46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932.
wordt hier voor ruim een halve ton gekocht, maar
aan dezen koop zitten ook bepaalde consequenties
vast, want men zal straks dit terrein bouwrijp
moeten maken en er zullen wegen moeten worden
aangelegd. En wanneer vaststaat wat naar mijn
meening het geval is dat, indien dit voorstel
niet geboren ware geworden, de gemeente nimmer de
oogen zou hebben geslagen op dit terrein ten Noorden
van de Bleekerstraat, omdat dit naar mijn meening niet
geschikt is voor bouwterrein, dan mag men ook reke
ning houden met de financiëele gevolgen, niet van een
halve ton, maar van de paar ton, die er gemoeid zullen
zijn met het bouwrijp maken van dit terrein.
Een van mijn volgende bedenkingen is deze, dat in
het voorstel zelf een zinsnede voorkomt, waarmee ik
eigenlijk niet accoord kan gaan. Ik breng nog eens in
herinnering, dat deze zaak hier eerder is besproken in
een vergadering met gesloten deuren en dat ik er toen
nadrukkelijk tegen heb gewaarschuwd, dat dit voorstel
eigenlijk geen onderwerp was om te worden behandeld
in een vergadering met gesloten deuren. Ik heb toen
de opmerking gemaakt, dat dit voorstel van zoodanigen
aard was en dat daarmee in zoodanige mate de finan-
ciën van Leeuwarden gemoeid waren, dat het op zich- I
zelf daardoor reeds de interesse van alle ingezetenen 1
zou hebben en dat het dus geen voorstel was om in een
gesloten vergadering te behandelen, althans dat de
Raad zich daarin niet met bepaalde beslissingen zou
mogen binden. Ik heb nu de notulen van die vergade
ring er niet op nageslagen, maar ik meen dat U, mijn
heer de Voorzitter, toen hebt gezegd dat het meer een
suggestie van den Raad tegenover de Vereeniging ,,De
IJsclub" was dan dat de Raad zich in die vergadering
heeft gebonden. Nu lees ik echter in den brief, waarbij
Burgemeester en Wethouders deze zaak aan den Raad
aanbieden
,,De hiervoor genoemde prijzen zijn behoudens
wat betreft de kosten van overdracht van het oude
ijsbaanterrein gelijk aan die. waarvoor Uwe Ver
gadering zich tegenover de Commissie voor een
nieuwe ijsbaan bereid heeft verklaard de terreinen
voor de gemeente aan te koopen."
Tegen deze zinsnede heb ik bezwaar, omdat het naar
mijn meening niet oirbaar is, nu reeds aan te nemen
dat de Raad gebonden is.
Mijn laatste bezwaar is meer van persoonlijken aard.
Ik acht het niet zonder bedenking, dat iemand, die
wethouder van Financiën is, het voorzitterschap van
een zoodanige commissie gaat bekleeden, tengevolge
van welke gestie dit voorstel eigenlijk is geboren ge
worden; den Raad daardoor moreel bindt met zijn stem
en zijn invloed en dat die invloed in de eerste plaats j
tot uiting is gekomen in het college. Ik acht een der-
gelijke gestie minder gelukkig en ik zou in het vervolg,
wat dergelijke zaken betreft, tot voorzichtigheid
willen aanmanen. Het is naar mijn meening niet juist,
dat een lid van het college zich bindt ten opzichte van
dingen, die des Raads zijn. Ik weet wel, de wethouder
blijft even goed zich zijn stem voorbehouden en hij mag
hier ook zijn invloed laten gelden, maar nu staat van
te voren vast, wat zijn gedachten zijn, hij kan daar niet
af en hij is gebonden; ook al zou hij hier nog zulke
klemmende argumenten hooren, hij zal geneigd zijn te
stemmen voor het voorstel, dat in hoofdzaak onder zijn
invloed is geboren.
Ik eindig dus met het doen van het voorstel om deze
zaak aan te houden, en den Raad voor te stellen Bur
gemeester en Wethouders te verzoeken om alsnog die
twee rapporten over te leggen.
De heer Van der Meulen; Mijnheer de Voorzitter.
