310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932.
niet van overwegend belang en zij is van oordeel, dat
de bestaande brug nog wel 4 a 5 jaren dienst kan doen.
Ons college huldigt evenwel, met de meerderheid der
commissie, de opvatting, dat de vernieuwing van de
Vrouwenpoortsbrug, waarvan de urgentie reeds lang
en in steeds toenemende mate gevoeld wordt, omdat die
brug het verkeer van dezen belangrijken toegangsweg
niet meer behoorlijk kan verwerken en bovendien in
een zopdanigen staat verkeert, dat gevaar voor onge
lukken niet denkbeeldig is, niet langer moet worden
uitgesteld en dat het met het oog op de tegenwoordige
zeer lage materiaalprijzen raadzaam, zoo niet geboden,
is om het werk thans onverwijld ter hand te nemen.
Blijkens haar mede hierbij gevoegd schrijven van den
13den dezer heeft de Financiëele Commissie, de nood
zakelijkheid van de brugvernieuwing erkennende, tegen
het onderhavige voorstel geen bezwaar.
Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij U naar
de ter visie liggende rapporten, begrootingen en tee-
keningen.
Volledigheidshalve zij in dit verband nog medege
deeld, dat een plan tot verandering van het Oldehoof-
sterkerkhof, met name tot het inrichten daarvan als
parkeerterrein voor autobussen, vrachtautomobielen,
enz., in voorbereiding is.
Wij geven U thans in overweging te besluiten tot
vernieuwing van de Vrouwenpoortsbrug met bijko
mende werken en tot verbetering van de aansluitende
toegangswegen, een en ander overeenkomstig de rap
porten van den Directeur der Gemeentewerken d.d.
30 Mei en 1 September 1932, pos. 1299 en 2154. en de
daarbij behoorende teekeningen, en voor de uitvoering
van die werken beschikbaar te stellen een bedrag van
187.500. te vinden uit eene leening, af te lossen in
ten hoogste 40 jaren.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Het zal U
misschien niet vreemd voorkomen, indien ik zeg, dat ik
behoefte heb om van deze plaats omtrent dit voorstel
het woord te voeren. Het zal li bekend zijn dat ik
degene was in de Commissie voor Openbare Werken,
die heeft gemeend te moeten ijveren tegen de uitvoering
van dit voorstel, zooals dat toen is geworden, en ik ben
sedert dien tijd niet van meening veranderd. ïk wil
echter wel zeggen dat ik steeds sedert dat oogenblik in
twijfel heb verkeerd, hoe hier te moeten stemmen en ik
heb een oogenblik gedachtach, ware ik maar geen lid
van den Raad, dan zou ik heel gemakkelijk over deze
zaak kunnen spreken. Ik heb gevoeld de waarheid van
de woorden van den Duitschen dichter Friedrich Hebbel,
die zegt: ,,Het leven is een tweespalt tusschen neiging
en plicht". Ik heb dat zoo sterk gevoeld, dat ik dat hier
wil zeggen, omdat ik alle hoop heb dat ik straks, als er
van de bestuurstafel is gesproken, vrijheid zal hebben
om te stemmen vóór dit voorstel. Maar dan moet ik
eerst voldoende inlichtingen hebben.
Wat is het geval? Ik ben overtuigd, dat op den duur
die brug zal moeten worden verbouwd. Ik heb per
soonlijk èn toevallig èn opzettelijk herhaaldelijk den
toestand daar opgenomen, speciaal op drukke dagen en
z.g. spitsuren en ik voel niet minder dan eenig ander lid
van den Raad dat die brug op den duur daar weg moet.
Maar ik zeg op den duur, want het is voor mij zeer de
vraag, of die brug daar nog niet een 2, 3 of 4 jaar zou
kunnen bestaan. Ik wil graag gelooven dat de brug
gebreken gaat vertoonen, maar ik ben er eveneens van
overtuigd dat, indien werkelijk die gebreken van zeer
ernstigen aard zijn, daarin dan waarschijnlijk wel door
een goed onderhoud zou kunnen worden voorzien.
