268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Augustus 1932.
is den Raad bekend, dat voor enkele maanden terug
bij de betrokken groep van winkeliers een enquête is
gehouden, waarbij is getracht te komen tot een sluiting
op Zondag als een algeheele rustdag en tot enkele
andere bepalingen. Die enquête is toen in breederen
zin overgenomen door den Raad en wij wachten nu
nog steeds op de uitwerking. ïk heb toen die zaak per
soonlijk meegemaakt, ik heb verschillende bezoeken
afgelegd bij de betrokken winkeliers en ik meen daar
dus best over te kunnen spreken. Ik heb toen verschil
lende menschen ontmoet, die er zeer veel voor voelden
om een rustdag te hebben, afgezien van eenig beginsel,
maar die dan graag zouden zien, dat zij uit hun zaak
konden gaan, zonder dat hun overbuurman zijn zaak
open hield. Wat wij dan te hooren kregen wat dit, dat
men zeiik wil zoo graag sluiten, maar als daartoe
wordt besloten, wie weet of daartoe mijn overbuurman
ook genegen is Dat is bereikt en die groep leefde in
de hoop dat dit in de toekomst zoo zou komen en zij
wilde dat ook graag behouden.
Nu krijgen wij echter weer de voorgestelde bijvul
ling van automaten. Nu kan men wel zeggen: de auto
maat redt zich wel, maar men zal die toch ook moeten
koopen en dat niet alleen, maar wij hebben ook in de
bladen kunnen lezen, hoewel dat hier niet rechtstreeks
aan de orde is, dat er ook al iets op gevonden wordt
dat de automaten geplaatst worden in de zaak zelf, in
dien zin ten minste, dat de betrokken eigenaar er bij
moet zitten en dat aldus zijn vrijen dag weg is. Dat
doet onsympathiek aan.
Dan wil ik iets zeggen over de concurrentie, die hier
door ontstaat. Als de Raad aanneemt, dat de bijvulling
wordt toegestaan, zullen verschillende winkeliers, die
daartoe nog niet zijn overgegaan, thans ook een auto
maat moeten aanschaffen, wat dezen menschen in door
snee boven hun krachten zal gaan. Maar toch is het
een gevolg, dat hieruit voortvloeit; dit gebeurt wanneer
men de bijvulling na sluitingstijd toestaat.
Waar wij ook in onze gemeente een sluitingstijd
hebben, ook voor andere zaken, en ik meen dat ook de
sigarenwinkeliers daar bijzonder op gesteld zijn, geloof
ik, dat de Raad daaromtrent niet een rem moet aan
leggen ter wille van een enkelen dwarskijker. Het zou j
dan ook mijn volle sympathie hebben, wanneer dit niet
zou gebeuren en ook, wanneer de automaten, die een
aanfluiting zijn van de winkelsluiting, totaal zouden
verdwijnen.
Wat betreft den kant van de zaak, dat de jeugd uit
de automaten zal kunnen koopen, daar zal men ook op I
moeten toezien. Wij hebben in onze gemeente een ver-
ordening, dat aan minderjarigen geen rookartikelen als j
sigaretten, enz. verkocht mogen worden, maar de jeugd j
zal thans des te meer gelegenheid krijgen om die arti-
kelen te koopen, door van de automaten gebruik te
maken. Nu kan men wel zeggen dat daarvoor het toe
zicht is, maar dat zal zeer moeilijk zijn uit te voeren.
Het praeadvies zegt ook dat, indien verboden wordt
automaten bij te vullen met sigaren en dergelijke, het
ook verboden moet worden om automaten bij te vullen
met bonbons, chocolade, enz. Juist, m. i. zou het ook
geheel in de lijn liggen dat dit gebeurde; als men be
schouwt hoeveel chocola en bonbons en ook sigaretten
er verbruikt worden welke artikelen bovendien bui
ten sluitingstijd wel zijn te krijgen dan geloof ik dat
het geld wel nuttiger besteed kan worden. Men schaft
zich nu een automaat aan, omdat men zegt: ik heb scha
van dit en van dat, maar ik geloof dat de oorzaak van
verminderden verkoop hier veel dieper ligt en dat de
tijdsomstandigheden daar ook deel aan hebben, maar
daar ga ik nu niet op in.
