286 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 September 1932. 2. van Dijk, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 49 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klan- derijdwarsstraat no. 1576; 3. G .de Vries, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 32.50 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klanderijdwarsstraat no. 159; 4. Sj. de Vries, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 31 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klan derijdwarsstraat no. 161; 5. W. Postmus, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 30 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klan derijdwarsstraat no. 163; 6. K. Kuipers, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 28.50 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klanderijdwarsstraat no. 165; 7. P. Sienema, alhier, het gedeelte ter grootte van ongeveer 27.50 M2. dat gelegen is vóór het perceel Klanderijdwarsstraat no. 167, zulks onder de volgende voorwaarden: a. de verhuring geschiedt uiterlijk voor het tijdvak van 1 September 1932 tot en met 31 Augustus 1942; b. de huurprijs bedraagt voor elk van de onder 1 tot en met 7 vermelde perceelsgedeelten 3.per jaar, en verder op de overeengekomen voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer HofstraMijnheer de Voorzitter. Ik zou graag wat over deze zaak willen zeggen. Toen ik dezen Raadsbrief ontving, gaf deze zaak mij aanleiding om de stukken, die daarop betrekking hebben, nauwkeurig na te zien en ik ben tot de conclusie gekomen, dat het met deze zaak is gegaan zooals met andere zaken dat er een aanvraag van de betrokkenen is geweest bij het college, dat Burgemeester en Wethouders de welwil lendheid hebben gehad om betreffende deze zaak het advies te vragen aan den Directeur van Gemeente werken, dat deze heeft geadviseerd adressanten ter wille te zijn en dat nadien Burgemeester en Wethouders zijn gekomen met schriftelijke voorstellen aan de be trokkenen. Om kort te gaan, het is met deze zaak ge woon gegaan, zooals het met meerdere zaken gaat van de zijde van het Gemeentebestuur. Maar wat mij bij zonder treft is, nu deze zaak aan den Raad wordt aan geboden, zooals wordt aangevraagd door de betrok kenen, zooals is voorgesteld door Burgemeester en Wethouders en zooals is geadviseerd door den Direc teur van Gemeentewerken, dat vóórdat de beslissing van den Raad daarop valt, alles al in kannen en kruiken is; de walbeschoeiïng is al in orde, aan de afscheidingen mankeert niets meer en tot zelfs de bloemetjes staan daar al te bloeien. Ik heb mij nu de vraag gesteld of het ook wenschelijk is het college te verzoeken het behoeft deze vergadering niet maar het kan wel in de volgende vergadering om openlegging van zaken te geven, waardoor zulks mogelijk is. Ik heb mij voor gesteld, nu die zaak toch heel gewoon is gegaan, zooals anders, dat de aanvragers al kan ik mij dat hier niet voorstellen zoo voorbarig zijn geweest om, voordat er een beslissing is gevallen, alles al in kannen en kruiken te maken. Dit ging mij toch te ver en daarom vraag ik in de volgende vergadering inlichtingen hoe het dan wèl is. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik kan die inlichtingen wel direct geven dan behoeft men niet tot de volgende vergadering te wach ten op inlichtingen over deze .belangrijke" kwestie. De zaak is zoo gelegen, dat er eerst is onderhandeld met die menschen en dat, toen daarover met Burgemeester en Wethouders overeenstemming was bereikt, enkele van de bewoners bij mij zijn geweest dat is al eeni- gen tijd geleden om te vragen, of zij mochten be ginnen die zaak daar in orde te maken. Die zaak is daar coöperatief opgezet. Ik heb toen gezegd ik heb daar niets tegen, maar daar zit dit bezwaar in, dat de Raad het nog moet goedkeuren en als jullie dus begin nen en de Raad stemt het af, dan zijn de gevolgen voor jullie rekening. Op die halve toezegging zijn ze aan het werk gegaan. Ik ben er zelf ook geweest en de zaak is er keurig opgeknapt. Ik kan ook wel mededeelen dat deze zaak misschien anders al een vergadering eerder aan de orde had kun nen worden gesteld, maar er was een stuk van Burge meester en Wethouders, waarop het Raadsvoorstel moest worden gemaakt, in de bus terecht gekomen bij iemand, die een week of vier uit zijn huis is geweest. Dat stuk heeft daar 4 weken in de bus gelegen en pas na afloop daarvan is die persoon naar de Secretarie gegaan om de zaak in orde te maken. De zaak is dus gewoon behandeld, maar ze zijn daar direct begonnen en het is een gevolg daarvan, dat de bloemetjes daar nu zoo mooi bloeien. Dat is de geheele toedracht. Ik heb enkel de toezegging gedaan, dat zij om mij wel konden beginnen met de zaak in orde te maken, maar dat, als de Raad een ander besluit nam, de gevolgen dan voor hun rekening waren. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp heel goed dat bij deze zaak ook van de zijde van de betrokkenen een beetje voorbarig is gehandeld; ik neem dat direct aan en toen ik naar deze vergadering ging, stond dat bij mij ook wel vast. Ik heb allerminst beden kingen tegen het werk, dat daar door de betrokkenen is gedaan. Zooals de wethouder opmerkt, de walbe schoeiïng en alles is in orde en ik heb daar eerbied voor. Maar de manier waarop het is gebeurd, daarmee kon ik mij niet vereenigen en ik meende dat ik daarover even een opmerking moest maken. Anders heb ik hier over niets te zeggen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15. Voorstel van Burgemeester en W ethouders tot het verstrekken van geldenresp. het weigeren van medewerking aan het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs voor het aanschaffen van leermiddelen voor zijn school in de Fonteinstraat. Dit voorstel luidt als volgt Bij schrijven van 5 Augustus j.l. verzoekt het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier, gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen voor het aanschaffen van leermiddelen ten behoeve van het onderwijs in de aardrijkskunde aan zijne school voor gewoon lager onderwijs in de Fonteinstraat, en wel wegens uitbreiding van het aantal leerlingen in de 7e klasse, zoomede wegens vervanging van in de prac- tijk te beknopt gebleken boekwerkjes voor de 6e klasse. Waar door de gevraagde aanschaffing van leermid delen voor de 7e klasse de noodzakelijke eischen, aan het geven van lager onderwijs te stellen, niet worden overschreden en overigens aan de bepalingen der Lager Onderwijswet 1920 is voldaan, behoort de ge meente krachtens artikel 72 der aangehaalde wet de daarvoor benoodigde middelen te verstrekken. Anders staat het ten opzichte van den voorgenomen aankoop van nieuwe aardrijkskundeboekjes voor de 6e klasse. Het betreft hier de vervanging van leermid delen, die thans te beknopt blijken te zijn, waardoor nu het aanschaffen van andere boekjes gewenscht wordt geacht. Het wil ons voorkomen, dat hier ten onrechte een beroep op de gemeentekas wordt gedaan. In de eerste plaats toch zijn in dit geval door het schoolbestuur leermiddelen aangeschaft, die voor het doel minder geschikt waren, en nu gaat het niet aan, dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 September 1932. 287 de gemeente de kosten draagt van de onjuiste keuze, welke het schoolbestuur in dezen heeft gedaan. En vervolgens worden door deze aanvrage de bovenbe doelde „noodzakelijke eischen" overschreden, aange zien, naar wij meenen te mogen aannemen, de betrokken leerkrachten zonder al te veel moeite en zonder schade voor het onderwijs bij hun lessen den leerlingen de noodig geachte aanvulling van de te beknopt geoor deelde werkjes zullen kunnen geven en zoodoende in de geconstateerde leemte voorzien. Op deze gronden meenen wij, dat de laatstbesproken aanvrage moet worden afgewezen. Mitsdien geven wij U, onder overlegging van het verzoek, in overweging te besluiten het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier, uit de gemeentekas gelden te verstrekken voor het aanschaffen van leermiddelen voor het onderwijs in de aardrijkskunde wegens uit breiding van het aantal leerlingen in de 7e klasse van zijne school voor gewoon lager onderwijs in de Fon teinstraat; b. met betrekking tot de aanvrage van het sub a genoemde Bestuur om gelden uit de gemeentekas voor de vervanging van te beknopt gebleken leermiddelen voor het onderwijs in de aardrijkskunde, die worden gebruikt in de 6e klasse van zijne sub a genoemde school, de gevraagde medewerking te weigeren op grond van de overwegingen, dat bedoelde vervanging niet noodzakelijk is en dat daarenboven de gemeente niet verplicht geacht moet worden gelden beschikbaar te stellen voor de vervanging van leermiddelen, welke achteraf voor het beoogde doel minder geschikt blijken te zijn en waarvan de vervanging door eene juistere keuze bij de aanschaffing had kunnen worden voor komen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening, houdende voorwaarden waarop leerlingen uit andere gemeenten kunnen worden toegelaten tot de afd. B der School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes alhier (Bijlage no. 16). De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met te zeggen dat ik mij zeer waarschijnlijk wel kan vereenigen met het voorstel, dat op het oogen- blik een punt van bespreking uitmaakt. Toch zal mij dat niet verhinderen enkele vragen te stellen, omdat ik voor mijzelf en ik geloof, dat dit ook wel met de andere Raadsleden het geval zal zijn behoefte heb om enkele inlichtingen te vragen. Tegelijkertijd wil ik aan mijn vragen om inlichtingen een paar opmerkingen verbinden, die, meen