136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. gende week niet kunnen werken. In het adres wordt beschreven, dat dit in de eerste plaats tot gevolg heeft een financieele schade voor de betrokken menschen, omdat de uitkeeringen en loonen al zeer laag zijn en in de tweede plaats dat de menschen in de week, dat zij geen werk hebben, eenvoudig op straat moeten loopen. Als de practijk zoo was, dat er dan nog een eenigszins behoorlijke gelegenheid zou zijn om werk te krijgen, dan zou zoo'n maatregel de menschen kunnen doen afvloeien van de werkverschaffing, maar de practijk is zoo, dat er bijna geen arbeider in staat is om werk te krijgen. Daarom heeft deze maatregel mijn sanctie niet. Er wordt verder in het adres gevraagd ook adhaesie te betuigen aan deze gedachte, dat er ook iets gebeurt voor de ongehuwden. Het is bekend dat het op het oogenblik een wet van Meden en Perzen is, dat deze niet te werk worden gesteld. Wanneer men in eerste instantie voor dergelijke dingen komt te staan, lijkt het betrekkelijk gemakkelijk, wanneer men op dit ter rein heeft te kiezen om de gehuwden of de ongehuwden te helpen; het is gemakkelijk en ook verklaarbaar dat men zegt dat men eerst de gehuwden en de menschen met gezinnen moet helpen, maar het is een feit, dat er zoo langzamerhand een wanhoopsstemming onder de ongehuwden komt. Er komt ook nog de bepaling bij dat, als die jonge menschen trouwen, ik meen vanaf 1 Januari 1932, dan al vast staat, dat zij geen werk in de werkverschaffing zullen krijgen. Men moet er toch eens even bij stilstaan, wat voor een invloed dat heeft. Wij zijn ten slotte allemaal jong geweest en wij hebben ook dien tijd in ons leven gekend. Als het er zoo voorstaat, meen ik dat het wel de moeite waard is om druk op de Regeering uit te oefenen om die maatregelen, die mij persoonlijk cynisch aan doen, opgeheven te krijgen. Ik weet wel. het is niet gemakkelijk, maar het is wel gemakkelijk om zoo'n adres voor kennisgeving aan te nemen. Ik heb deze hoop: wat meer aandrang er van gemeenten van be- teekenis en daar reken ik Leeuwarden ook onder op de Regeering komt, wat meer kans er is dat de Regeering er bij stilstaat en zal inzien dat die dingen, zooals zij thans loopen, niet zonder meer door den beugel kunnen. Daarom stel ik dan ook voor om aan dit adres wèl adhaesie te betuigen. De heer Koopal: Mijnheer de Voorzitter. In aan sluiting met wat de heer Dijkstra heeft gezegd ben ik ook van meening, dat aan dit adres van den Raad van Ooststellingwerf in dit geval adhaesie moet worden be tuigd. Hoe is toch de toestand? De heer Dijkstra heeft er ook al op gezinspeeld, dat de toestand zoo is, dat de menschen maar om de 14 dagen naar de werkver schaffing kunnen gaan; in de eene week, dat zij daar heen gaan ontvangen zij hier in Leeuwarden ongeveer een loon van 12.— plus 50 toeslag, dat is dus in totaal 18.— a 19.— en voor zoover zij de volgende week een loondervingstoeslag krijgen ontvangen zij dan hier in Leeuwarden ƒ7.— plus 50 toeslag of in 't geheel 10.50. Maar hoe staat het in de plattelandsgemeenten? Daar kent men dien toeslag niet; die mag daar niet worden toegekend, zoo zegt de Minister, op grond, dat dan die loonen zouden uitgaan boven die van de landarbeiders. Het is dus in Ooststellingwerf zoo, dat de eene week in de werkverschaffing 12.— wordt verdiend en als daar dan de andere week een loondervingstoeslag bij komt van 7.—, dan maakt dat samen in 14 dagen 19.