162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932.
maar dat instituut bestaat nu eenmaal en het zou niet
goed zijn om het, in welk opzicht dan ook, te negeeren
en ik wil dat dan ook absoluut niet doen. Aanvankelijk
was ik dan ook van meening, dat ik mij wel voor het
voorstel van den heer Botke kon verklaren
De heer Muller: O ja, nu niet meer
De heer Terpstra: Als U zegt: o ja?, dan wil ik dat
wel bevestigen. Maar U moet uitgaan van dit standpunt
dat, als wij iets zeggen, wij het zoo zeggen en het ook
zoo bedoelen en dat U en ik, al zijn wij tegenvoeters,
altijd het algemeen belang moeten behartigen en trach
ten te behartigen; ik krijg echter wel den indruk, dat
Uw fractie het algemeen belang hier ziet in zeer be
perkten zin.
Ik zou dus dit willen zeggen. Aanvankelijk voelde ik
veel voor het voorstel van den heer Botke om de stuk
ken terug te zenden naar het Georganiseerd Overleg,
maar als ik mij niet vergis, staat er uitdrukkelijk in de
stukken dat 7 heeren, die indertijd in het Overleg zaten,
tegen de korting hebben gesproken en dat die 7 heeren
zoo gezegd voor geen enkelen vorm van korting iets
voelden. Als dat juist is, dat zij voor geen enkele kor
ting iets voelden, dan behoeven wij de moeite ook niet
te doen om een dergelijk voorstel terug te zenden naar
het Georganiseerd Overleg en daarom zal ik mij daar
dan ook tegen verklaren.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij
uitsluitend bepalen tot de zaak, waarover het hier gaat
en wel voornamelijk naar aanleiding van wat de heer
Vromen ter sprake heeft gebracht. Hij zegtdat leest
men in het verslag van het Georganiseerd Overleg niet,
wat de heer Wiersma heeft meegedeeld. Maar het zal
den voorzitter van het Georganiseerd Overleg bekend
zijn, dat daar een amendement of voorstel is ingediend
om een progressieve korting te aanvaarden. Dat voor
stel is ingediend van Roomsch-Katholieke zijde en er is
toen door den voorzitter nog overleg gepleegd ik
mag dat hier wel zeggen met de beide wethouders
Ritmeester en Westra, terwijl ook de Burgemeester, die
ook die heele vergadering heeft bijgewoond, er nog aan
te pas gekomen is, om het zoo in te richten, dat, voor
dat het voorstel tot korting zou worden verworpen, de
progressieve korting in bespreking kon worden ge
bracht en kon worden verdedigd. Aan die bespreking
van een progressieve korting is toen niet alleen deel
genomen door de arbeiders, maar ook door de ambte
naren. die getoond hebben door cijfers te noemen dat
zij inderdaad genegen waren aan een progressie mee
te werken. Dit kan ik wel ter geruststelling van den
heer Vromen mededeelen en ik ben er van overtuigd,
dat de Christelijke ambtenaren, indien er tot korting
werd besloten, graag door het invoeren van een pro
gressie in die korting de arbeiders zouden ontlasten.
De heer Vromen kan in dat opzicht dus wel gerust zijn.
Maar natuurlijk, de mogelijkheid om tot een dergelijk
resultaat te komen is ten slotte afgestuit op het afstem
men van de geheele zaak, maar anders was men daar
gekomen tot een progressieve regeling. Het voorstel
daartoe is van Roomsch-Katholieke zijde ingediend, het
is bekeken en het had de instemming van de Christelijke
ambtenaren; alleen lean men hier niet van Roomsch-
Katholieke ambtenaren spreken, want die waren daar
op dat oogenblik niet aanwezig. De heer Vromen kan
dus gerust zijn, al voel ik wel dat door hem eenerzijds
wordt getracht om aan de arbeiders de volle last op te
leggen en dat daarmee aan de andere zijde getracht
wordt aan de beteekenis en het karakter van het Geor
ganiseerd Overleg een knak toe te brengen.
De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, ik zou nog graag iets willen zeggen, ten einde
eenig misverstand, niet alleen hier maar ook elders,
weg te nemen. De heer Dijkstra heeft gezegd: ik begrijp
er niets van; bij de begrootingsdiscussies was U zoo
optimistisch in Uw beschouwingen en nu is het al pessi
misme wat ik hoor. Neen, dan heeft de heer Dijkstra
verkeerd gehoord, want bij de discussies bij de begroo
ting voor 1932 heb ik precies hetzelfde gezegd als wat
ik nu heb gezegd. Ik heb toen gezegd Leeuwarden
staat er goed voor en daarmee afgeloopen. Dat zeg ik
op het oogenblik nog, Leeuwarden staat er gunstig voor,
maar wij hebben tot taak, te zorgen dat die toestand
gunstig blijft, daar komt het op neer.
Verder heb ik gehoord dat de heer Dijkstra over
pauperisme onder de arbeiders spreekt, maar hij kan
toch niet zeggen dat de gemeentearbeiders paupers
zijn
De heer Dijkstra: Goddank nietMaar dat heb ik
toch ook nooit gezegd?