Wat betreft de groote fabrikanten, deze zijn er op
het oogenblik op uit, om van de betrokken winkeliers
door middel van verschillende circulaires te trachten
gegevens te verkrijgen om de zaak aan den gang te
krijgen en den betrokken rustdag weer van de baan
te krijgen. Ik geloof dat wij iets dergelijks niet moeten
bestendigen.
Ik heb in het begin gezegd, dat het praeadvies mij
een beetje onverklaarbaar was. Waarom? Ik meen,
dat hier in den Raad de stemming heerscht, dat, waar
de Winkelsluitingswet er is, men niet met het toestaan
van het bijvullen van automaten het onderkruipen wil
bestendigen. Ik meen ook van de overzijde te hebben
beluisterd, dat ook zij absoluut zullen zijn tegen het
bijvullen van automaten. Ik meen dat dit hier in een
vorige Raadsvergadering is gezegd en dan is het mij
onverklaarbaar dat het college hier in zijn geheel met
dit voorstel komt om dat verbod niet aan te nemen, te
meer waar er in het college menschen zitten, die zelf
een zaak hebben en voor zichzelf een rustdag vragen.
Dat zij er toe willen meewerken den rustdag ongedaan
te maken, spijt mij. Ik hoop, dat de Raad dat standpunt
zal afwijzen en het praeadvies niet zal aannemen.
De heer Turksma; Mijnheer de Voorzitter. Hoe men
ook over de Winkelsluitingswet zal willen denken, zij
is er en ik meen dat de bepalingen daarvan zoo loyaal
mogelijk nageleefd moeten worden in den geest van de
bedoeling van de wet.
De Minister heeft in art. 3 van de wet vrij gelaten
den verkoop door middel van automaten, omdat hij
meende, dat de techniek zich tot den verkoop uit auto
maten zou uitstrekken, maar de bedoeling kan toch
dunkt mij niet zijn, om den verkoop vanuit den winkel
over te hevelen naar de automaten.
Ik ben in het algemeen gezegd geen bewonderaar
van autómaten, omdat daar m. i. in ligt een factor van
minder goede opvoedingskracht. Als men naleest wat
de bladen schrijven, als men nagaat de processen-
verbaal, die er worden opgemaakt en als men leest hoe
er door middel van valsch geld wordt getracht goe
deren uit de automaten te krijgen zoo is het ook nog
j.l. Zaterdag gebeurd, dat iemand uit Hilversum dat in
Amsterdam heeft geprobeerd hoe het zit met de
jeugd, die artikelen uit de automaten kan krijgen, waar
van de winkelverkoop aan haar verboden is hoe het
b.v. is in een land als Duitschland, waar, zeer in strijd
zeker met de hier heerschende moraal, bepaalde
artikelen uit de automaten te verkrijgen zijn, dan meen
ik in het algemeen gezegd geen bewonderaar te moeten
zijn van de automaten, omdat op den verkoop daaruit
geen voldoende controle is uit te oefenen.
Ten opzichte van datgene, wat door Burgemeester
en Wethouders is meegedeeld in hun praeadvies met
betrekking tot de sigarenwinkeliers en waarbij wordt
gezegd dat de sigarenwinkeliers dit niet wenschen uit
overweging van concurrentie, meen ik, die een derge
lijke vergadering van de winkeliers heb meegemaakt,
dat dat niet in de eerste plaats het geval is, maar dat
ook bij deze sigarenwinkeliers voorzat, dat zij deel uit
maken van een geordenden winkelstand en dat zij met
het oog op het product, dat zij verkoopen, dat product
ook op peil willen houden en het niet in kwaliteit willen
doen verliezen door den verkoop uit automaten.
Maar bovendien, het bezit van een automaat is een
bevoorrechting van hen, die eenigszins kapitaalkrachtig
zijn, omdat duizenden winkeliers, die niet in de gele
genheid gesteld kunnen worden een automaat van be
hoorlijken omvang aan te schaffen en die niet onder
dwang van verkoop voor den een of anderen fabrikant
een kleine automaat wenschen aan te schaffen, op die
wijze worden achteruitgesteld, evenals die winkeliers,
die niet voldoenden particulieren grond om hun zaak
hebben en die niet van de gemeente permissie kunnen
krijgen om op dat gedeelte van den grond van de ge
meente, waar zij een automaat zouden willen hebben,
deze daar geplaatst te krijgen.
