52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. te geven. Geen haar op mijn hoofd, die daarover heeft gedacht en dat zou mij ook niet passen, om de eenvou dige reden, dat ik aan U geen voorbeeld heb te geven. Maar ik heb wel gevoeld al ziet U daar misschien niets in dat U en de heer Ritmeester op dat oogen- blik, toen de heeren bij die vereeniging zaten, in een moeilijk parket waren. Is U van een ander oordeel, dan is dat Uw recht, maar wanneer ik daaromtrent een andere zienswijze naar voren breng, dan heb ik zoo'n antwoord niet van U te wachten en dan ben ik van oordeel, dat, wanneer U spreekt van een standje geven en van bekrompen menschen, ik die woorden kan redresseeren aan Uw adres. Als U daarmee niet ac- coord kunt gaan, het zij zoo, maar ik wil wel zeggen dat ik U dan ook bekrompen vind. LI hebt gedacht dat U mij in eenen kon bewijzen dat ik mis was, maar ik heb daar letterlijk niets van ge voeld. De getallen, die ik heb gegeven en die ik nog wel wil herhalen, heb ik genomen uit de stukken, die de Raad door middel van Burgemeester en Wethouders en dus ook van U heeft verkregen en ik heb beweerd, dat het mij in elk geval niet geoorloofd voorkwam om in deze zeer riskante zaak van gemeentewege een be drag van 268.000.— te steken. Wilt U daar nu 300.000.van maken, het zij zoo, maar ik heb dat niet beweerd. Ik heb beweerd dat het de gemeente 268.000.zou moeten kosten en ik kon dat beweren en ik doe dat nóg eens, omdat het in de stukken staat. Ik wil daar nu niet meer van zeggen, maar U hebt ook gezegd, toen U een beetje teruggekomen was van Uw aanvankelijke boosheid De heer Dijkstra: Dat is U niet De heer TerpstraNeen. mijnheer Dijkstra, geen haar op mijn hoofd, die er aan denkt om boos te wor den; ik wensch hier alleen te zeggen wat ik op het hart heb en ik zal dat blijven doen, niettegenstaande ik dan misschien zal doorgaan voor bekrompen te zijn. Mijnheer de Voorzitter, U hebt ook gezegd -en ik j heb daar iets voor gevoeld dat wanneer het terrein, dat hier op het oogenblik een punt van bespreking uit- j maakt, straks bij het Rengerspark wordt gevoegd, zoo als aanvankelijk het plan was daar is in elk geval over gedacht en in zooverre was ik dus niet mis, U hebt dat zelf erkend dat óók geld zou kosten. Zeker, als U van middag dergelijke waarheden ieder keer hadt verkondigd, zouden wij allemaal content met U geweest zijn. Maar U moet niet vergeten, dat er hier toch ver schil is. Ik voel het zoo, en ieder die eenig gevoel van verantwoording heeft, zal dat met mij eens zijn, dat het geven van 40.000.voor de oude ijsbaan, om deze i vereeniging in staat te stellen een nieuwe ijsbaan te krijgen, niet is wat men noemt een algemeen belang. Voelt U dat anders, het zij zoo. maar als straks dat deel bij het Rengerspark werd gevoegd, dan meen ik, dat dat wèl degelijk een algemeen belang was. Ik herhaal nog eens, omdat dit mijn christenplicht is, dat het nooit mijn plan is geweest en zal zijn om U ooit een woord te zeggen, dat U niet aanstaat en als ik dan ook heb gesproken over de houding van U en van den heer Ritmeester, dan wil ik wel zeggen, dat ik dat niet heb bedoeld als een standje. De heer Van der Meulen: Mijnheer de Voorzitter, ik heb met genoegen van U gehoord, dat de bedoeling van de vereeniging ,,De IJsclub" reeds was om het nieuwe terrein ook in den zomer open te stellen voor sport en spel, maar de bedoeling van mijn voorstel is juist geweest om van den kant van de gemeente een waarborg te stellen, dat dit gebruik in den zomer ook werkelijk kan plaats vinden op niet al te bezwarende voorwaarden voor de ingezetenen dezer gemeente. Daarom geloof ik dat mijn voorstel in den