—. Nu kan elk Raadslid wel uitrekenen, hoeveel dat dan per week is. Als hier door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld om dit adres voor ken nisgeving aan te nemen, dan ben ik van meening, dat het door den nood der tijden ook voor Leeuwarden op het oogenblik wenschelijk is om deze sympathieke po ging te steunen, om het mogelijk te maken, dat er aan drang op de Regeering wordt uitgeoefend. Die aan drang kan nooit te sterk zijn en die aandrang moet hier ook opgeld doen. Men weet ook uit de practijk van de werkverschaffing dat het werk op de groote terreinen, die daarvoor zijn aangewezen, langzamerhand uitgeput raakt. Dat is mede een gevolg van de enorme werk loosheid; er zijn in het afgeloopen tijdvak veel meer werkloozen te werk gesteld dan een jaar te voren. Uit alles blijkt, dat er nu moet worden uitgezien naar andere werkverschaffingsobjecten en als dat niet gaat van wege het Rijk, dan zal het Rijk via de gemeentebesturen moeten onderzoeken wat er in de nabijheid van de ver schillende gemeenten ligt en of er daar geen werkver schaffingsobjecten gevonden kunnen worden. Als dat gebeurt, zijn wij op den goeden weg. En als dat niet mogelijk is, dan zal in elk geval deze oplossing moeten worden gevonden, dat de loondervingstoeslag wordt verhoogd, want deze geschiedenis is zoo niet vol te houden, ook voor de menschen in Leeuwarden niet. In Leeuwarden staan zij er wat gunstiger voor, omdat wij 50 toeslag mogen geven, maar als men rekent dat in de eene week, wanneer in de werkverschaffing wordt gewerkt, 18.— wordt ontvangen en in de andere week 10.50, dan is dat samen 28.50 en dan wordt dat dus per week, dat bedrag gedeeld door 2, ruim 14. Ik schakel hierbij den kindertoeslag uit: voor elk kind krijgt men per week 75 cent, maar ik ge loof dat men een kind voor 75 cent niet een heele week den kost kan geven, terwijl men daarbij natuurlijk hee- lemaal niet kan spreken van eenige opvoeding van de kinderen. Ik ben dus van meening dat, wanneer alle Friesche gemeenten, waaronder ook Leeuwarden ressorteert, aandrang blijven oefenen op de Regeering, deze ten slotte zal moeten erkennen dat de toestand niet meer houdbaar is en dat inderdaad ernstig rekening zal moeten worden gehouden met de adressen en sym pathiebetuigingen van de gemeentebesturen, opdat in derdaad dat voor de werkloozen zal worden gedaan wat noodzakelijk is om behoorlijk te kunnen leven. De Voorzitter; De Raad zal hebben begrepen, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen om dit adres voor kennisgeving aan te nemen op grond, dat Burge meester en Wethouders ook bij vroegere dergelijke adressen hebben gezegd daarbij ook den inhoud latende voor wat die was dat die adressen voor ken nisgeving dienden te worden aangenomen, omdat het toch eigenlijk raadzaam was om die adres- en adhaesie- beweging, die er zoo langzamerhand binnen komt, wat te verminderen. Burgemeester en Wethouders en de Raad hebben vroeger altijd op het standpunt gestaan dat het betuigen van adhaesie aan adressen van andere gemeentebesturen omtrent iets, dat goed was, toch in het algemeen niet de ware manier is. Wij weten dat tegenwoordig die wijze van adresseeren met het vragen van adhaesiebetuiging steeds meer gevolgd wordt; er gaat haast geen vergadering voorbij of er zijn eenige van die adressen ingekomen; toevallig is er nu maar één, maar ik meende dat er de vorige vergadering nog twee waren. Burgemeester en Wethouders hebben den vorigen keer ook nog gezegd dat dit niet de manier is om een besluit te nemen, n.l. door aan een adres om trent maatregelen, die men in een speciale gemeente zou willen toepassen, algemeen adhaesie te vragen. Ik zou zeggen, is het dan niet beter, dat de betrokken gemeenten bijeen stappen in de vereeniging, die zij hebben en dat zij langs dien weg trachten te bereiken wat er is te bereiken en ik zou willen vragen of er op die manier niet beter druk op de Regeering is uit te oefenen. Ik geloof wel dat dit beter is dan het zenden van een adres en het vragen van adhaesiebetuigingen. want, afgescheiden van den inhoud van het adres, meen ik, dat die manier niet den meesten indruk op de Re geering zal maken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1932. 