50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, dadelijk wordt gemaakt en dat die ook meteen als straat wordt aangelegd. Hoe verder precies het stratenplan zal worden, staat nog niet vast; Gemeentewerken heeft ook nog een ander stratenplan ontworpen, zoodat mis schien niet aan het eerst voorgestelde de hand zal worden gehouden. Er is al gezegd: zoo zou het ook kunnen, maar dat is een kwestie van later; het is hier maar de vraag of dan de grond van de tegenwoordige ijsbaan bij andere of meerdere stratenaanleg ook nog 6.— per M2. kan opbrengen. Daar gaat de heele vraag over. Ik kom nu nog even terug op een opmerking van den heer Van der Meulen. die heeft gezegd, dat Bur gemeester en Wethouders zich bij de vorige bespreking zuiver op koopmansstandpunt hebben gesteld, door te zeggen: dat terrein wordt ons aangeboden voor zooveel, er komen zooveel onkosten bij en dan zal het zooveel opbrengen en dat Burgemeester en Wethouders toen hebben gemeend dat het kon. Burgemeester en Wet houders staan nog op hetzelfde standpunt; wanneer door wie dan ook aan de gemeente een stuk grond wordt aangeboden tegen een bepaalden prijs het gebeurt toch wel meer, dat iemand bij de gemeente komt en grond te koop aanbiedt en er kan door Burgemeester en Wethouders of door hun deskundige worden be rekend, dat het in zooverre uit kan De heer Peletier: Dus dan wel door een deskundige! De Voorzitter en dat het in het belang van de gemeente is, dat het gemeente-eigendom op die wijze wordt doorgetrokken, dan zal het college daarop in gaan en zoo hebben Burgemeester en Wethouders ook bij deze zaak geredeneerd. Nu vind ik, dat men hierbij niet kan spreken van een „penibele" zaak. zooals een van de sprekers heeft gezegd, toen hij opmerkte: wij zullen dus in deze penibele zaak een bedrag van 268.000.'— of van rond 270.000.moeten steken. Waarom is dit een penibele zaak Ik weet het niet; ik meen dat het een rendabele zaak is. Ik wil niet zeggen dat er reuzenwinst zal worden gemaakt, maar dat is ook de bedoeling niet. Dat moeten wij dus niet op den voorgrond stellen, maar wij weten, als wij dit doen, dat wij daarmee een ver- eeniging helpen, die algemeen wordt geapprecieerd en als dat zonder schade voor de gemeente kan, staan Burgemeester en Wethouders op het standpunt, dat daar absoluut geen bezwaar tegen is. Dat hier vreeselijk veel aan te verdienen is. zeggen Burgemeester en Wet houders ook niet, dat is niet het geval, maar als het maar geen schade voor de gemeente oplevert, dan kunnen wij toch ook zeggen, dat wij hier in het alge meen iets voor Leeuwarden beter maken, al is dat dan ook in handen van een particuliere vereeniging. De heer Terpstra heeft gevraagd waarom Burge meester en Wethouders zijn afgeweken van de aan vankelijk gestelde voorwaarden, maar ik geloof dat de heer Terpstra ten opzichte daarvan absoluut onjuist is. De zaak is deze. Burgemeester en Wethouders hebben den Raad voorgesteld bij schrijven, dat zij den Raad d.d. 22 October 1931 hebben doen toekomen, om de oude ijsbaan aan te koopen tegen een bepaalden prijs en van het terrein, bestemd voor de nieuwe ijsbaan, een deel en zij hebben daar toen ook een exploitatie rekening van de aan te koopen terreinen bij gevoegd. Burgemeester en Wethouders hebben toen gezegd „Resumeerende stellen wij U derhalve voor om ons te machtigen aan bedoelde commissie" (en dus niet aan het bestuur) „te mogen mededeelen, dat de gemeente bereid is, behoudens hoogere goedkeuring, aan te koopen 1de tegenwoordige ijsbaan, vrij van bouwver- bod, voor de som van 40.000. vrij van hypotheek en vrij op naam; 2. de groen gearceerde gronden (de grens hier van nader met de commissie te overleggen) voor de som van 65 cent per M-V', en dan volgen er eenige voorwaarden. Ik