geest, zooals ik het heb gedaan, moet worden gehandhaafd; alleen zou ik het thans ingediende voorstel willen terugtrekken en dit willen vervangen door een ander, omdat U ge hoord hebt dat de vereeniging ,,De IJsclub" het er in eigen boezem nog niet over eens is, hoe een en ander zal moeten worden geregeld en het dus moeilijk is om op het oogenblik hier te bepalen, hoe dat gebruik zal wezen. Daarom vind ik het beter dat Burgemeester en Wethouders dat gebruik nader met de vereeniging regelen en het is daarom, dat ik mijn voorstel terug neem en dit vervang door het volgende voorstel ..Ondergeteekende stelt voor, dat aan de voor waarden wordt toegevoegd, dat het gebruik van de ijsbaan in den zomer in overleg met en met goed vinden van Burgemeester en Wethouders geregeld wordt." Ik geloof dat noch van den kant van den Raad, noch van den kant van ,,De IJsclub" tegen dit voorstel be zwaar behoeft te bestaan, want het heeft alleen de be doeling een garantie te scheppen, dat ook werkelijk dat gebruik plaats vindt op niet te bezwarende voor waarden. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter, ik heb hier de verschillende gesprekken beluisterd en hoorde daarin ook het woord .algemeen belang". Nu zou ik deze vraag willen stellen: de ijsbaan zal wel een algemeen belang zijn, maar is dat algemeen belang in doorsnee voor de ingezetenen wel bereikbaar? Ik meen dat de gestelde contributie voor velen van dien aard is. dat dit algemeen belang voor hen niet bereikbaar is. Als de contributie van dien aard was. dat zij belangrijk lager was. dan zou het huisgezinsgewijze bereikbaar zijn, maar dat is hier juist het bezwaar, het is hier niet een volksbelang. Zal het dat worden, dan meen ik dat de contributie beduidend naar beneden moet, want voor heel veel kleine menschen is het gebruik maken van de ijsbaan thans onbereikbaar. Als dat bezwaar werd weg genomen, zou men hier kunnen spreken van een alge meen belang. De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou deze opmerking willen maken. Het is zeker een gewoon gebruik om bij zaken van koopmanschap wederkeerig voorwaarden te stellen; dat geschiedt bij alle normale zaken, die worden afgedaan. Maar de soort van voor waarde, welke de heer Van der Meulen wenscht te stellen, wijst er toch dunkt mij op, dat hij hier meer denkt aan een subsidie dan aan een gewone daad van koopmanschap. Ik zou dan ook deze vraag willen stellen, of uit het voorstel van den heer Van der Meulen eigenlijk niet blijkt, dat toch bij de linksche partij hier in den Raad wel degelijk het gevoel aan wezig is. dat men hier een zekere tegemoetkomende houding betracht tegenover de Vereeniging ,.De IJs club en dat men daartegenover nu ook wel eenige eischen mag stellen. De heer Dijkstra: Dat is toch geen misdaad De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb van verschillende kanten opmerkingen tegen dit voor stel gehoord en vooral van den kant van den heer Pele- tier, die den werkelijken prijs wil hebben, wat dit terrein zou kunnen opbrengen. Ik zou echter van den heer Peletier willen hooren of dit bij koop altijd het geval is: dat men vooruit kan weten welken prijs men kan be dingen. Dat is echter niet het eenige. Ik zou vooral, waar ik dat argument hier nog niet heb gehoord, de aandacht willen vestigen op het feit, dat men zich hier ook ten opzichte van de sport moet afvragen, of het niet een algemeen belang is, dat in den een of anderen zin de sport wordt beoefend. Daarnaast is er nog een derde belang, het belang van den middenstand. Hoe ik dat hierbij aanhaal, zou ik Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1932. 