158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. 25.000.— worden afgetrokken, maar het volledige be drag van 35.700. Wij zijn dan dus genoodzaakt om in elk geval voor de begrooting van 1933 ook met een rekening te houden met een tekort van 12.000.— of wel, wij zullen op die begrooting een bedrag van 12.000.— meer moeten inhalen. Gij doet dus, door U op het oogenblik uit te spreken, feitelijk meteen gedeel telijk een uitspraak over de begrooting voor 1933, waar van wij den toestand nog niet kennen. Nu is gezegd, wij staan er zoo best voor en de heer Botke heeft naar voren gebracht de verschillende jaar verslagen en de balans en winst- en verliesrekening van de gemeentebedrijven. Uit den aard der zaak zijn het de winstgevende bedrijven, die hij ziet, maar hij ziet niet de bedrijven, die geen winst geven, maar meer verlies; hij weet niet dat er 20.000.— meer verlies is op de Reiniginghij weet niet dat de Armenkamer 45,000.- en de werkverschaffing 20.000.— meer heeft geëischt. En een uur geleden hebben wij een be sluit genomen tot huurverlaging voor de landerijen, welk besluit ons over 1932 een bedrag van 7000.— meer kost dan over 1931. Over dat jaar had het Grond bedrijf er 4000,— voor gereserveerd en thans kost ons dat 7075.meer. Met al die feiten moet men rekening houden en de Raad moet dat weten. Het is waar dat, ook als men met al die feiten rekening houdt, de toestand voor 1933 zich nog niet ongunstig laat aan zien, ik kan dat er allemaal wel bij zeggen, maar toch zult gij bij de begrooting voor 1933 ook rekening moe ten houden met een aanmerkelijk verminderd bedrag aan belastingopbrengst, welk bedrag wij toch op de eene of andere wijze weer zullen moeten vinden. En na dat feit zal men ook rekening moeten houden met het feit, dat de werkverschaffing meer en meer gaat kosten. Op het oogenblik is het aantal werkloozen veel grooter dan verleden jaar het geval was en bovendien moeten wij uitzien naar maatregelen om de werkloozen niet om de week te plaatsen; wij zijn ook genegen om ze elke week te werk te stellen en het is mogelijk, dat daar omtrent maatregelen worden genomen; wethouder De Vries en ik zullen daarover op het Departement onder handelen, maar dat kost geld en dat geld moet er zijn. Als wij nu vragen wat wij in Leeuwarden voor de gemeenschap moeten doen en als wij weten dat hier wordt geëischt, dat sociale en andere maatregelen zoo goed mogelijk tot stand zullen komen, dan moeten wij met die feiten rekening houden en dan moeten wij er ook rekening mee houden dat er geen belastingverhoo- ging moet plaats vinden. Het is zoo eenvoudig om te zeggen: laat men de belasting maar verhoogen, het zal dan wel in orde komen; ik garandeer, dat het belast baar inkomen zal verminderen en dat, als wij ons daar niet bij aanpassen, waar automatisch de opbrengst van de 60 opcenten dan ook zal verminderen, wij dat aantal opcenten zullen moeten vermeerderen. Dat zal men moeten tegengaan. Men kan zeggen dat het gemakkelijk is om de belasting te verhoogen en mits met mate kan het dat zijn in een vooruitgaanden tijd; dan ziet men tegen het betalen van 5 opcenten meer niet op, maar als men leeft in een teruggaanden tijd, dan staat men voor het feit, dat belastingverhooging een veel zwaar deren druk geeft, omdat de belasting moet worden be taald over het inkomen, dat het vorige jaar werd ge noten. Ik wil nog weer herhalen, vooral omdat wij hier, onvoorwaardelijk, tóch belastingverhooging zullen krij gen, niet in 1933 maar op den duur, dat, als wij hier komen tot belastingverhooging, wij ten slotte met ,,het hoofd tegen het plafond'' komen te zitten en dat wij dan natuurlijk gedwongen zullen zijn om maatregelen te nemen, die wij anders niet zouden nemen. Ik zou in dit verband willen wijzen op de geschie denis uit den jongsten tijd met de gemeente Velzen. In die plaats is