weet echter positief en ik heb het ook nagezien in de notulen dat er toen is gezegd, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders is aangenomen onder nader te stellen voorwaarden. De beide voorwaarden, die de heer Van der Meulen toen heeft aangevoerd, zijn toen dan ook niet door den Raad als voorwaarde gesteld. Er is wel even over gesproken en de heer Van der Meulen toen heeft ze wel voorgesteld, maar de Raad heeft er zich niet mee vereenigd, dat die voorwaarden zouden wor den gesteld en ook niet dat de 7 door Burgemeester en Wethouders genoemde voorwaarden gesteld zouden worden. Daar heeft de Raad zich ook niet mee veree nigd, maar er is uitdrukkelijk alleen principieel aange nomen om de bedoelde terreinen aan te koopen en dat Burgemeester en Wethouders opdracht kregen om aan de commissie te berichten, dat naar hun oordeel de Raad bereid zou zijn tot aankoop van de tegenwoordige ijsbaan en tot aankoop van de groen gearceerde gron den op nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethou ders hadden dus geen voorwaarden te laten vervallen, omdat die niet waren gesteld en het grapje van den heer Terpstra, dat dit zou zijn gebeurd, omdat het een „Koninklijke" vereeniging is, gaat dus niet op, omdat de basis van dat grapje hier mankeert. Burgemeester en V/ethouders hadden niets te laten vervallen en zij zijn hier dus ook niet gaan wijken voor een particuliere vereeniging. Zij hebben aan de commissie geschreven, dat de Raad in principe had besloten, dat. indien er te zijner tijd een voorstel zou komen, dit vermoedelijk zou worden aangenomen en zij hebben er voor alle ze kerheid bij geschreven hoewel dat ook bleek uit de stukken wij hebben gehoord dat in den Raad die en die voorwaarden zijn genoemd. Dat waren de voor waarden, die door Burgemeester en Wethouders waren genoemd en ook die, welke de heer Van der Meulen had laten hooren. Wij hebben dat expres aan de com missie geschreven, opdat men te zijner tijd niet van die zijde met een heel kort voorstel zou komen en de Raad dan zou moeten zeggen ja, wij willen het wel, maar onder die en die voorwaarden. Wij hebben dus gezegd: het bleek uit de stemming, dat vermoedelijk het voorstel zal worden aangenomen, maar er zijn van verschillende kanten uit de Vergadering een aantal voorwaarden naar voren gekomen en dat waren al de voorwaarden van Burgemeester en Wethouders en de beide voor waarden van den heer Van der Meulen. De heer Terpstra kan dus niet zeggen dat Burge meester en Wethouders voorwaarden hebben laten vallen en wanneer hij de vraag stelt: ben ik ook al te onbescheiden, wanneer ik aan Burgemeester en Wet houders de vraag stel, waarom zij die goed gestelde voorwaarden hebben laten schieten dan kan ik hem dus zeggen: U is niet onbescheiden, maar U hoort nu dat Uw vraag eenigszins mis was, want die voor waarden waren door den Raad niet gesteld. Op het cogenblik echter, nu de Vereeniging „De IJsclub" ons deze vraag heeft gedaan, komen die voorwaarden in het geding; nu komt bij de kwestie, of de Raad de oude ijsbaan en de Noordelijke stukken zal koopen, tevens naar voren de vraag: tegen welke voorwaarden In dit voorstel van Burgemeester en Wethouders aan den Raad zijn dan ook de voorwaarden eigenlijk goed ge formuleerd en nu geef ik toe, dat zij ongeveer gelijk luidend zijn aan die, welke waren genoemd in het eerste voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarover in den Raad is gestemd alleen zijn ze misschien wat meer gepolijst en wat uitgebreider geworden en mo gelijk dat ze ook wat soepeler loopen maar deze voorwaarden zijn gebaseerd op den brief, dien wij van „De IJsclub" hebben gekregen en zoover wij konden aanvoelen op datgene, wat in mondeling overleg is Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. 