Dan mijnheer de Voorzitter, wil ik beginnen met mijn
eerste bezwaar te opperen. Er wordt in de stukken ge
zegd en wij weten dat als Raadsleden heel goed
dat er daar op verschillende wijze getracht is afleiding
van het verkeer te krijgen. Het verkeer van Zwolle
wordt tegenwoordig zooveel mogelijk geleid over de
Willemskade en den Westersingel en het doorgaand
verkeer naar Groningen wordt geleid door de Leeuw-
rikstraat en beide maatregelen hebben tot gevolg dat
van het zeer drukke verkeer, dat voorkomt bij de Vrou
wenpoortsbrug, op den duur zeker een deel zal ver
dwijnen. Hoe meer die afleiding wordt toegepast, hoe
grooter die kans is. Dan krijgen wij dus het geval, wat
ook in de stukken staat en dat dus ook door Burge
meester en Wethouders is beaamd geworden, dat de
eventueele nieuwe Vrouwenpoortsbrug alleen zal die
nen voor het verkeer van en naar de Westelijke wijken.
Nu weet ik wel dat die wijken zich voortdurend uit
breiden, maar ik weet eveneens dat nü en zeker over
eenige jaren ook nog niet dat verkeer uit die wijken
zoodanig is geworden, dat dit formaat brug van 15 M.
breedte daarvoor noodig zal zijn en evenmin een rijweg
van 9 M. met twee trottoirs van 3 M.
Wat het verkeer te water en wat het verkeer te land
betreft, is de toestand daar nog zeer eigenaardig. Want
in de stukken en daarop mag ik mij natuurlijk be
roepen wordt bij herhaling gezegd en beweerd, dat
groote schepen in die gracht zeer zelden voorkomen.
Schepen van 40 en 50 M. lengte en meer komen daar
zeer zelden en schepen met een breedte van 6.50 M.
en hooger nog zeldzamer. En toch stuurt men aan op
een grootere doorvaartwijdte en niet weinig. Was het
oorspronkelijk de bedoeling dat die 6.50 M. zou wor
den. later is die gewijzigd in 8 M. en nu heb ik voor den
Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat ont
zettend veel respect en als parallelisme wil ik er wel
1 bij zeggen ook voor den Directeur van Gemeente
werken maar niettegenstaande dat komt het mij een
beetje vreemd voor, dat eerstgenoemde ambtenaar een
doorvaartwijdte wenscht van 9 M. Men heeft nu een
accoord gevonden en is gegaan van 8 M. op 8.25 M.,
maar daar blijkt voor mij uit dat dit abnormaal is, om-
I dat men dan de breede en lange schepen als norm stelt.
Ik ben en blijf hierin alleen, maar toch wil ik even zeg
gen dat mij dit een beetje vreemd voorkomt. Want
straks, over eenige jaren, zal dat z.g. ringkanaal klaar
j zijn en dan behoeft feitelijk niemand er meer op te
I rekenen dat er nog groote schepen in de gracht komen,
j dan behoeft men nooit te verwachten dat daar nog
schepen komen boven de 40 M. lengte.
In hetzelfde verband wil ik er wijzen dat dit blijkt
ook uit de stukken de beruchte bocht in de gracht
1 op grond van het eventueel tot stand komen van het
j ringkanaal daar blijft bestaan. Daaruit blijkt dat, als het
ringkanaal klaar is, de scheepvaart door de gracht voor
j zuiver lokale belangen zal zijn of, zooals de Hoofdinge-
j nieur het uitdrukt, alleen voor het havenverkeer dient.
Als men de stukken goed leest, wordt daarin gespro
ken over een wensch, die is uitgesproken door het Rijk.
door de Provincie en door de Kamer van Koophandel
te Leeuwarden ten opzichte van een eventueele verbou
wing van de Rijksbrug en als de Noorderbug volgens
nog andere wenschen straks een vaste brug wordt, zou
ik van U willen hooren wat er dan op tegen is, dat dan
ook de Vrouwenpoortsbrug een vaste brug wordt. Er
wordt wel in de stukken gezegd dat de Provincie dit
i niet zou goedkeuren, maar dat is een particuliere mee
ning en ieder heeft het recht een andere privé meening
daartegenover te plaatsen. Als daar op den duur een
vaste brug zou komen, zou dat in de toekomst een bui
tengewoon financiëel voordeel en ook een gemak voor
de scheepvaart geven.
Ik zou verder willen vragen dit blijkt al weer uit
de stukken waarom stelt de Hoofdingenieur van
den Provincialen Waterstaat nog drie zulke betrek
kelijke zware eischen Wij weten dat die eischen zijn:
le. opschuiving van de gracht in de richting van
den Harlingersingel;
2e. verplaatsing van de as van de doorvaart;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. 311
3e. vergrooting van de doorvaartwijdte.
