is
de huurder natuurlijk ook weer vrij. Ik heb er dus niets
geen bezwaar tegen om het contract zoodanig te veran
deren.
Dat is in 't kort de gang van zaken geweest; verder
weten wij van de geheele geschiedenis niets positief af.
De heer HooiringMijnheer de Voorzitter. Na de
mededeeling van den heer Van Kollem rijst bij mij een
vraag, die ik het college van Burgemeester en Wethou
ders zou willen stellen en wel deze: was het aan Bur
gemeester en Wethouders bekend dat deze woning
werd onderverhuurd? Dan meen ik dat hier is gehan
deld in strijd met de algemeene bepalingen, die bij de
gemeente bij het verhuren van woningen gelden en ik
heb hierbij het oog op de arbeiderswoningen van de
gemeente, waar men zelfs geen kippenhokken mag heb
ben. Daar is altijd tegen geageerd
De heer Muller: Dat is het toch hier niet
De heer Hooiring: Ja, men kan dat nu wel verma
kelijk vinden, dat ik daarop wijs, maar ik doe dat alleen,
om daarmee te illustreeren, dat de gemeente op dit ge
bied tegenover anderen zoo streng is. Dat mag niet en
als een werklooze schoenmaker in een gemeentewoning
noodgedwongen zelf werk aan huis neemt, dan wordt
hem daarvoor geen vergunning verleend. Als dit dan
wél mag, dan meen ik, dat Burgemeester en Wethou
ders ten opzichte van deze verhuring die bepalingen
niet hebben gehandhaafd.
De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter.
Wat betreft het laatste, wat de heer Hooiring zegt, dat
is wel eens gebeurd, maar ik meen dat die onderver
huring op het oogenblik niet meer plaats heeft. Maar
daar gaat het niet om; het gaat hier om de zaak zelf en
dan kan ik mij niet indenken, dat het college met dezen
huurprijs meegaat omdat het dien voldoende vindt. De
wethouder zegt, dat men anders het risico heeft dat het
pand een tijd leegstaat; ja, dat is mogelijk, maar als het
pand te huur staat bij het Woningbureau, waar men
toch ook voortdurend in aanraking komt met de betrok
ken huurders, geloof ik dat men er méér huur voor zal
maken. Hoewel ik vind, dat de huur van 500.zoo
als eerst is gevraagd, wel wat aan den hoogen kant was,
komt deze prijs mij toch te laag voor en daarom onder
steun ik het voorstel van den heer Turksma om dit pand
thans niet te verhuren en dat dus Burgemeester en Wet
houders hun voorstel terugnemen.
De heer De Vries (wethouder): Ik wilde alleen nog
even zeggen dat Burgemeester en Wethouders niets
bekend is van onderverhuring.
Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiHet is maar
de vraag wat met onderverhuren noemt. Daar was een
dame op kamers, dat was toch geen onderverhuren.
Maar in elk geval bewijst dat wel, dat dit pand in ieder
geval meer dan 400.— waard is.
De heer Hooiring: Als daar een dame op kamers was,
dan werd daar in dat pand ook een bedrijf uitgeoefend,
n.l. van pensionhouder en dat mag toch ook niet ge
beuren in een gemeentewoning.
De Voorzitter zou thans eerst het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders in stemming willen brengen.
De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter, ik zou
willen voorstellen om eerst mijn voorstel in bespreking
te brengen, op grond hiervan, dat ik door de woorden
van den wethouder niet overtuigd ben dat Burgemees
ter en Wethouders een bepaald systeem volgen bij de
verhuring van woningen. Het lijkt mij toe dat Burge
meester en Wethouders het voor dezen tak van dienst
wat zoo zoo hebben genomen en bovendien heb ik ook
niet den indruk, dat er aan deze zaak voldoende publi
citeit is gegeven, om wel voldoende gegadigden op te
roepen. Ik meen op grond hiervan, dat mijn voorstel is
te prefereeren, omdat men dan wel een bepaalde lijn
krijgt bij de verhuring.
De Voorzitter: Mag ik vragen: wat is dan Uw voor
stel
De heer Turksma: Dat Burgemeester en Wethouders
bun voorstel terugnemen en het pand opnieuw ter ver
huring aanbieden.
De Voorzitter: Hebt U dat straks voorgesteld?
De heer Turksma: Ja.
De heer Van der Schoot: En dat heb ik ondersteund.
De Voorzitter: Dan komt het er toch op neer, dat dit
voorstel ongeveer hetzelfde is als het voorstel van den
heer Van der Schoot, want als de Raad besluit het
voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te