zoo'n groot aantal werkloozen en daardoor zoo'n tekort aan inkomsten, dat de Regeering daar heeft moeten steunen en nu staat men daar onvoorwaardelijk voor het feit dat door het Rijk wordt opgelegd een salarisvermindering, het stop zetten van het Voorbe reidend Onderwijs en tal van andere veranderingen, waarbij men zich heeft neer te leggen. Men kan zich voorstellen hoe een dergelijke gemeente daardoor in het nadeel wordt gebracht. Wij moeten dus zorgen dat het daar niet aan toe zal komen en ik heb goede hoop dat het zoover niet zal komen, maar ik zeg er bij dan moeten wij rekening houden met het feit, wat op het punt van de werkver schaffing en van de werkloosheid voor de gemeente Leeuwarden geëischt zal worden. Nu zegt men hier, dat men streeft naar een verlaging van het levenspeil van de ambtenaren en werklieden. Ik geloof niet, dat er hier in den Raad iemand aan wezig is, die het vurig verlangen heeft om dat levens peil naar omlaag te brengen, maar ik geloof ook niet, dat door de verlaging van 3 die nu zal worden toe gepast, eenige verlaging aan het levenspeil van ambte naren en werklieden zal worden gegeven. ,,Zoo moet men de zaak niet stellen", is mij daarop in het Georga niseerd Overleg toegevoegd ,,wij streven niet naar een verlaging of naar een gelijk blijven van het levens peil, maar wij streven naar een verhooging van dat peil". En nu ben ik het er roerend mee eens, dat wij allen moeten streven naar een verhooging van het levenspeil, maar wij moeten dat doen in een tijd, dat dit mogelijk is; wij kunnen dat op het oogenblik niet doen. De heer Dijkstra heeft gezegd dat de arbeiders de crisis niet hebben verwekt. Neen, Burgemeester en Wethouders hebben de crisis óók niet verwekt en de Raad van Leeuwarden óók niet, maar men zal toch niet ontkennen, dat zij er is. Wie die crisis dan wèl in het leven heeft geroepen, is een kwestie, waarover wij hier niet behoeven te debatteeren een feit is het, dat zij bestaat en dat wij op het oogenblik middelen moeten beramen om de gevolgen er van tegen te gaan. Dat is op het oogenblik het groote belang van de zaak en zoo moeten wij deze zaak zien. Nu kan men wel zeggen: de Kortingswet is dwang en ik geef toe, dat is niet aangenaam, maar wij staan er hier nu op het oogenblik voor en als het nu niet wordt aangenomen, maar wordt uitgesteld tot het vol gend jaar, dan zullen wij er het volgend jaar even goed voor komen te staan. En nu vraag ik in gemoede wat zult gij doen op het oogenblik 3 afnemen van de ambtenaren en werklieden, waardoor hun levenspeil niet wordt benadeeld, of wilt gij straks voor het feit komen te staan, dat hier tal van instellingen sterker en sterker achteruit zullen gaan? Want zoo is de toestand; gij krijgt op die manier natuurlijk nadeelen en gij zult daarvan het beste moeten kiezen gij zult van twee kwaden het minst kwade moeten kiezen. Dat is het, waar het in de practijk op neer komt, als men den toe stand onder de oogen gaat zien en moet kiezen, wat men zal doen. Ik zou nog iets willen zeggen over dat levenspeil. De heer Oosterhoff heeft gezegdwaarom hebt gij dat zelfde, wat daarover in het voorstel is gezegd, niet aan het Georganiseerd Overleg geschreven Ja, de heer Oosterhoff heeft gelijk, maar ik kan wel dit zeggen, dat wij er wèl in het Georganiseerd Overleg in den breede over hebben gesproken en daar ook hebben aan getoond en dat is met cijfers aan te toonen dat inderdaad op het oogenblik de levensomstandigheden voor ambtenaren en werklieden, door de daling van de kosten van het eerste levensonderhoud, niet minder zijn geworden. Ik zie de zaak zoo en ik heb dat in het Georga niseerd Overleg ook gezegd doet gij het niet en betaalt gij dit jaar die 25.000.— niet, dan komt gij dit bedrag meer te kort op de begrooting van 1934. Daar aan moeten wij wel denken en dan zal er wellicht, hoe Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. 