166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932.
wij willen invoeren, alleen de totale korting zal moeten
zijn 3 van de wedden en loonen. Nu meen ik dat
wij van middag in meerderheid hebben besloten, dat
er in totaal 3 zal worden geheven, maar dat er nog
nader zal worden gesproken over den vorm. Dat is
van middag besloten en van heden af heeft dus de
meerderheid van den Raad gezegd: die 37.000.— zal
er komen. Dat is naar mijn meening het criterium, ik
kan het niet anders zien en ik moet zeggen dat naar
mijn vaste overtuiging de Minister daar zeker genoegen
mee zal nemen.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het
nog al dikwijls met den heer Muller eens, maar op het
oogenblik geloof ik dat hij de zaak bekijkt van een
standpunt, dat hier niet ter zake doende is. Inderdaad
heeft hij gelijk dat de Minister geen enkel voorschrift
heeft gegeven hoe de korting moet zijn: hij eischt alleen
dat in totaal 3 moet worden gevonden of moet
worden bezuinigd op de wedden en loonen en als er
dus vandaag den dag een voorstel van Burgemeester en
Wethouders was geweest om op een andere dan de nu
voorgestelde wijze te korten, maar waarbij hetzelfde
bedrag werd bereikt, dan hadden wij dat voorstel rustig
kunnen aannemen, zonder daarbij de vraag te over
wegen of de Minister dat wel zou goedkeuren. Maar
daar gaat het nu niet om, het gaat er nu om of het
nu de uiterste termijn is, dat door den Raad niet in
beginsel maar de facto het besluit moet worden ge
nomen dat er 3 zal worden gekort
De heer Muller: Dat besluit is genomen-
De heer Vromen: Neen, dat is niet genomen. Het
voorstel, dat is ingediend en ook is aangenomen, was
om het eerst in stemming te brengen het beginsel of
er in totaal een korting van 3 zou worden geheven.
Dat is aangenomen, maar dat wil niet meer zeggen
dan een beginseluitspraak, dat er korting zal worden
geheven, maar of daarmee zal kunnen worden volstaan,
betwijfel ik ten zeerste. Als men, zooals ik, de moeite
heeft genomen om de uitvoeringsvoorschriften, die de
Minister betreffende deze zaak heeft gegeven, te lezen,
dan heeft men gezien, dat door den Minister wordt
geëischt, dat vóór 1 Juni alle gegevens betreffende deze
zaak op het Departement bijeen zijn. Die gegevens
omvatten niet alleen de loonkorting maar er wordt een
heele lijst van gegevens gevraagd want het is een
vrij ingewikkeld wetje al is het maar klein om uit te
maken, welke gemeenten wel en welke niet voldoen
aan de wet.
En aangezien een beginseliiitspraak geenszins garan
deert, dat vóór 1 Juni de gevraagde gegevens kunnen
worden overgelegd, wanneer de zaak nog naar het
Georganiseerd Overleg gaat, waar men, zooals de
kwestie daar is behandeld, wel een zeer eigenaardige
houding heeft aangenomen, doordat er is gezegd wij
overleggen wel met jullie, maar over de zaak zelf heb
ben wij niets meer te zeggen: waar men in het Georga
niseerd Overleg nu over het maken van een verdeeling
van de korting zal moeten spreken, maar daarover,
zooals uit het verslag blijkt, in het Georganiseerd Over
leg reeds is gesproken, daar zie ik het nut van toezen
ding aan het Georganiseerd Overleg niet in en geloof
ik bovendien dat dit deze zaak ernstig in gevaar zou
brengen. Ik geloof, als het college de zaak ernstig be
kijkt, dan kan het alleen het advies aan den Raad
geven: stel de zaak niet in gevaar, maar neem een con
creet voorstel aan.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, dit is een
zaak, die van middag een beetje heel vlug ging, n.l.
toen aan de orde werd gesteld de kwestie of men een
bepaalde korting progressief in toepassing kon brengen.
Daar liep het debat over en nu zou ik willen zeggen,
het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam bewijst wel dat dit wèl kan. Zij stelden
zelfs een progressief voorstel aan den Raad voor, dat
spreekt van van de eerste 1000. 5 van
het bedrag waarmede de 1000.— te boven gaat en
4 berekend over het geheele bedrag der jaarwedde
van jeugdige werklieden en ambtenaren.
Zooals bekend, is dit voorstel in het Werklieden-
overleg afgewezen; daar heeft men het niet aanvaard,
maar in het Ambtenarenoverleg is het wèl aanvaard,
niettegenstaande de moderne organisaties er daar tegen
hebben gestemd.
De Voorzitter: Mag ik U even opmerken, dat hier
ook niet is tegengesproken dat een progressieve rege
ling wel mogelijk is.
De heer Dijkstra: Daar liep het debat toch over.
De Voorzitter: U spreekt over zaken die thans niet
aan de orde zijn en U kunt daar nu niet verder over
spreken.