53 willen verduidelijken, door er op te wijzen, dat b.v. bij internationale wedstrijden hier een groote massa men schen in de stad zullen komen en hier hun geld ver teren en dat zal ook het geval zijn bij tentoonstellingen, ten opzichte waarvan deze vereeniging ook zeer zeker een tegemoetkomende houding zal willen verleenen. Ik meen als wordt bewerkstelligd een dergelijke sportge- legenheid in het centrum van Friesland, vooral ook voor de schaatssport, waarvan wij toch een traditie hebben op te houden, dat daardoor in dat geval ook zeer zeker de neringdoenden in de stad voordeelen zullen kunnen behalen. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog een korte opmerking willen maken. In de eerste plaats spreekt de heer Van der Schoot van het algemeen be lang en dat daarvoor hier niet voldoende mogelijkheid bestaat, omdat de minder gesitueerden of de breede massa geen gebruik kan maken van de ijsbaan. Ik zou zeggen, dan is dit voor de heeren een geschikte gele genheid om een voorstel te steunen, dat strekt, om een gemeenschappelijke ijsbaan in te richten, waar wél aan die eischen wordt voldaan De heer Stobbe: Kom daar dan maar mee De heer Dijkstra: En dan stemmen jullie daar tegen, dat weet ik vooruit wel. Ik vind dat dan ook een argu ment van niets. Want als de Sociaal-Democraten met een zuiver gemeentelijke instelling komen, dan hebben wij tot nog toe en ik zit hier nu al 16 jaar van Uw kant altijd een antwoord gekregen in afwijzenden zin. Ik wil er maar aan herinneren, dat zelfs bij de nieuwe inrichting van de Stedelijke Muziekschool, die al 14 jaar had bestaan, een geweldlig stuk bombarie is gemaakt bij den verbouw van dat gebouw, om die zaak aan kant te krijgen. Ik zou ten opzichte daarvan dan ook wat voorzichtig willen wezen. Ik zou ook veel liever een ijsbaan willen, waarvan werkelijk ieder en dus ook de menschen met een smalle beurs kan profiteeren en ik hoop dan ook in de toekomst Uw steun ten opzichte daarvan te ontvangen. Wat de zaak zelf betreft, ik ondersteun den gedach- tengang van den heer Van der Meulen, omdat ik dat ook practisch mogelijk vind. De heer Van der Meulen ziet de zaak zooals die is, want zoo is het toch ten slotte, ook na wat de Voorzitter heeft gezegd. Als men een zaak als deze onderneemt en er is eenmaal toe be sloten en Burgemeester en Wethouders zouden daarna gaan zeggen maar nu zijn bij de algemeene beschou wingen over dat punt verschillende wenschen naar voren gekomen, hoe staat het daar nu mee?, dan visch je, als er niets is bepaald, achter het net. Nu meen ik dat het voorstel van den heer Van der Meulen den weg aangeeft om dit terrein ook te bestemmen voor de sport. Alleen zal er dan door het college nog overleg moeten worden gepleegd ten opzichte van de te maken bepa lingen, want daar kan het niet zonder. Ik zie hier geen ander middel en ik meen dat het een goed middel is. Aan de rechterzijde zou ik dit willen opmerken. De heeren zijn daar in den regel ook niet zoo bleu, daar hebben zij anders ook niet zooveel last van, dus als men tegen de exploitatie van een ijsbaan is ik heb ten opzichte daarvan ook eenige ervaring laten zij dan dat argument noemen, als dat hun beginsel is. Want men is daar tegen ijsfeesten, dat is de reden De heer Terpstra en anderen protesteeren. De heer Dijkstra: Ja. dat is zoo. Ik ben jaren lang lid van een ijsclub geweest en ik heb deze ondervinding opgedaan, als men wil, dat de boel kapot wordt ge maakt, dan moeten de heeren van de rechterzijde er bij worden gehaald. Dat is een principiëele houding en als het dat hier bij de overzijde is, best, maar laten zij dat dan zeggen en niet langs omwegen tegen deze zaak ageeren. Er is gesproken over de financiëele