Al degenen, die een automaat aanschaffen, parasi
teeren, meen ik, op wat bij de wet verboden is, althans
op wat volgens de bedoeling van de wet verboden is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Augustus 1932. 269
Burgemeester en Wethouders meenen, dat de ver
koop uit automaten vrij gelaten moet worden, dat wil
dus zeggen, ook het bijvullen. Dat is volgens mij een
onbillijk iets, omdat men die dingen van twee kanten
moet zien. Er is in de wet aan de winkeliers een zekere
vrijheidsbeperking opgelegd en die moet, nu de wet er
eenmaal is, niet ongedaan worden gemaakt door een
zekere soort sabotage. Want art. 7 van de Winkel
sluitingswet regelt en schrijft voor, dat na sluitingstijd
geen artikelen verkocht of afgeleverd mogen worden
en dat laatste alleen met de bedoeling, om den z.g.
verkoop ,,over het hekje" tegen te gaan, een wijze van
verkoop, waarover in de groote steden als Amsterdam
en Rotterdam zoo'n groote strijd was. Daarom heeft
de Minister getracht een zekeren vorm te vinden, om
althans die ontduiking, dat iemand op de stoep van den
winkel ging staan en de winkelier aan een dergelijken
kooper de verlangde artikelen bracht, ongedaan te
maken.
Burgemeester en Wethouders hebben gevraagd,
waarom het verbod van bijvulling alleen zou moeten
gelden voor tabaksartikelen en niet voor chocola, enz.
Mij dunkt, dat dit zeer eenvoudig is te zeggen, omdat
de onrechtvaardigheid van den verkoop van tabaks
artikelen uit automaten scherper naar voren dringt,
omdat de chocoladewinkels eiken dag geopend mogen
zijn
De heer Vromen: Maar niet na 8 uur
De heer Turksma: Die winkels mogen des Zondags
ook open zijn en de sigarenwinkels alle dagen niet.
Daarom is de verkoop van tabaksartikelen uit auto
maten een bevoorrechting en daardoor worden m. i.
degenen, die uit sociale of religieuze overwegingen aan
de bedoeling van de wet wenschen te voldoen, daarin
op die wijze tegengewerkt.
Mij dunkt dat de geordende winkelstand door het
aannemen van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders als het ware zal worden gedwongen om zich
zelf te promoveeren tot wetsontduikers. Het is een
sterke uitdrukking, maar ik meen dat men zich in de
bedoeling van de wet moet indenken en dat zóó de
bedoeling van de wet niet kan zijn.
Als men verder de automaten beschouwt als een ver
lengstuk van den winkel en dat daaruit dus dezelfde
artikelen worden verkocht als uit den winkel, dan zal
het niet mogen voorkomen dat een slager uit een auto
maat sigaren gaat verkoopen, zooals in Amsterdam is
gebeurd en ook niet dat door een manufacturier warme
worst uit een automaat wordt verkocht, dingen, die
mogelijk zijn, omdat nergens in de wet staat, dat een
bezitter van een automaat per se winkelier moet zijn.
Mij dunkt dat degenen, die een geordend zakenleven
voorstaan, zich moeten kanten tegen datgene, wat
Burgemeester en Wethouders wenschen vrij te laten.
Nu doen volgens mij Burgemeester en Wethouders
hier een zeer ongelukkige keuze, door te attenteeren
op een adres van 14 winkeliers, die er een tegenover
gestelde meening op na houden. Die 14 winkeliers zijn
er ondertusschen maar 13, omdat onder hen een vader
en zoon voorkomen, die waarschijnlijk samen wel één
zaak zullen hebben. En als men eenige waarde hecht
aan het cijfer 13, waarvan de heer Terpstra indertijd
heeft gezegd bij de kwestie van de ijsbaan, dat dit een
ongelukscijfer is, dan meen ik, dat dit hier wel zeer
scherp naar voren komt, omdat daar tegenover staat
een winkeliersvereniging van 160 personen, die een
geordenden toestand in de maatschappij willen bewa
ren. Als men de geschiedenis en den gang van zaken
kent van die 13 winkeliers tegenover die organisatie,
dan mag men aan de onderteekening van dat adres
door die 14 winkeliers geen waarde toekennen, omdat
die 14 winkeliers individueel ik zeg het ronduit
de vazallen zijn van een groote sigarettenfirma. Het is
die groote firma, die aan de geordende sigarenwinke
liers met Belgisch groot-kapitaal de strop wenscht om
te doen en het is die groote firma, door welke met haar
groot-kapitaal wordt getracht het geordend zakenleven
in Nederland uit elkaar te scheuren. Ik zal mij daarin
niet te ver laten voeren, omdat ik dan van verontwaar
diging dingen zou zeggen, waarvan ik later spijt zou
hebben. En omdat ik zelf niet meer in het vak zit, be
hoef ik ook niet voor mijzelf te spreken, iets. wat mij
indertijd wel eens is verweten. Maar ik meen toch goed
te doen, daarop te wijzen.