De heer Dijkstra: Misschien hebt U wel gelijk, maar
het is al gebeurd.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het
niet met den heer Vromen eens: ik geloof dat met de
stemming, die hier is gehouden, de Raad zich feitelijk
heeft uitgesproken dat hij is voor een korting van 3
even goed als bij de beslissing, die men verkrijgt als een
voorstel om op alle loonen een korting van 3 toe te
passen wordt aangenomen. De zaak is dus in zooverre
voor elkaar. Ik geloof niet dat de Minister moeilijk
heden in den weg zal leggen, omdat bij den Minister
het zwaartepunt niet ligt in het uitbetalen van het geld
maar in de korting op de loonen. De Minister zal dunkt
mij dubbel en dwars tevreden zijn als er 3 op de
loonen wordt gekort en ik zou dan ook niet weten
waarom de uitkeering uit het Gemeentefonds in gevaar
zou worden gebracht.
De Voorzitter: Ik zou den Raad toch ernstig willen
waarschuwen bij deze zaak. Ik voor mij geloof dat de
heeren allen graag de wet willen uitleggen in de rich
ting, die zij zelf willen. Ik krijg heel sterk dien indruk,
maar ik zou nu eens een voorbeeld uit de practijk willen
nemen: wat zal nu aanstonds het loon van een bepaalden
werkman zijn Men zegt wel dat de loonen met 3
zijn verlaagd, maar dat is niet zoo: de Raad heeft be
sloten om het totale loonbedrag van het personeel in
dienst der gemeente van nu af 3 lager te stellen dan
het totale bedrag, dat aan diezelfde menschen over 1931
is uitbetaald, maar er is niet besloten om ieder 3 te
korten. Wat moet ik nu zoo'n man a.s. Zaterdag uit
betalen
De heer Wiersma: Voorloopig 3 korten.
De Voorzitter: 3 Waarom niet minder of meer?
Ik kan dan ook wel 10 korten, want ik wèèt niet
wat zijn loon is. Als de Raad niet vaststelt welk salaris
geldt op 1 Mei 1932, dan hèèft die ambtenaar recht op
zijn volle salaris
De heer Muller: Daar heeft hij dan nu ook recht op,
want op 1 Mei was er nog niet een regeling, volgens
welke men kon korten.
De Voorzitter: Als dat zoo was, dan was het nu nog
maar om 2 dagen te doen en dan zou het zoo meteen
natuurlijk over meer dagen loopen -maar ik meen dat
dit niet waar is, omdat is bepaald dat de korting met
ingang van 1 Mei zal worden opgelegd. In welken geest
er ook wordt gehandeld, de korting zal in ieder geval
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. 167
op 1 Mei 1932 ingaan en al is dat besluit een paar
dagen na 1 Mei genomen, er zal thans nog bij de eerste
loonbetaling na 1 Mei kunnen worden gekort. Maar
er is niet besloten om van ieder 3 te kortener is
alleen besloten dat het totaal bedrag aan loonen 3
lager zal zijn dan het bedrag, dat in 1931 is uitbetaald
en als de Raad nu maar wil zeggen hoe van nu af de
loonen en salarissen moeten worden berekend en uit
gekeerd, dan weten Burgemeester en Wethouders het
ook
De heer Muller: Wij kunnen toch wel een besluit
nemen met terugwerkende kracht.
De heer Wiersma: De heer Muller werpt hier zeer
terecht op, dat wij wel een regeling kunnen maken met
terugwerkende kracht, ingaande 1 Mei 1932.
De Voorzitter: Ik zou alleen dit nog willen zeggen.
De heer Wiersma stelt het gemakkelijk voor dat wij een
heelen tijd later wel een regeling kunnen maken met
terugwerkende kracht tot 1 Mei en dat is ook wel heel
gemakkelijk en aardig wanneer de loonen naar boven
gaan, maar wij weten heel goed uit de practijk, dat een
verlaging met terugwerkende kracht met heel veel moei
lijkheden gepaard gaat. Dan moet het te veel betaalde
langzamerhand op de loonen worden ingehouden en
dat moet dan dikwijls over een korteren termijn worden
ingehouden dan de termijn, waarover een te hoog loon
is uitbetaald: de heeren weten nog heel goed, hoe dat
destijds in de practijk is gegaan en dat daaraan wel
degelijk groote moeilijkheden zijn verbonden. Het komt
dus m. a .w. hier op neer dat, als wij deze zaak hier
van avond niet afdoen en geen bepaald besluit nemen
omtrent de salarissen en loonen, practisch niemand van
het personeel hier in Leeuwarden weet, hoe zijn tracte-
ment is, zij het dan ook dat dit maar een klein percen
tage met zijn vroeger salaris zal verschillen.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, is het ook
noodig dat dit besluit eerst wordt goedgekeurd, of kan
men aan de hand van een besluit tot het opleggen van
een bepaalde korting, als dat hier wordt genomen, di
rect tot korting overgaan? Mijn vraag is dus of men
eerst de beslissing moet afwachten dat het besluit is
goedgekeurd.