159 wel niemand dat kan weten en wij het niet hopen, een nog veel kwadere tijd aanbreken. Want wie denkt, dat wij hier in Leeuwarden op een eiland leven en zulke menschen zijn er die dat denken die waarschuw ik dat dit niet waar is; wij zullen hier ook wel degelijk de kwade gevolgen van den toestand, die ook in Fries land heerscht, ondervinden. Als gij dat alles in het oog houdt, kunt gij niet anders doen dan de maatregelen nemen, die genomen moeten worden, omdat de wet dat eischt, wilt gij de volle uitkeering behouden daar is geen ontkomen aan en waar gij in 1934 die 25.000.— niet kunt missen, zult gij die ons dus op het oogenblik reeds moeten verschaffen. Wethouder De Boer heeft gezegd er is nog een reservefonds van 58.000. Ja, dat hebben wij, maar dat moeten wij t. z. t. gebruiken om belastingverhooging te voorkomen en om misschien andere zeer slechte ge volgen te voorkomen. In het Georganiseerd Overleg is gezegd: wij hebben nog veel meer reservefondsen, er is nog 2 ton bij het Electriciteitbedrijf en nog 1 ton bij de Gasfabriek, maak die maar op. Ja, dat is een systeem; ik zeg het hier alleen maar om aan te toonen, op welke wijze men een dergelijke uitgaaf wil propageeren ter handhaving van de salarissen. Ik heb ook in het Georganiseerd Overleg gezegd de Raad en ook Burgemeester en Wethouders hebben toch werkelijk niet tot sport om de salarissen te ver lagen; dat is toch wel duidelijk gebleken bij de salaris- verhooging, die eenige jaren geleden heeft plaats gehad. Wij zijn er daarbij in geslaagd om de salarissen van de ambtenaren met 10, 15 en meer te verhoogen en die van de politie met 20 en de arbeiders hebben toen, echter tegen den wil van den Raad, niets meer gekre gen, omdat de Kroon zei dat de arbeiders hier vol doende beloond waren. Ik laat mij daar niet over uit, maar dat feit ligt er weer; net als de Kortingswet ligt daar ook dat Koninklijke besluit. Als wij nu in het Georganiseerd Overleg zeggen: in de betere jaren hebt gij tot 20 verhooging gehad en nu de slechtere jaren er zijn, zijn wij gedwongen om 3 van U terug te vragen en er komt daartegen dan een zoodanig verzet, dan kan ik niet anders zeggen als: dat doet niet prettig aan. Ik had verwacht, dat men daar unaniem zou zeg gen: wij zullen U op die manier uit het moeras helpen; wij willen niet, ook om ons eigen belang niet, dat de gemeente in het moeras zal komen. Dat is echter afge wezen en dat maakt het voor mij verschrikkelijk moeilijk om nu straks nog eens weer een besluit te nemen om de zaak naar het Georganiseerd Overleg terug te zen den. Als er nu toch dwang moet worden opgelegd, dan hoop ik, dat de Raad zoover zal komen, dat hij zegt de gezamenlijke som moet er komen en daartoe gaat er 3 van de loonen en salarissen af. Ik ben er dan ook tegen om deze zaak nog eens naar het Georganiseerd Overleg terug te zenden en daar de beraadslagingen te heropenen. De heeren hébben daar de zaak in handen gehad, zij hébben het in hun handen gehad om te zeggen hoe zij de korting het liefst verdeeld zagen en als dat was gebeurd, dan was het best in orde gekomen; dat was niet zoo'n groote moeilijkheid ge weest. Een nieuwe beraadslaging daarover in het Ge organiseerd Overleg moet nu echter niet weer in het leven worden geroepen. Ik wil daarbij nog eens den nadruk leggen op iets, wat de Voorzitter al naar voren heeft gebracht en dat is dit. Wij moeten hier niet zeg gen: wij nemen hier een principiëel besluit tot verlaging of korting, maar wij moeten op het oogenblik zeggen wij zullen 3 korten op de loonen en salarissen. Op 1 Mei toch moeten de salarissen met 3 verlaagd zijn en het kan dus niet anders, anders komen wij werkelijk in moeilijkheden. Er is al kwestie over geweest of men dit na 1 Mei nog wel kan doen en toen is besloten om het dan maar een dag na 1 Mei te