Toen deze zaak den vorigen keer hier ter tafel kwam,
heb ik gezegd, dat het praeadvies, dat toen door Bur
gemeester en Wethouders was uitgebracht, mijn onver
deelde instemming niet had. In het praeadvies werd
deze zaak uitsluitend beschouwd als een kwestie van
koop en verkoop van land; daarin werd de vraag ge
steld of de exploitatie van het aan te koopen land uit
kon, deze vraag werd bevestigend beantwoord en
daarom stelden Burgemeester en Wethouders voor deze
transactie aan te gaan.
Naar mijn meening, die ik toen ook heb geuit en die
ik nog heb, moet deze aangelegenheid niet volkomen
worden beschouwd als een transactie van koop en ver
koop en als een vraag of de exploitatie uit kan.
Er is hier toen ook door mij gezegd, dat men zich hier
een terrein van de gemeente had gedacht, bestemd voor
uitbreiding van het Rengerspark, een terrein dus, dat
in dien gedachtengang ten goede zou komen aan alle
inwoners van de gemeente, die het toch een bestemming
zou geven in het openbaar belang. Bij de bestemming
die nu aan dit terrein is toegedacht, zou het tot in
lengte van dagen worden onttrokken aan het openbaar
belang en zou het worden bestemd voor particulieren
of, zooals de heer Peletier zegt, voor een particuliere
vereeniging, dus eigenlijk slechts voor een gedeelte van
de burgerij en niet voor de geheele burgerij.
Ik heb in dien gedachtengang voorgesteld, om aan
de voorwaarden, die de gemeente zou stellen, eenige
voorwaarden toe te voegen, n.l. deze
a. de nieuw aan te leggen ijsbaan in den winter
gedurende in den regel twee middagen per week tegen
een geringe vergoeding open te stellen voor alle kin
deren op leerplichtigen leeftijd van ingezetenen van
Leeuwarden;
b. het nieuw aan te leggen ijsbaanterrein in den
zomer geheel of gedeeltelijk tegen een geringe vergoe
ding voor de beoefening van sport en spel open te
stellen.
Bij nader inzien geloof ik dat de eerste voorwaarde
niet wel is te handhaven. Ik heb de exploitatierekening
van de IJsclub gezien en ik geloof dat. als wij die eerste
voorwaarde handhaven, er ernstig gevaar is, dat dit
voor de Vereeniging een onoverkomelijk bezwaar zal
zijn om met de gemeente deze transactie aan te gaan.
Ik geloof echter niet, dat dit bezwaar geldt voor de
tweede voorwaarde. Als ik mij niet sterk vergis, is in
de exploitatie-rekening geen bate voor een zomerexploi-
tatie van het terrein opgenomen en dus, als van den
kant van de gemeente een bepaalde zomerexploitatie
wordt voorgesteld, dan zal dat juist voor de exploitatie
geen bezwaar zijn en dan zal het voor de Vereeniging
niet onaannemelijk zijn om onder een dergelijke voor
waarde met de gemeente in zee te gaan. Ik zou daarom
willen voorstellen
,,Ondergeteekende stelt voor aan de voorwaarden
toe te voegen, dat 1 H.A. tegen kostenden prijs in
den zomer open wordt gesteld als speelterrein en dat
verder een nader in overleg met Burgemeester en
Wethouders te bepalen gedeelte tegen een eveneens
nader in overleg met Burgemeester en Wethouders
te bepalen prijs als sportterrein in den zomer wordt
opengesteld."
En dan wil ik nog eens herinneren aan dezen gedach
tengang, dat hier straks een terrein komt geheel binnen
de bebouwde kom van de gemeente en dat dit zooveel
mogelijk moet worden bestemd voor alle ingezetenen,
zoodat het niet aangaat dit uitsluitend aan een parti
culiere vereeniging over te laten.
Spreker dient zijn voorstel schriftelijk in.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou een
korte vraag willen stellen aan den heer Peletier. Deze
spreekt over het hooren van een deskundige en nu zal
het wel aan mij liggen, maar ik zou willen vragen wat
voor een deskundige bedoelt U Ik herinner mij niet.
dat wij bij aankoop van bouwterrein ooit een deskun
dige raadplegen wèl echter bij verhuring van lande
rijen een landbouwdeskundige. Nu zal het wel een mis
verstand van mij wezen, maar ik meen dat dit in dit
geval absoluut geen zin heeft.
Wat de zaak zelf betreft, deze is mij zeer sympathiek,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. 47
al was het alleen maar uit een oogpunt van werkver
schaffing.