moeilijkheden, maar ik meen dat hier ook een andere kant aan zit. De Raad van Leeuwarden heeft hier den laatsten tijd wel andere dingen behandeld De heer Terpstra: De Peperstraat! De heer Dijkstra: Dat besluit is genomen in het stads belang. Ik wil dus maar zeggen dat ik graag deze zaak steun, ook al was het alleen maar daarom, dat hier bijna alles of in ieder geval een zeer belangrijk deel wordt besteed aan arbeidsloon. Ik zie onder de oogen, dat hier een stuk grondwerk aan deze ijsbaan moet worden ver richt en dat is toch zeker ook van buitengewoon groote beteekenis. Wij hooren hier in den Raad den toestand te beleven, dat wij allen daarvoor zijn en als men om principiëele of andere reden daartegen is, dan kunnen hoogstens de arbeiders het slachtoffer daarvan worden. Dat aan het adres van den Vrijheidsbond. Daarom wacht ik hier thans van dit positieve voorstel een krach tige bestrijding. Ik acht dit voorstel een stap in de goede richting, omdat er daardoor een stuk werk zal komen, waar heel wat arbeidsloon in zal worden verdiend en al is het alleen maar daarom, dan moet men dit voorstel steunen. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik zou ook wel een enkel woord willen zeggen over een persoonlijk feit en dat is dit. Over de zaak zelf. die thans wordt behandeld, zal ik hier niet spreken. De heer Terpstra heeft een enkel woord gewijd aan het aanwezig zijn in de vergaderingen van de Vereeniging ,,De IJsclub" van den Burgemeester en mij, maar ik zal daar niet op ingaan, omdat de heer Terpstra heeft ge zegd, dat hij dit niet bedoeld heeft, zooals wij dat had den opgevat. Datzelfde had ik ook zeer zeker verwacht van den heer Peletier. De heer Peletier is nog een stap verder gegaan en is begonnen met dit feit te consta- teeren, dat de wethouder van Financiën voorzitter van die commissie is geweest. Dat is echter volslagen on juist; G. Ritmeester was voorzitter van die commissie en niet de wethouder van Financiën; de heer Peletier moet de zaak precies stellen zooals die is. De heer Peletier heeft verder gezegd, dat tengevolge van deze werkzaamheden van den wethouder van Financiën dit voorstel eigenlijk is geboren geworden en dat hij daar door den Raad eigenlijk eenigszins moreel bindt met zijn stem en zijn invloed. Ik kan mij aansluiten bij wat de Burgemeester daaromtrent heeft gezegd, ik heb bij den heer Peletier niet kunnen constateeren dat, als ge volg van het feit, dat ik ergens voor was, de heer Pele tier zich moreel gebonden achtte om daar ook voor te zijn. Een dergelijke voorstelling van zaken is dan ook uit den booze. Die invloed is in de eerste plaats tot uiting gekomen in het college, zoo zegt de heer Peletier. Ik wil daar tegenover eerst vaststellen, dat ik mij in het college juist angstvallig er van heb onthouden om over deze zaak te spreken, tenzij men mij om eenige inlichtingen vroeg. Daarmee is voor mij ook die zaak beëindigd. Maar nu nog erger ik weet wel, zoo vervolgt de heer Peletier, hij blijft zijn stem voorbehouden, maar het staat eigenlijk al vast, wat zijn gedachten zijn en hij kan daar niet af, hij is gebonden, ook al worden hier nog zulke klemmende argumenten aangevoerd. Ik vind dat, eerlijk gezegd, infaam, ik weet er geen ander woord voor. Wanneer U, mijnheer Peletier, hier een dergelijke opvatting huldigt, ten opzichte van Uw eigen houding in het publiek, dan moet U dat weten, maar ik maak daar, wat mij betreft, ernstig bezwaar tegen; ik maak er zeer ernstig bezwaar tegen dat hier wordt beweerd, dat ik, ook als hier klemmende argumenten tegen dit voorstel zouden worden aangevoerd, toch zonder meer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 8