51 besproken omtrent enkele dingen. De heer Terpstra zegt verder dat de gemeente geen behoefte heeft aan uitbreiding met dit terrein. Dat is een kwestie, die Burgemeester en Wethouders moeilijk kunnen verdedigen, omdat ten slotte ieder voor zich moet weten of hij meent dat die behoefte bestaat, ja of neen. De een zegt neen en de ander ja en wij kunnen elkaar in dat opzicht niet overtuigen, omdat positieve argumenten daarvoor niet zijn bij te brengen, noch door den een, noch door den ander. Als men de zaak goed nagaat, zal men moeten zeggen, dat de tegenwoordige ijsbaan aan weerskanten tegen de bebouwde kom aan ligt en dat het dus logisch is dat daar de straten worden doorgetrokken, maar anderen kunnen dat niet voelen |en men wijst er ook op, dat op de kaart van het uit breidingsplan de heer Van der Meulen heeft dat ook gezegd dit terrein als een verlengstuk van het Rengerspark is geplaatst. Dat is volkomen juist, maar ik wil er den heer Terpstra, die daar ook op heeft iqewezen en die ook heeft gezegd dat deze voorstellen de gemeente 268.000.— zullen moeten kosten, op merkzaam op maken dat, als dat verlengstuk van het Rengerspark er komt, als de gemeente daartoe bereid is en ook het werkelijk zal maken zooals het op de kaart staat aangegeven, de kosten daarvan dan ver moedelijk de 268.000.— wel zullen overschrijden; dat verlengstuk heeft men dus ook niet voor niets. Dat is het. waarmee ik namens Burgemeester en Wethouders deze zaak kan verdedigen. Ik zeg nog maals, een bepaald fortuin behaalt de gemeente daarmee niet, maar hier komt een vereeniging, die voldoende sympathie in deze gemeente heeft, met een aanbod en zegt: wij kunnen op die manier de zaak voor onze ver eeniging beter maken. Als men nu zegt dat dit niet gaat voor het algemeen belang, zou ik zeggen: laten wij dan alleen maar wijzen op de internationale wed strijden op de lange baan, die tot nu toe absoluut niet in Leeuwarden gehouden konden worden en die men met dit plan mogelijk wil maken. Dat is toch ook eenigszins een gemeentebelang; het is ook in het belang van de leden maar toch ook van de gemeente in het algemeen. De menschen, die een zwem- en badinrichting bezoeken, moeten toch óók een abonnement nemen, die zwemmen daar toch ook niet voor niets. Deze vereeni ging zegt nu: wij willen het voor de menschen, die een abonnement bij ons nemen laat ik het dan zoo maar noemen beter maken en wij kunnen dat niet doen, of de gemeente moet dat terrein van ons overnemen. Nu wordt eenvoudig dezerzijds gezegd: wij zien in het overnemen van die terreinen voor de gemeente geen bezwaar, financieel niet en om andere reden ook niet en als wij dat doen, zullen wij de vereeniging en ook een deel van de andere menschen en dus ook het alge meen belang daarmee dienen. Dan wil het er bij mij niet in, dat er eenig bezwaar is dat de gemeente dat doet. De heer Peletier: Mijnheer de Voorzitter, ik wil be ginnen met een woord van protest, zij het dan ook een heel zacht protest, aan Uw adres tegen de wijze, waarop U mij en andere sprekers hier hebt bestreden. Ik ontzeg U niet het recht om op Uw wijze die bestrijding te doen, maar wanneer U hier gaat spreken over bekrom pen en achterdochtige menschen en over menschen als de heer Terpstra, die dit en dat beweren en meer van die uitlatingen, dan is dat een betoogtrant, die ik op den duur in deze Raadszaal niet graag zou hooren. Ik heb verder slechts twee opmerkingen te beant woorden en wel in de eerste plaats die van den heer Dijkstra, welke ook aansluit bij een opmerking van U en waarin men de rechtmatigheid in twijfel trekt van wat ik heb verzocht, n.l. overlegging van een deskundig rapport. De heer Dijkstra is anders niet zoo onbegrij pelijk, maar hij heeft mij toch nu blijkbaar