Door den heer Peletier is een voorstel gedaan om
deze zaak aan te houden, maar dat kon dan wel eens
een uitstel tot St. Juttemis worden, want het is nu al
1 Maart en het is weiland. Waar deze zaak nu al 3 of
4 maanden loopt, moet daar ook eens een eind aan
komen en moet men weten of men dit land kan koopen. j
De Raad is bekend met de stukken, die zijn gewisseld 1
en ik voel dan ook niet voor aanhouding, tenzij de heer j
Peletier zijn standpunt nader kan preciseeren. En wat
die deskundige betreft, daar voel ik op het eerste ge
zicht ook niet voor.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Dit is
punt 13 van de agenda en ik weet niet of dat een voor
spelling is voor de commissie of voor de tegenstanders
van het voorstel hier. Wij weten allen, dat aan het
I getal 13 ongeluk is verbonden
De heer Hettinga: Och kom.
De heer Terpstra: Ja, volgens de algemeene ge
dachte; ik wil wel zeggen, dat ik niet zoo bijgeloovig
[ben dat ik dat denk.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de
aandacht vestigen op de financiëele gevolgen voor den
Raad. De tegenwoordige ijsbaan zal overgenomen of
gekocht moeten worden voor 40.000. Daarvan gaat
natuurlijk, bij het eventueel doorgaan van den koop,
onmiddellijk het renteverlies in. Aan straten moet daar
t worden besteed een bedrag van 93.000. wat tegelijk
ook al weer een aanzienlijke vermeerdering van het
renteverlies geeft; het totale bedrag is dus 133 mille.
Nu beredeneert het college, dat de opbrengst van
22150 M2. a 6.— per M2. eveneens 133 mille wordt,
maar die profetie zal eerst na jaren uitkomen. Nu wordt
in de stukken wel gezegd, dat een eventueele erfpacht
a 6 een compensatie is voor een eventueel verlies,
wat natuurlijk ook juist is, maar ik zie de zaak zoo, dat
die compensatie niet opweegt tegen het bestaande en
komende verlies.
In de tweede plaats, als ik mij goed herinner, stond
in de stukken, in de allereerste stukken, die wij ontvin
gen, dat de verhouding van de nieuwe ijsbaan tot de
oude ongeveer is als 9 5. Waar nu de afgraving van
het nieuwe terrein 40 cM. zal zijn, volgt daaruit, dat de
ophooging van de oude ijsbaan wordt 72 cM. Nu vrees
ik toch, dat dit op den duur onvoldoende zal zijn en
wanneer die vrees waarheid wordt, volgt daaruit, dat
men er dan van gemeentewege ook nog een aanzien
lijke hoeveelheid aarde aan zal moeten toevoegen en
dat dit dus ook een aanzienlijk verlies aan werkloon
tengevolge zal hebben.
Het verlies aan rente, waarop ik zinspeel, is berekend
naar 4 en dat is dan 1600. maar op het oogen-
blik is de toestand toch zoo, dat het eerder aan de
2000.dan aan de 1600.— zal komen. Ik geloof
dus, mijnheer de Voorzitter, dat die berekening, hoe
aardig ook opgezet, in werkelijkheid faliekant zal uit
komen.
Nu wat betreft de overige terreinen. Daar is volgens
de stukken 29500 M2., waarvoor de gemeente zal moe
ten betalen a 65 cent per M2. ruim 19 mille. De jaar-
lijksche kosten, ook hier berekend a 4 plus de grond
lasten en eventueele andere kosten, leveren een totaal
verlies voor de gemeente op van minstens 820.—. Nu
is het eigenaardige, dat, als men den grond in erfpacht
geeft, men daarvoor 6 vraagt ik heb daar vroeger
ook al op gewezen en dat men. als men zooals in dit
geval, rente meent te moeten betalen, slechts 4
rekent. Maar bovendien gaan van die Noordelijke ter
reinen af aan straten 11000 M2. en blijft daar aan even
tueel bouwrijp terrein over 18000 M2. Deze zullen op
brengen, als de berekening a 7.50 per M2. uitkomt,
135 mille. Nu zijn de kosten van aankoop en de verdere
kosten van deze terreinen ruim 19.000.T 500.