Deze laatste is nu, na gepleegd overleg, ik herhaal
dat nog eens, gekomen van 8 M. op 8.25 M.
Nu meen ik dat wij wel moeten bedenken dat, wan
neer straks aan de orde zal komen de vernieuwing van
de Noorderbrug, wij dan eveneens zullen worden ge
plaatst voor de vraag en dan wordt daar nü reeds
over beslist of ook daar een doorvaartwijdte van 8
M. of 8.25 M. zal moeten komen. Wanneer wij hier
zoo voel ik het besluiten aan die doorvaartwijdte
toe te geven, zooals die in dit voorstel voorkomt, dan
zitten wij daar ook bij voorbaat aan vast bij de Noor
derbrug.
Daarom wil ik deze vraag stellen en ik doe dat
met opzet, omdat ik den indruk heb gekregen dat in de
stukken over die vraag te weinig is gezegd, misschien
omdat er niet meer van kon worden gezegd wat
hebben Burgemeester en Wethouders gedaan ten op
zichte van het verkrijgen van eenige vergoeding voor
de meerdere kosten, die voortvloeien uit de vergrooting
van de doorvaartwijdte?
Als ik de notulen van de Provincie van 1927 opsla,
dan vind ik daarin enkele zaken, die indirect in betrek
king staan tot de zaak, die ons hier bezig houdt, n.l.
een verzoek van den Hoofdingenieur van den Provin
cialen Waterstaat om een wijziging te brengen in de
doorvaartwijdten. Ik betreur het, als ik het zoo mag
zeggen, als mijn indruk juist is. dat Burgemeester en
Wethouders geen poging hebben gedaan om van de
Provincie een subsidie te krijgen en ik zou het college
willen wijzen op iets, wat geschreven is door den
Hoofdingenieur zelf en wat voorkomt in de notulen
van de Statenzitting in 1927. Daarin komt de volgende
zinsnede voor
,,Deze grootere openingen leveren in verband met
een latere vergrooting van het toe te laten scheeps-
type bovendien voor de doorvarende schepen groot
gemak op, zoodat de daaraan bestede kosten zoo niet
geheel dan toch voor een deel direct nut afwerpen.
Het lijkt mij billijk dat de provincie, belast met het
beheer en onderhoud van de vaart en opkomende
voor de belangen van de doorgaande scheepvaart,
de kosten, welke voor het verkrijgen van een 6.50 M.
wijde brug moeten worden gemaakt, voor hare reke
ning neemt. Dit is het standpunt, dat de provincie bij
vele brugvernieuwingen, waarmede een vergrooting
van de doorvaartwijdte gepaard ging, heeft inge
nomen."
Dat is het standpunt, zoo staat hier, mijnheer de Voor
zitter, van den Hoofdingenieur, dus mag men zeggen
van de Provincie, dat indien vernieuwing eener brug
gepaard gaat met vergrooting van de doorvaartwijdte,
die vraag, straks gedaan, recht van bestaan heeft en
een positief antwoord eischt.
Dit is een identiek geval als dat, wat ons op het
oogenblik bezig houdt en daarom, mijnheer de Voor
zitter, zou ik willen vragen wat hebben Burgemeester
en Wethouders gedaan om van de Provincie zoo mo
gelijk eenig subsidie te krijgen voor de vergrooting van
de doorvaartwijdte, door mij genoemd? Ik weet wel dat
in de stukken staat dat de vergrooting van de door
vaartwijdte weinig kosten meebrengt en dat die bestaat
in het aanbrengen van een grootere spanning, maar in
diezelfde stukken staat ook dat, als eventueel was be
sloten geworden om die grootere doorvaartwijdte tot
9 M. op te voeren, dus nog M. meer dan nu, de
kosten, die alleen daaruit zouden voortvloeien, dan een
20 mille zouden bedragen. Daaruit mag ik toch zeker
de conclusie trekken dat, al is de verwijding hier dan
maar M., toch allicht hiermee een 5000.'— a
6000.—' gemoeid gaat. Indien dat het geval is, of zelfs
wanneer de kosten daarvan nog minder zouden zijn,
zou ik toch nog een poging hebben willen doen om iets
van de Provincie los te krijgen.