De Voorzitter: Dat hèbt U ook niet gezegd, maar dat
zegt de heer Ritmeester ook niet.
De heer Ritmeester (wethouder): De heer Dijkstra
sprak over de arbeiders in het algemeen, maar ik zeg,
dat de gemeentearbeiders géén paupers zijn en daar
spreken wij op het oogenblik alleen over. Wat verder
de kwestie van de werkloozen betreft en hun moreele
en materieele achteruitgang als gevolg van den tegen-
woordigen toestand, ben ik het roerend met den heer
Dijkstra eens en omdat ik dat met hem eens ben, meen
ik dat wij voor deze menschen moeten trachten te
zorgen.
Een enkel woord nog aan den heer Botke. Deze zegt
ik begrijp niet dat U op 9 Februari bij de behandeling
van de korting op de salarissen van Burgemeester,
Secretaris en Ontvanger hebt gezegd dat een korting
niet noodig was en dat Leeuwarden er zoo gunstig
voor staat. Ja, dat zou ik ook nu zeggen, als er op het
oogenblik geen 25.000.— af ging, maar nu gaat dat
bedrag er af. Bij de bespreking van de kwestie omtrent
de korting op de salarissen van Burgemeester, Secretaris
en Ontvanger konden wij eenvoudig zeggen die be
dragen zijn op de begrooting voor 1932 uitgetrokken,
een korting is dus niet noodig, want de begrooting kan
het wel dragen, maar nu moeten wij zeggenals deze
korting niet van de salarissen af gaat, dan gaat er
25.000.— van de begrooting af en het is beter dat te
voorkomen. Als de heer Botke daarover spreekt, wil ik
hem opmerken, dat hij zelf ook heeft gezegd bij de be
handeling van de aanvraag om subsidie voor schooi
en werktuinen: dit jaar kunnen wij dat bedrag niet mis
sen, ik zou deze zaak in dit geval willen uitstellen. De
heer Botke heeft toen dus zelf ook gezegd dat dit niet
van de begrooting voor 1932 af mocht en precies het
zelfde geldt ook hier. Gij kunt daar zoo lang over
spreken als ge wilt, maar dat is de zaak. Ik doe dit
ook niet voor mijn pleizier, maar wij worden hiertoe
door de wet gedwongen of genoodzaakt.
Verder wil ik nog dit zeggen en ik acht dat van
groote beteekenis -men kan op het oogenblik spreken
over het principe van het al of niet verlagen van de
loonen en salarissen, maar ik herhaal, het is niet moge
lijk om hier thans een principieel besluit te nemen, wij
moeten op het oogenblik het geld in handen hebben,
wij moeten met de verklaring komen, dat op 1 Mei de
salarissen met 3 zijn verlaagd. Hoe U dat nu doet,
komt er niet op aan, als gij U maar uitspreekt op welke
wijze de salarissen en loonen met 37.000.— verlaagd
worden. Mij is het best, als er daardoor progressie in
de korting komt, maar ik voel er niets voor hiermee
nu nog weer naar het Georganiseerd Overleg te gaan.
omdat men daar dan weer voor de grootste moeilijk
heden komt te staan. Wat het resultaat in het Georga
niseerd Overleg betreft, ik weet niet wat ik daaraan
heb, het spijt mij, maar ik had mij dat anders voorge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. 163
steld. Maar in elk geval, die 3 moeten wij op 1 Mei
hebben.
De heer Feitsma verzoekt een oogenblik schorsing
van de vergadering, ten einde onderling even te kunnen
overleggen.
De Voorzitter heeft daar geen bezwaar tegen.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zou dan nog
wel even het voorstel van den heer Botke willen hooren.
De Voorzitter doet voorlezing van het voorstel van
den heer Botke.
Te 5.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 5.40 uur nam. wordt de vergadering hervat.
De Voorzitter: Ik kan den Raad mededeelen, dat ik
met den heer Botke heb gesproken en dat deze zijn
voorstel in tweeën heeft gesplitst. Laat ik precies mee-
deelen wat de bedoeling is, omdat ik verscheidene
stemmen heb gehoord, die hebben gevraagd: hoe zit dat
nu eigenlijk in elkaar De zaak is als volgt. Het eerste
deel van het voorstel van den heer Botke luidt
„I. Ondergeteekende stelt voor dat de Raad
stemme over het principe of korting op de loonen en
wedden van het gemeentepersoneel zal worden toe
gepast tot een maximum van 3 over het totale
bedrag der loonen en wedden."
Ik vermoed, dat de heer Botke daarmee bedoelt, dat de
Raad zal stemmen over het principe of er een korting
zal komen of niet.
De heer Botke: Ja, of er tot loonsverlaging wordt be
sloten of niet.