waar aanvankelijk ook niet op gerekend is geworden,
want als ik mij goed herinner, meen ik, dat in de vroe
gere stukken stond, dat er waarschijnlijk geen kosten
van overdracht zouden komen. Hier in deze stukken
staat echter, dat de aankoopkosten ongeveer 500.—
zullen wezen en verder, dat men per jaar op dit terrein
minstens een verlies zal hebben van 500.wat ten
minste in de volgende 10 jaren zal worden een verlies
van 5000. Het totaal bedrag, dat voor de z.g. Noor
delijke terreinen moet worden uitgegeven, is dus
25.000.—, waarbij nog komt voor wegenaanleg a
10.— per M2. 110 mille, zoodat dus de totale kosten
zullen bedragen 135 mille. Dus daaruit volgt, dat de
gemeente in deze penibele zaak zal moeten steken
niet direct maar op den duur een bedrag van 135
mille 4- 133 mille 268 mille, of laat ik zeggen
want er zullen nog wel enkele kosten bij komen van
270.000.
De heer Van der Meulen heeft er al op gewezen en
het is ook mij opgevallen, dat Burgemeester en Wet
houders eenige, aanvankelijk gestelde, voorwaarden
zoo maar hebben teruggenomen of dat zij die hebben
laten schieten. Een van die voorwaarden was, dat men
in den winter de nieuwe ijsbaan moest open stellen voor
alle leerplichtige kinderen -de heer Van der Meulen
heeft daar terecht op gewezen en dat men in den
zomer een openstelling voor sport en spel moest doen
plaats hebben. Beide voorwaarden zijn nu zoo maar
vervallen; wat is daarvan de reden, mijnheer de Voor
zitter? Men heeft dus hier het zeldzame verschijnsel en
het zeldzame feit, dat hier een publiek lichaam als de
gemeente gaat wijken voor een particuliere vereeniging.
En nu weet ik wel, mijnheer de Voorzitter, die veree
niging draagt het predicaat ..Koninklijke", maar dat
behoefde toch in dit geval niet een reden te wezen om
daarvoor maar direct op de vlucht te gaan De heer
Dijkstra zegt, dat is hier niet zoo, maar ik zou dan in
elk geval willen zeggen, dat er toch twee Sociaal-De
mocratische wethouders in het college zitten, die voor
dat predicaat Koninklijke" op de vlucht zijn gegaan.
In elk geval zou ik willen weten, als het niet al te on
bescheiden is. mijnheer de Voorzitter, wat eigenlijk de
oorzaak is, dat Burgemeester en Wethouders deze aan
vankelijk zoo goed gestelde voorwaarde zoo maar heb
ben laten schieten.
Afgescheiden van den financiëelen kant van deze
zaak, die voor mij zeer zwaar weegt, is er nog een
andere, die voor mij bijna nog zwaarder weegt en dat
is deze. Is daar voor de gemeente Leeuwarden wel be
hoefte, op die plaats de heer Peletier heeft daar ook
terecht op gewezen en zoo voel ik het ook aan om
uitbreiding aan haar terrein te geven Is het niet juist
de heer Van der Meulen heeft daar ook op gewezen
dat aanvankelijk het plan was en ook bij voortduring
het plan is geweest om dat terrein, als het noodig was
en het eenigszins kon, als een verlengstuk van het be
staande Rengerspark te gebruiken? Zoo is mij wel eens
meegedeeld en ik stel mij daarom voor, als ik hier die
vraag doe, dat het mij misschien wel zal gelukken om
daarop een antwoord te krijgen. Die behoefte voor de
gemeente is dunkt mij in de stukken absoluut niet aan
getoond, noch voor het heden, noch voor de toekomst
en, mijnheer de Voorzitter, het is juist deze factor van
de behoefte, die voor mij den doorslag moet geven.
Ik moet mij ook in nog een ander opzicht aansluiten
bij mijn geacht medelid, den heer Peletier, mij moet
namelijk van het hart niet alleen de eigenaardige hou
ding van onzen geachten wethouder van Financiën, den
heer Ritmeester, die, natuurlijk niet in zijn eerste maar
wel in zijn laatste kwaliteit, die vergaderingen van „De
IJsclub" heeft bezocht, maar niet minder de eigenaar
dige verhouding, waarin onze zeer geachte Voorzitter
is gekomen, die, naar de bladen hebben meegedeeld,