ik, op dit oogenblik ook zeer te pas zullen komen. Mijnheer de Voorzitter, de eerste vraag, die ik zou willen stellen is dezegeldt deze nieuwe verordening ook voor de leerlingen, die thans en misschien reeds eenige jaren de Middelbare School voor Meisjes be zoeken? Of is die regeling uitsluitend bestemd voor de nieuwe, dus komende leerlingen In het laatste geval meen ik, dat de artikelen 2 en 3 van de voor ons lig gende verordening eenige wijziging moeten ondergaan; die zullen dan m. i. iets anders geredigeerd moeten worden. Wanneer echter het tegenovergestelde het geval is, dus wanneer de verordening geldt voor alle leerlingen, ook voor hen, die op dit oogenblik op school zijn, dan meen ik dat men enkele onbillijkheden begaat, onbillijkheden, die het gevolg hiervan zullen zijn, dat de tegenwoordige leerlingen toegelaten zijn geworden onder andere voorwaarden dan die, welke op het oogenblik ons voorgelegd worden. Het gevolg zal dan wezen, dan van die leerlingen er enkele zullen zijn, die waarschijnlijk om financieele redenen de school in den loop van den cursus zullen moeten verlaten. Ik meen dat dit niet ongeoorloofd is, maar minder oirbaar. Het is niet ongeoorloofd, omdat naar mijn bescheiden meening de Raad te allen tijde het recht heeft wijziging te brengen in de heffing van schoolgelden, om maar iets te noemen. Maar dat feit, waarop ik op het oogenblik zinspeel, ofschoon het dus niet principieel onjuist is, zal toch tot gevolg hebben, dat er een belangrijk gradueel verschil komt, om de eenvoudige reden, zooals door ons ook in het stuk is gelezen, dat niet alleen die hef fing van schoolgeld een vrij aanzienlijken last oplegt, maar tegelijk, waar hier gesproken wordt over een bedrag van 250.— tot 350. daarin ook een aan zienlijke financieele last voor enkele personen zal zitten. Waarschijnlijk zullen er zijn, die absoluut aan die nieuwe voorwaarden niet kunnen voldoen. In de tweede plaats, mijnheer de Voorzitter, zou ik verder graag ingelicht willen zijn omtrent het aantal buitenleerlingen, dat op het oogenblik die school be zoekt. Ik heb getracht daaromtrent inlichtingen te krijgen, maar dat is mij maar heel matig gelukt. Alleen ben ik tot de conclusie kunnen komen, dat in 1927, toen ruim 170 leerlingen die school bezochten, van die 170 leerlingen er 40 buitenleerlingen waren Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Voor A en B samen De heer Terpstra: Zeker mevrouw, voor A en B samen; men zegt in het verslag niets omtrent de af- deeling B. In de verslagen van 1928, 1929, 1930 en 1931 heb ik echter een dergelijke opgaaf niet kunnen vinden. Ik zou dus ik denk dat de wethouder van Onderwijs de getallen wel bij zich heeft zeer graag willen weten hoeveel buitenleerlingen er zijn en dat betreft dan speciaal de afdeeling B, die ons thans bezig houdt. In hetzelfde verband zou het mij aangenaam zijn te mogen hooren hoeveel buitenleerlingen er uit de ver schillende gemeenten zijn en meer bepaald uit wélke gemeente ze zijn. En in hetzelfde verband, als ons wordt meegedeeld uit welke gemeente ze zijn en het aantal leerlingen uit die gemeente, zou ik willen weten hoe die betrokken gemeenten hebben gehandeld ten opzichte van dit nog te nemen besluit. Mij is een enkele gemeente, o. a. Tietjerksteradeel, wel bekend, waar men geweigerd heeft dit contract te willen sluiten en er zullen waarschijnlijk #wel andere gemeenten zijn waar een dergelijk besluit is genomen. In elk geval zou ik graag nader worden ingelicht, ik zou dat op prijs stellen. Immers, als die getallen bekend zijn, eerst dan kunnen wij een conclusie trekken hoe veel buitenleerlingen de afdeeling B zullen bezoeken voor particuliere, dus voor eigen rekening. Er zit hier immers, zooals ik het voel, een minder aangenamen kant aan, n.l. deze: als dit ontwerp straks wordt aangenomen en ik stel mij voor dat die kans zeer groot is op het oogenblik dan zal zich dit gevolg voordoen, dat van de minder goed gesitueerde leerlingen en de minder goed gesitueerde ouders de eersten van de school moeten worden gezonden en de ouders de kinderen van de school moeten wegnemen. Ik meen dat dit niet is in overeenstemming met den geest des tijds. Ik zou hier, zonder eenige bedoeling, het woord „demo cratisch" in den gunstigen zin van het woord willen gebruiken, om uit te drukken de bedoeling die ik daarmee heb. Het ligt, zoo voel ik het, niet in den geest van den tijd om financieele redenen den een of den ander uit te sluiten. Er is in verschillende gemeenten daar reeds op gewezen, dat men ook daarin een reden vond om niet dit contract mee aan te gaan. Er is nog een bijzondere reden, waarom ik het op prijs stel in kennis gesteld te worden met de z.g. wei gerende gemeenten, vooral in den tegenwoordigen tijd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 4