Wat de duurte van deze brug betreft, hebben Bur
gemeester en Wethouders, zooals al weer uit de stuk
ken is gebleken, een naarstig onderzoek ingesteld om
trent de vraag hoe komt het dat de kosten van deze
brug zoo ontzettend hoog zijn? Zij hebben daarbij als
maatstaf genomen de Oosterbrug, die, als ik mij niet
vergis, indertijd 76.000.— heeft gekost. Daarop wordt
geantwoord door den Directeur van Gemeentewerken,
dat later wel is gebleken dat aan de Oosterbrug ont
zettend veel onderhoudskosten zijn, omdat de con
structie van die brug minder goed is gebleken en zij aan
de technische eischen, die men tegenwoordig stelt, niet
voldoet. Als dat van technische en hoogst geloofwaar
dige zijde wordt gezegd, neem ik dat wel aan, maar
dit verschil is hier ontzaglijk groot; tusschen 76.000.—
en 165.000.— is een aanmerkelijk verschil. Daarom
trent heb ik getracht eenige gegevens te krijgen. Ik zal
ze niet alle opnoemen, maar ik heb de begrootingen van
5 bruggen, waarvan de doorvaartwijdte 5.50 M. en 6.50
M. is; ik zal die getallen maar niet noemen, maar ze zijn
aanzienlijk minder dan zelfs 76.000. Ik weet wel
dat de omstandigheden hier heel anders zijn en dat die
meebrengen een meerdere uitgaaf, maar ik herhaal, dit
bedrag komt mij bijzonder hoog voor.
Er wordt in de stukken eveneens gezegd dat ieder
weet dat de toestand van de Vrouwenpoortsbrug reeds
voor jaren herstelling en vernieuwing eischte. Ik twijfel
daar niet aan, maar dan zou ik de vraag willen stellen,
als dat werkelijk zoo is geweesthoe kon men er dan
toe komen om voor een jaar of 4, 5 aan de tegenwoor
dig bestaande brugwachterswoning nog aanzenlijke
verbeteringen en vergrootingen aan te brengen? En
hoe kon men er toe komen om daar voor 5 jaar een
nieuw transformatorhuisje te bouwen? Ik weet wel, dit
laatste gaat niet op kosten van de gemeente, maar in
direct toch wel en nadat dit er 5 jaar heeft gestaan,
moet men daar nu al weer een nieuw transformator
huisje aanbrengen.
Want met de betaling van 165.000.— voor deze
brug is men er nog niet. De brugwachterswoning zal
moeten verdwijnen; dat blijkt ook uit de stukken, al is
er één zin in het voorstel die aanleiding geeft om te
denken, dat dit nog ook nog wel eens zou kunnen over
gaan. Dat is n.l. deze zin
,,De bestaande brugwachterswoning ware af te
breken, zulks in verband met enz.
Dat is minder positief uitgedrukt, maar uit de stukken
zelf blijkt, dat men wel degelijk van plan is de woning
te laten verdwijnen en dan zal er een nieuwe moeten
komen of zoo niet, dan zal men den persoon, die de
brug bedient, gelegenheid tot wonen moeten geven.
Men zal hem dus een huis moeten aanwijzen en men
zal de noodige huur moeten betalen, wat natuurlijk zeer
waarschijnlijk weer meerdere kosten meebrengt dan in
de tegenwoordige omstandigheden.
Er is nog iets in de stukken, wat mij aanleiding geeft
om mijn meening te zeggen. Er staat dat de ijzerprijzen
op het oogenblik bijzonder laag zijn. Niemand is er, die
daaraan twijfelt, maar wij weten allen even goed dat
op het oogenblik de ijzerprijzen weer iets de hoogte in
zijn gegaan en dus ook dat van de fictieve winst, die
men zich toen voorstelde, niet alles terecht zal komen.
Ik zou daar echter iets anders tegenover willen
stellen, n.l. dit. Als men straks een leening sluit voor dit
werk van als daaronder ook de kosten van het se
cundaire werk, het maken van de wegen, begrepen is
187.000.—, dan zal men reeds direct het eerste jaar
moeten beginnen met het betalen van rente en aflossing.
Ik heb dat eens nagegaan; dat zal per jaar de begroo
ting drukken met minstens een bedrag van 11.000.
Als ik er 12.000.— van maak, zal ik misschien dichter
bij de waarheid zijn, maar ik wil liever de minima
nemen. Als het nu mogelijk was het bouwen van die
brug een paar jaar uit te stellen het is slechts een
vraag dan zou men daardoor in die twee jaar reeds
22.000.— bespaard hebben aan rente en aflossing