137 Daarom hebben Burgemeester en Wethouders ge meend te moeten voorstellen, dit adres voor kennisge ving aan te nemen, maar meent de Raad, dat het in het algemeen beter is om aan dit adres wèl adhaesie te be- tuigen, dan hebben Burgemeester en Wethouders als zoodanig daar geen bezwaar tegen. De heer Stobbe; Mijnheer de Voorzitter, hoe sym pathiek de redeneering ook was van de heeren Koopal en Dijkstra, ik meen toch dat ik onzerzijds het een en ander over deze materie moet opmerken. Wij zijn bij lange na geen bewonderaars van de methode, die op het oogenblik ten opzichte van de werkverschaffing I wordt gevolgd. Er is een buitengewoon groote moeilijk- j heid, waarop door de heeren ook al is gewezen de werkgelegenheid is in dit opzicht aan het verminderen; het aantal werkloozen neemt toe en nu blijft de moei lijkheid de beide heeren hebben daaromtrent ook geen weg aangewezen en zij konden dat ook niet doen dat er geen weg wordt aangewezen om daar eeniger- mate uit te komen. Ik vraag dat ook niet van hen in deze Vergadering. Wij zijn echter en met ,,wij" be doel ik dan de politieke partij, waartoe ik de eer heb te behooren geen bewonderaars van het stelsel van centrale werkverschaffing, al kan men daar dikwijls niet aan ontkomen. Wij zijn daarvan geen bewonde raars, want er zitten verschillende gebreken aan vast, waarover ik hier nu niet zal uitweiden; wij meenen dat de Regeering door het verleenen van steun aan de ge meenten en door het verleenen van steun aan particu lieren, die werken zouden kunnen laten uitvoeren, de werkloosheid beter zou kunnen bestrijden dan op het oogenblik het geval is. Maar daarvoor is o. a. de heer Bakker meerdere malen als onze woordvoerder in de Tweede Kamer op de bres geweest en wij meenen gerust het resultaat van deze bemoeiingen te mogen afwachten, waarom wij ons voorshands niet kunnen verklaren voor een adhaesiebetuiging aan dit adres. De heer Dijkstra; Mijnheer de Voorzitter. Naar aan leiding van wat de heer Stobbe zegt zou ik nog een opmerking willen maken. Hij zegt, de redeneering, die door den heer Koopal en door mij is gehouden, doet hem wel sympathiek aan, maar ik wil opmerken, daar heeft een werklooze niet veel aan. Het is hier te doen om een adhaesiebetuiging van deze strekking, dat de bedoeling is om iets positiefs te bereiken. Ook de tweede opmerking van den heer Stobbe, dat hij meer overhelt naar de gedachte, dat het beter' is, dat de Re geering steunt verleent voor werkverschaffing in de gemeente en aan particuliere ondernemingen om op die wijze werkverruiming te bewerkstelligen, is een onder werp, dat nu niet aan de orde is. Als dit een zeer be langrijk resultaat kon opleveren voor de werkloozen en op die manier een productieve werkverschaffing werd verkregen, zouden er hier niet veel leden van>den Raad zijn, die daar niet sympathiek tegenover staan, maar zoover is het nog niet. Maar U, mijnheer de Voorzitter, hebt gezegd, dat belangrijke onderwerpen als deze een onderwerp van bespreking zouden kunnen uitmaken in een vereeniging van gemeenten, waarvoor dan m. i. de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten het aangewezen lichaam is. Ik ben dat wel met U eens; het gebeurt ook herhaal delijk, dat daar andere zaken, de gemeenten betref fende, aan de orde komen en als daar ook de werkver schaffing aan de orde zou komen en dat lichaam zou druk op de Regeering uitoefenen om maatregelen te nemen om bestaande dingen, die niet door den beugel kunnen, te verbeteren, dan geloof ik ook wel, dat dit met grooter argumenten en met meer kracht zou ge beuren, dan wanneer er nu van de eene gemeente en dan van de andere een adres of een adhaesiebetuiging komt. Maar dat neemt niet weg, op het oogenblik ligt dit adres hier. Wilt U, mijnheer de Voorzitter, voor deze gemeente als lid van de Vereeniging van Neder landsche Gemeenten in die richting werkzaam zijn, dan heeft dat wel mijn sympathie, maar op het oogenblik behandelen wij dit adres en dan doet het mij genoegen, dat het college er niet afwijzend tegenover staat, dat dit adres door ons wordt ondersteund. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. In aansluiting met wat U hebt gezegd, zou ik nog dit willen opmerken. Ik geloof ook dat die adresge schiedenis met die rij van adressen, die handelen over de kwestie van de werkloosheid, weinig resultaat heeft. Het gebeurt, zooals li ook al hebt gezegd, op deze wijze. In den Raad van een bepaalde gemeente wordt het besluit genomen om een adres te zenden en meteen wordt er dan besloten het adres rond te zenden bij ver schillende gemeentebesturen in de provincie, met ver zoek om aan het adres adhaesie te willen betuigen. Dan is echter het besluit, dat door de eerste gemeente is genomen, reeds in Den Haag en daarna komen dan druppelsgewijs de adhaesiebetuigingen binnen. Ik geloof dat deze wijze van doen voor de werkloozen heel wei nig resultaat zal geven. Nu hebt U zelf, mijnheer de Voorzitter, meen ik een richting aangewezen, die beter is dan die, waarin het nu gebeurt. Zou deze Raad nu niet ten opzichte van het vraagstuk van de werkverschaffing in Friesland, waarmee wij binnen korten tijd onherroepelijk zullen vastloopen, omdat, zooals wij allen weten, de werkob- jecten op raken, het initiatief kunnen nemen, door dit vraagstuk in de Provinciale Vereeniging van Friesche Gemeenten te doen bespreken Dan kunnen de ver schillende gemeenten de werkverschaffing, die ook in alle gemeenten een ander cachet heeft, daar bespreken en door de gemeentebesturen, die daar aanwezig zijn, kan dan ook worden besproken öf in hunne gemeenten werken zijn, die in werkverschaffing kunnen worden uitgevoerd. Op die manier kan de zaak breed onder de oogen worden gezien en naar aanleiding van die be spreking kan dan misschien de afcleeling Friesland de kwestie bij de Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten aanhangig maken. Ik herinner mij, dat de Ver eeniging op dit gebied ook wel meer werkzaam is ge weest en zij zal dus zeer zeker wel gehoor geven aan de roepstem van een Provinciale afdeeling. Dat lijkt mij veel beter dan adhaesie te betuigen aan dit adres. Mis schien dat straks bij de stemming zal blijken, dat de meerderheid stemt tegen adhaesiebetuiging, terwijl van degenen, die tegen stemmen, ieder persoonlijk er toch voor is, dat de dingen, die in het adres zijn genoemd, verbeterd worden; alleen om tactische reden stemt men tegen, hoewel men het zelf wel wil en zoo wordt hier dan een onjuist besluit genomen. Ik zou dus willen werken op deze wijze, dat het Gemeentebestuur op dracht krijgt zich te wenden tot de Provinciale Veree niging van Friesche Gemeenten om deze zaak te bezien en te trachten in die richting verbetering te krijgen. De heer Vromen; Mijnheer de Voorzitter, ik zou adhaesie willen betuigen aan hetgeen de laatste spreker, de heer De Vries, heeft gezegd en ik zou er met klem bij de voorstellers op willen aandringen, met nog sterker aandrang, dan die, welke U op hen hebt uitgeoefend, om hun voorstel in te trekken, omdat wij daardoor een zeer onzuivere stemming zouden krijgen. Er wordt hier dan eenvoudig gestemd voor of tegen adhaesiebetui ging, onafhankelijk van den inhoud van het adres. Het is ook naar mijn meening wenschelijk dat er ten opzichte van het vraagstuk van de werkverschaffing algemeen in het land maar eens een uitspraak komt of de thans gevolgde wijze van werkverschaffing wenschelijk is of niet. Maar de manier, die hier thans wordt voorgesteld, om daarin verandering te brengen, is toch, zooals de Voorzitter zegt, weinig efficient; alleen zal daarvoor op de verschillende departementen misschien een grootere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 2