De wetgever heeft bedoeld den winkelverkoop op
Zondag tegen te gaan, hij wenscht die te remmen en
ik meen, dat de Overheid althans de plicht heeft om
te zorgen dat men dat niet weer door een achterdeur
tracht ongedaan te maken. De wet is er, heb ik in het
begin gezegd, en dan dient ook de bedoeling daarvan
zoo loyaal mogelijk te worden nageleefd. Het kan ook
nooit de bedoeling zijn, dat aan een winkelier, zooals
onlangs in Groningen is gebeurd, door een paar auto
mobilisten des nachts wordt gevraagd om een paar
artikelen in zijn automaat te leggen en dat deze het er
dan in legt, om alzoo een voorbijganger in de gelegen
heid te stellen nog iets te koopen. En ook niet, zooals
in Amsterdam is geschied, dat men een speciale auto
maten-galerij opricht. Dat kan niet de bedoeling zijn
van wat men na lang wikken en wegen in de wet heeft
meenen te moeten vastleggen.
Ik zal er niet meer van zeggen, maar ik meen dat
zij, die geregeld de bladen bijhouden en die eenigszins
belangstelling toonen voor datgene, wat een geordende
winkelstand raakt, en ik leg den nadruk op het
woord geordende", omdat het een maatschappelijk
belang is, dat wij een geordenden winkelstand hebben,
die de wenschen van de klanten zoo goed mogelijk
wenscht na te leven en hun bedoeling begrijpt ook
met mij van meening zullen zijn, dat die winkelstand
zoo goed mogelijk moet worden gesteund. Daarom had
het meer in de lijn van Burgemeester en Wethouders
gelegen, wanneer zij met een voorstel waren gekomen,
zooals men thans in Rotterdam bezig is voor elkaar te
brengen, zooals dat reeds in Amsterdam is gedaan en
ook in Groningen, zooals ik hier hoor en waarbij althans
het bijvullen van automaten op dat uur, dat de winkel
zaken dicht moeten zijn, wordt verboden.
Ik hoop dan ook dat het betoog, dat ik heb gehouden,
mag strekken, dat de gedachten, die men koestert, in
deze richting mogen gaan en dat men althans, ómdat
de wet er is, ook doet wat de bedoeling des wets is.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Naar aan
leiding van deze zaak wil ik ook een opmerking maken.
In de eerste plaats wil ik dit zeggen, dat aan deze zaak
twee kanten zitten en wel in de eerste plaats het bestaan
i van automaten hier. En ik meen, mijnheer de Voorzitter,
als Burgemeester en Wethouders op het oogenblik
zeggen dat zij die automaten niet willen verbieden,
dat dit inderdaad in de lijn ligt van het Raadsbesluit,
dat naar aanleiding van het praeadvies van September
1929 is genomen.
Maar ik had verwacht dat ten opzichte van de bij
vulling Burgemeester en Wethouders een ander stand
punt hadden ingenomen, dan zij op het oogenblik
blijken in te nemen. Ten opzichte van de bijvulling
zeggen Burgemeester en Wethouders in het stuk, dat
wij thans voor ons hebben, dit
.,Ten aanzien van de gevraagde invoering van een
verbod om gedurende den winkelsluitingstijd der
winkels automaten met tabaksfabrikaten bij te vullen,
hebben wij geen aanleiding gevonden LI voor te
stellen een dergelijke verbodsbepaling uit te vaar
digen. Wij zijn van meening, dat nu de Wet den
verkoop uit automaten toelaat de eventueele bij
vulling daarvan niet door een gemeentelijk voor-