De Voorzitter: M. a. w. stel ik mij dus voor, dat de
Raad hiermee stemt over het principe, of al of niet
korting zal worden toegepast, dus afgescheiden van de
woorden, die in dit voorstel van den heer Botke staan,
beteekent het in stemming brengen daarvan, dat de
Raad in principe uitmaakt of er al of niet gekort zal
worden
De heer Buiel: Onder drang van de Kortingswet
De VoorzitterMen wordt toch altijd tot iets ge
drongen; als het de Kortingswet niet is, dan is het iets
anders of dan is het een samenloop van omstandig
heden; alle handelingen zijn toch dranghandelingen en
absoluut niets anders.
Het eerste deel van het voorstel beteekent dus, dat
degene, die vóór dat voorstel stemt, wenscht dat er
korting zal worden toegepast; in welken vorm dat zal
geschieden, wordt op het oogenblik in het midden ge
laten, maar wel staat vast dat de korting dan 3 van
het totale bedrag der wedden en loonen zal moeten
zijn
De heer Buiel: Ik zou één opmerking willen maken.
Ik vind het wel vreemd, dat hier door de linkerzijde
een voorstel wordt ingediend, waar zij zelf tegen zijn.
De Voorzitter: Het tweede deel van het voorstel van
den heer Botke is om, indien de Raad het voorstel om
een korting van in totaal 3 van de wedden en loonen
toe te passen nu aanneemt, de zaak te zenden naar het
Georganiseerd Overleg, ten einde daar de korting van
3 in totaal te doen uitwerken. Dit deel van het
voorstel luidt
„II. Indien in principe tot de korting wordt be
sloten, deze zaak te zenden naar de Commissie voor
Georganiseerd Overleg met verzoek, aan den Raad
een voorstel te doen betreffende de manier, waarop
de korting naar hare meening moet worden toege
past."
Mocht dat voorstel worden verworpen, dan komt na
tuurlijk het voorstel van Burgemeester en Wethouders
aan de orde.
De loop van zaken is dus in het kort deze. Als het
eerste deel van het voorstel van den heer Botke wordt
verworpen, gebeurt er verder niets, dan kunnen wij wel
naar huis gaan, want dan is het principe van de korting
verworpen. Als echter dat principe wordt aangenomen,
dan komt in stemming het voorstel om de zaak te sturen
naar het Georganiseerd Overleg en wordt dat ver
worpen, dan komt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming.
De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, ik
zou een enkel woord willen zeggen om een misverstand
weg te nemen. Aan de overzijde meent men dat door
ons een voorstel is gedaan óm tot korting over te gaan,
maar daar is geen sprake van; wij stellen alleen voor
dat de Raad een uitspraak doet over het principe van
de korting en wij stemmen daar natuurlijk tegen.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter, als ik
nog even mag, dan zou ik willen zeggen, ik zie wel, er
heerscht hier gèèn misverstand, maar ik zie de wolkjes
al drijven dat er later iets uit zal worden gezocht. Ik
geloof daarom dat het rationeeler is het voorstel van
onze fractie zoodanig te wijzigen, dat wij daar vóór
kunnen stemmen, n.l. door er het woordje ,,niet" tus-
schen te zetten. Er wordt dan dus over gestemd dat
niet tot korting zal worden overgegaan en dat is ook
een principiëele uitspraak.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, deze ge
heele discussie is dunkt mij overbodig; als men een
voudig verzoekt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders sub a gesplitst in stemming te brengen,
door eerst te stemmen over een korting van 3 in
gaande 1 Mei, en daaraan dan toevoegt een amende
ment om in verband met de wijze van korting deze zaak
terug te wijzen naar het Georganiseerd Overleg, dan
is het mogelijk hierover te stemmen. Ik ben tegen de
manier waarop de S. D. A. P. deze zaak tracteert; in
Duitschland noemen ze het Kuhhandel, als zooiets
plaats vindt en ik zou dat hier buitengewoon onbe
hoorlijk vinden, maar dat lijkt mij dan in elk geval de
zuiverste manier van stemmen en dan zijn andere voor
stellen niet noodig.
De Voorzitter: De heer Vromen zegt dat het voorstel
van Burgemeester en Wethouders sub a zou kunnen
worden aangevuld met een amendement, maar dat komt
ten slotte misschien op hetzelfde neer als het voorstel,
dat de heer Botke heeft ingediend. Ik geloof dat ook
de fractie van de S. D. A. P. er zich wel mee kan
vereenigen als dit laatste in stemming wordt gebracht,
maar men heeft willen voorkomen, dat daar later poli
tiek venijn uit zou worden gezogen; dat was de be
doeling van den heer Van Kollem.
Ik breng dus nu in stemming het eerste deel van het
voorstel van den heer Botke; dat beteekent dus, wie
daarvóór stemt is vóór korting en wie daartegen stemt
is tegen korting.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het eerste deel van het voorstel van den heer Botke,
zooals de Voorzitter dat heeft toegelicht, wordt met 17
tegen 11 stemmen aangenomen.
Voor stemmen: mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi,
de heeren Ritmeester, Peletier, mevrouw Van Dijk—
Smit, de heeren Stobbe, Hofstra, Wiersma, Feitsma,
Buiel, Weima, Turksma, Hettinga, Vromen, Balk,
Westra, Oosterhoff en Terpstra.