niet be grepen en U, mijnheer de Voorzitter, ook niet. Ik bedoel niet een rapport, zooals de heer Dijkstra op het oog had, maar een zoodanig rapport, dat wij uit de over gelegde cijfers van den deskundige kunnen weten de intrinsieke of neutrale waarde van het terrein. Ik meen dat het niet de bedoeling mag zijn dat wij ons uitspreken, dat de gemeente zooveel meer voor het terrein zal betalen dan de normale prijs is, omdat het niet te ontkennen is, dat dit zou neerkomen op het geven van een subsidie aan een particuliere vereeni ging, iets wat ik, zooals ik zeg, misschien in normale tijden wèl gerechtvaardigd zou achten, omdat ook mijn meening is, dat deze vereeniging een algemeen belang nastreeft. Maar, zoo was mijn betoog, het komt mij voor, dat dit in het tijdsverband van dit oogenblik niet te pas komt, omdat de financiëele verantwoording, die ten grondslag ligt aan de besluiten van den Raad, hier niet voldoende is aangetoond. Als deze zaak in normale tijden was voorgedragen of wanneer die over 4 of 5 jaar aan de orde kwam. zou ik er misschien van harte voor kunnen zijn en daarom was mijn bedoeling, dat er een rapport van een deskundige wordt overgelegd De heer Dijkstra: Van Openbare Werken De heer Peletier: Daar kom ik direct op terug, mijn heer Dijkstra waaruit blijkt, wat op het oogenblik de liquide waarde van deze terreinen is. Nu zegt de Voorzitter, dat er door Gemeentewerken cijfers zijn overgelegd en dat die ten deele voor den Raad ter inzage zijn geweest De heer Wiersma: En die begrijpt U niet De heer Peletier: Ja, mijnheer Wiersma, ik geloof wel, dat ik die eenigszins begrijp, maar die cijfers zijn er op gericht om vast te stellen, dat waarschijnlijk in de toekomst voor die terreinen zooveel is te maken, b.v. 5.— of 6.— per M2. Dat noem ik echter geen rap port, daar hebben wij niets aan: dat is toekomstmuziek en dat geeft absoluut niet iets concreets. Vandaar dat ik er nogmaals op aandring dat ons, voordat wij een besluit nemen, een rapport wordt overgelegd, waaruit wij kunnen zien wat de werkelijke waarde is van dit terrein. Hetzelfde is het geval ten opzichte van een rapport van de Financiëele Commissie. De Voorzitter zegt dat hij nimmer heeft gehoord dat deze commissie zich be moeide met aankoop van bouwterrein en dat is ook zoo, maar dit is hier niet een gewone aankoop; niemand zal ontkennen, dat het hier een zeer buitengewone aankoop betreft, waaraan zeer verstrekkende financieele gevol gen ten grondslag liggen. En omdat dit zoo is, vind ik het noodig en nuttig, dat de Raad wordt voorgelicht door de Financiëele Commissie, omdat het èn voor de commissie èn voor den Raad naar mijn meening van belang is, dat deze zaak ook die commissie is gepas seerd. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou kunnen beginnen met te zeggen eind goed, al goed. Ik heb zeer aandachtig naar de uiteenzetting van LI geluisterd en ik ben tot de conclusie gekomen, dat U mooi kwaad bent begonnen, maar dat U toch goed is geëindigd. Dat is in de eerste plaats voor mij een troost en in de tweede plaats wil ik zeggen dat, wanneer U te eeniger tijd weer eens zoudt spreken over bekrompen zijn, ik dat woord aan een ander adres terug zal zenden; aan welk adres, behoef ik in dit geval niet te zeggen. Ik stel er prijs op om hier wèl mijn meening te zeg gen, als ik een zaak anders zie dan Burgemeester en Wethoudersik wil mij het recht voorbehouden om daarover te spreken, zooals ik meen dat te moeten doen en ik ben er zeker van, dat ik daarbij niet in woorden en termen zal vallen, zooals U op het oogenblik tegen mij gebezigd hebt. Ik zal mij daar dan ook absoluut niets van aantrekken. U hebt gezegd, dat ik van plan was U een standje

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 7