doen, maar dan met terugwerkende kracht tot 1 Mei. Als de Raad nu niet op de eene of andere wijze vaststelt het bedrag, dat van elk der salarissen en loonen af gaat, dan komen wij met de arbeiders en ambtenaren voor moeilijkheden en dan kan dat de hoogste ellende veroorzaken, omdat het niet onmogelijk is, dat men dan straks zegt: er is door den Raad geen besluit genomen om een bepaald percentage te korten, dus feitelijk is de gemeente verplicht ons het volle salaris te betalen. En dan zou dus ter wille van een kleine principiëele kwestie de gemeente een bedrag van 37.000.moeten missen. Men voelt wel, dat gaat toch niet op. Ten slotte en verder zal ik er ook niet veel meer van zeggen doen wij dit ook niet met pleizier, de Raad niet, maar Burgemeester en Wethouders ook niet, maar de omstandigheden dwingen ons en wanneer wij dit niet doen zooals een naburige gemeente, waarop hier is gewezen, dan garandeer ik den Raad, dat dit, misschien al in 1933 maar zeker in 1934, in het nadeel zal zijn van de arbeiders en ambtenaren zelf maar ook van heel veel andere goede dingen, die Leeuwarden heeft. Dat moeten wij op het oogenblik trachten te voorkomen en daarom moet ik voor deze zaak pleiten, ofschoon het mij voor de menschen zelf spijt. Verder wil ik hier nog een kort woord aan toevoegen. Toen wij de bekende kwestie in de vergadering van Burgemeester en Wethouders hebben gehad over de salarissen van Burgemeester, Secretaris en Ontvanger, heeft de Burgemeester direct gezegd heeren, gij zult die zaak wel in orde maken, ik bemoei mij daar uit den aard der zaak niet mee. Ik wilde dat hier even naar voren brengen, omdat de Burgemeester anders misschien van allerlei dingen wordt verdacht, die men in dit geval niet aan de orde mag stellen. Dan heb ik mij nog aan één ding geërgerd en dat is, als een van de leden hier zegt, dat de Burgemeester wel 5 of meer procent van zijn salaris in de gemeentekas had kunnen storten en dat dit wel door meerdere bur gemeesters is gedaan. Ja, ik ken er zelfs wel, die 10 van hun salaris beschikbaar hebben gesteld, maar men moet dan niet vergeten er bij te vertellen, dat dit men schen waren, die nog een particulier inkomen hadden van 40.000.— a 50.000. Bij zoo'n inkomen kan men die 10 best missen, maar daarbij was dat dan ook een geste, die als zoodanig heelemaal geen waarde had. Ik wil hiermee waarschuwen tegen een dergelijke eenzijdige voorstelling van zaken; ik hoop verder dat men het persoonlijk element hier zal uitlaten, ik tracht dat zelf ook altijd te doen en ik betreur het dat de heer Wiersma die zaak op deze wijze heeft naar voren gebracht. De heer Dijkstra vraagt het woord. De Voorzitter: Ik zou eerst den Raad willen vragen of het misschien niet goed zou zijn, nu eerst het voorstel van den heer Botke in behandeling te nemen en dan ten slotte eventueel het voorstel, dat door Burgemeester en Wethouders is ingediend, te bespreken en in stem ming te brengen. Anders wordt hier misschien door de leden, die nog het woord verlangen, de zaak door elkaar gehaald. Ik zou dus eerst het voorstel van den heer Botke in behandeling willen brengen. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik was ook van plan om naar aanleiding van het voorstel van den heer Botke een opmerking te maken. Ik kan wel heel kort zijn, ik ben daar tegen, ik wil aan dat com promis niet meewerken, ik zie daar het nut niet van in misschien op andere gronden dan de Burgemeester en ik wensch daar niet aan mee te werken. Het is zooveel als een compromis, dat men een soort pro gressie gaat brengen in de korting, als de 3 korting wordt aangenomen. Ik ben het met de opmerking van den heer Ritmeester eens, dat had men in het Georga niseerd Overleg ook wel onder de oogen kunnen zien en als het daar reeds onder de oogen is gezien, dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 13