De Voorzitter: Het behoeft niet goedgekeurd te wor
den, mijnheer Buiel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Botke wordt met 15 tegen
12 stemmen verworpen.
Voor stemmen: de heeren Koopal, B. Molenaar, De
Boer, Van Kollem, Wiersma, Muller, Van der Meulen,
M. Molenaar, Botke, Hooiring, Balk en Hofstra.
Tegen stemmen: de heeren Vromen, Stobbe, Westra,
Ritmeester, Buiel, Hettinga, Peletier, Feitsma, Turksma,
Dijkstra, De Vries, mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi,
de heeren Weima, Terpstra en mevrouw Van Dijk—
Smit.
Aan de orde is thans wederom het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
De beraadslagingen worden heropend.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik zou
alleen nog iets willen zeggen over het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders sub b. Ik zou het toch op
prijs stellen dat de daarin tusschen haakjes geplaatste
woorden, aangezien zij bij deze zaak verwarring kun
nen stichten en overbodig zijn, omdat de bedoeling ook
zonder die woorden duidelijk genoeg is, geschrapt
werden. Natuurlijk is het ons bekend, dat door Gede
puteerde Staten ten aanzien van de jaarwedden van
Burgemeester, Secretaris en Ontvanger misschien een
ander besluit zal worden genomen dan een 3 korting,
maar de bedoeling van den Raad ten aanzien van deze
jaarwedden is ook niet anders dan daarover een votieve
stemming te houden. Zooals het hier staat, is het toch
letterlijk niet juist en omdat hier al gebleken is, dat die
woorden verwarring kunnen stichten, zou ik willen
voorstellen ze er uit te laten.
De Voorzitter: De heer Vromen zegt, dat blijkt dat
die woorden verwarring kunnen geven, omdat men zou
kunnen meenen dat de Burgemeester, de Secretaris en
de Ontvanger dan niet onder eenige korting zouden
vallen; ik heb er persoonlijk geen bezwaar tegen om de
tusschen haakjes geplaatste woorden uit de conclusie
sub b te schrappen. Mag ik dan nog even uitleggen
waarom zij er in gezet zijn. In het besluit sub b wordt
aan Burgemeester en Wethouders opgedragen om ten
aanzien van de salarissen, welke de Raad niet vaststelt,
aan de betrokken autoriteiten te vragen ook op die sala
rissen 3 te mogen korten en wanneer men nu de
tusschen haakjes geplaatste woorden schrapt, zullen
Burgemeester en Wethouders dus aan Gedeputeerde
Staten moeten vragen om ook op de jaarwedden van
Burgemeester, Secretaris en Ontvanger 3 te mogen
korten. Dat is in zooverre geen bezwaar, maar het is
mij persoonlijk bekend dat de regeling, welke Gedepu
teerde Staten daarvoor wenschen te treffen, vrijwel ge
reed is en verder gaat.
De heer Vromen: U moet tóch een brief schrijven aan
Gedeputeerde Staten en U maakt het dien heeren dan
gemakkelijk, door deze woorden hieruit te schrappen.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, mag ik nog
even vragen: moet hier nu niet het besluit worden ge
nomen, dat er in verband met het besluit sub a een
artikel aan de Salarisverordening wordt toegevoegd?
Moet daarvoor niet een redactie worden gevonden of
is het voldoende dat men dit besluit sub a neemt? Moet
het niet in de Salarisverordening worden ingelascht?
De Voorzitter: Ter vermijding van administratieven
rompslomp is het besluit gegoten in den vorm, zooals
in dezen Raadsbrief staat. Indien wij werkelijk de sala
rissen gingen vaststellen op bedragen, die 3 lager zijn,
dan die, welke in de verordening staan, dan zouden wij
van al die salarissen, zooals ze in de verordening zijn
genoemd, 3 moeten aftrekken en dan zou dus de
geheele verordening moeten worden gewijzigd of er zou
een heele nieuwe verordening moeten komen. Dit
Raadsbesluit is nu als het ware een aanvulling van de
Salarisverordening; zonder dat de daarin genoemde
cijfers worden gewijzigd, wordt nu bepaald, dat alle
salarissen en loonen met 3 worden verlaagd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Vromen om in con
clusie b van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders te schrappen de woorden ,,(met uitzondering
van den Burgemeester, den Secretaris en den Ontvan
ger)" wordt door Burgemeester en Wethouders over
genomen.
De heer Muller vraagt geen stemming, maar wenscht
de verklaring af te leggen, dat zijn fractie is tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Met algemeen e stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat door het door Burgemeester en Wethouders
overgenomen amendement van den heer Vromen onder
b is gewijzigd.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga
dering door den Voorzitter gesloten.