312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. De Voorzitter: Dan komt toch later die twee jaar er weer bij De heer Terpstra: Ja, men kan alles wel berede neeren, natuurlijk, dat wil ik wel toestemmen. Dat doet ieder op zijn beurt wel eens; U maakt zich daar wel eens aan schuldig en wij ook wel eens en in dat opzicht hebben wij elkaar dus niets te verwijten. Als men zoekt naar motieven, zijn die gemakkelijk te vinden, dat is vandaag weer erg gebleken. Maar een eventueel uitstel zou over drie jaren nog aardig wat meer opleveren en wij zouden daarmee dan tegelijk kunnen dekken de eventueel meerdere kosten, die in den loop van die drie jaren de ijzerprijzen zouden stijgen Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: En het onder houd dan De heer Terpstra: Wat het onderhoud betreft, dat zal wel niet zoo machtig groot zijn; ik geloof dat daar door de begrooting niet gedrukt zou worden. Voor mij geldt deze regelwat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Daarom wil ik den wethouder van Financiën in het bijzonder deze vraag stellen zullen tengevolge van deze vernieuwing in verband met de reeds aangenomen en uitgevoerde werken de belas tingen in onze goede gemeente ook verhoogd moeten worden Mijnheer de Voorzitter, het is bekend dat de Pro vincie de opcenten reeds van 26 op 38 heeft gesteld en wij weten allen dat het Rijk gedwongen is geworden, als gevolg van verschillende oorzaken, om straks op de gemeentefondsbelasting 30 en meer opcenten te heffen. Ligt het nu ook in de lijn en in de gedachtengang van den wethouder van Financiën en dus van Burgemeester en Wethouders om ook de belasting te verhoogen M. a. w. ik doe een vraag naar de gegevens, die straks I op de begrooting zullen voorkomen. Hoe staat het met den financiëelen toestand De heer Van Kollem: Dat lukt U toch niet De heer Terpstra: en zal de uitvoering van dit werk, dat ons op het oogenblik bezig houdt, tot gevolg hebben een verhooging van de belasting Verleden jaar is bij de behandeling van de begroo ting van deze en andere zijde ook uitgesproken de wensch, dat in het bijzonder de electriciteitsprijzen zouden worden verlaagd. Ik geloof, ofschoon de be grooting nog niet bekend is, dat die idealen van ver leden jaar al reeds in rook vervlogen zijn, met al de nadeelige gevolgen daarvan voor het bedrijf ik be doel met voor het bedrijf in de eerste plaats ook voor de gemeente en in het bijzonder ook voor de bur- gers. Ik zou honderd maal liever meewerken aan belas- j tingverhooging, indien dit noodig was, ten opzichte van j de allerdroevigste zaak, die ons hier van middag ook j bezig hield, de steun aan werkloozen, dan wanneer dit niet absoluut noodig was wel wenschelijk maar niet noodig voor de verbetering van een brug. Want wanneer met het niet verlagen van de z.g. indirecte i belastingen hier het gevolg wordt een verhooging van j de directe belastingen, zal ik mij wel 10 maal bedenken voordat ik aan dit voorstel mijn zegen geef. Ik weet wel, wat noodzakelijk is moet door de ge meente worden uitgevoerd en daar dienen wij in alle opzichten aan mee te werken, maar wat wenschelijk is moet, zoo dit maar eenigszins mogelijk is, in dezen tijd van malaise worden uitgesteld. En alleen als de wet houder van Financiën de verklaring aflegt, als hij die kan en wil afleggen, dat verhooging van belasting in Leeuwarden nog niet noodig is, dan wordt bij mij wat ik in den, aanvang zei, de strijd tusschen neging en plicht, opgeheven en dan kan ik, maar ook alleen in dat geval, mijn stem aan dit voorstel geven. Dan ben ik er dus voor de vernieuwing van de brug reeds nu uit te voeren. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik behoef niet te zeggen dat voor onze fractie deze zaak ook daarom van belang is geweest, omdat in een van de adviezen, die hierbij zijn overgelegd, wordt gesproken van financiëele bedenkingen tegen deze plannen en onze fractie dus buitengewoon belangstellend was naar hetgeen hier van die zijde daarover naar voren zou worden gebracht. Het is weliswaar niet in de Commissie voor de Financiën, waar de financiëele kant van deze zaak of wel de financiëele bedenkingen daartegen zoo sterk op den voorgrond hebben gestaan, maar het is geweest in de Commissie voor Openbare Werken, waar speciaal die financiëele bedenkingen zijn geopperd. Dat doet intusschen natuurlijk aan de belangrijkheid van die bedenkingen niets af. Wanneer ik echter in den Raadsbrief lees omtrent de meening van ,de minderheid van de Commissie voor Openbare Werken „Tegen de ontworpen brug c.a. zijn in die com missie geene bedenkingen aangevoerd, doch een min derheid is van meening, dat het niet verantwoord is in de tegenwoordige omstandigheden een dergelijke groote uitgaaf te doen", en wanneer ik deze zinsnede vergelijk met wat de heer Terpstra heeft gezegd in zijn wat hij zelf in zijn inlei ding een kort betoog heeft genoemd, dan moet ik toch daarin wel een kleine tegenstelling opmerken, want ten opzichte van den financieelen kant van de zaak heeft de heer Terpstra hier zeer weinig positiefs naar voren gebracht De heer Terpstra: Dan hebt U niet goed geluisterd. De heer VromenIk heb absoluut goed geluisterd; ik zal trachten zoo kort mogelijk te resumeeren wat de heer Terpstra heeft gezegd, dan kan hij ten slotte con- stateeren waarin ik niet goed heb geluisterd. De heer Terpstra heeft aangetoond dat ongeveer 11.000.— en misschien 12.000.per jaar noodig is voor rente en afschrijving op een leening, die noodig is om de kosten van deze zaak te bestrijden en hij heeft gezegd als wij dit werk dus een paar jaar uitstellen, is de besparing gelijk aan het aantal jaren maal 11.000. Hij heeft daarbij zeker gedacht dat men voor de 2 jaar, die nu er wordt afgetrokken en die er dus aan het eind van de 40 jaren weer bij komt. thans nog geen maatregelen behoeft te nemen, maar de waarde van die besparing is in dezen dan toch wel zeer eigenaardig. Als wij aan nemen het advies van den Directeur van Gemeente werken en daartegenover stellen de mogelijkheid van uitstel, welke mogelijkheid door den Directeur in zijn advies niet ontkend wordt, maar waartegen door hem wèl wordt gewaarschuwd in verband met de zeer be langrijke kosten van onderhoud, die dan zullen volgen; als wij tegenover de „besparing" van 11.000.— per jaar waarbij ik achter het woord „besparing" in de eerste plaats al een heel groot vraagteeken zou willen plaatsen rekenen de kosten van onderhoud van de oude brug plus de mogelijkheid van een sterke stijging van de materiaalprijzen want de heer Terpstra zal toch den wensch hebben om dit werk uit te stellen zoo mogelijk tot een fleuriger tijd en waarschijnlijk zal men dan ook hoogere materiaalprijzen moeten betalen, om dat die twee dingen met elkaar samenhangen -en als dan de eenige financiëele vraag, die de heer Terpstra stelt en die daarnaast ligt. is zal ter wille van dat be drag dus om een kwestie van 11.000.— het vol gend jaar de belasting moeten worden verhoogd; daar hangt mijn stem al of niet van af De heer Terpstra: Neen, neen! Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. 313 De heer Vromen: zoo althans heb ik die vraag begrepen; ik heb inderdaad goed geluisterd, mo gelijk heb ik den heer Terpstra niet goed begrepen, maar dat zal ten slotte wel blijken dan moet ik toch zeggen, dat men op die financiëele gronden moeilijk kan betoogen. dat deze uitgaaf op het oogenblik niet ver antwoord is, zooals in het advies van de Commissie voor Openbare Werken staat aangegeven als de mee ning van de minderheid in die commissie. Dat neemt niet weg, dat er zich bij deze zaak groote financiëele moeilijkheden voordoen, moeilijkheden, die samenhangen met het vraagstuk, dat de heer Terpstra zeer terecht in verband met deze zaak heeft aan gesneden, een vraagpunt, dat ook door is aange sneden bij de behandeling van de verbetering van de Nieuwestad en den Wirdumerdijk werken, die wij een veel grootere luxe achten dan dit n.l. de absolute onbekendheid van den Raad, hoewel het reeds October is, met de begrootingspositie van het I volgend jaar. Er is hier van den anderen kant bij inter ruptie straks eenigszins hoonend gezegddat moet je maar zien gewaar te worden maar het is toch niet meer dan een billijke eisch. dat aan het eind van het jaar. in October, terwijl in vele gemeenten de begroo ting al bekend is en de wet eigenlijk de indiening van de begrooting bij den Raad in September vastlegt, de i Raad eenig inzicht zou hebben in de begrootingspositie van het volgend jaar en de volgende jaren. Ik wil dan ook krachtig onderschrijven de vraag van den heer Terpstra ten opzichte van de begrootingspositie van het volgend jaar en de volgende jaren; ik behoef dat bij dezen niet breeder te betoogen, omdat dit door ons ook bij de plannen omtrent de Nieuwestad reeds naar voren is gebracht. Toch voelt onze fractie in het algemeen er zeer veel I voor op grond van de bestudeering van de stukken, om voor dit ontwerp te stemmen, omdat ook wij den indruk hebben gekregen, dat met uitstel slechts wordt verkregen een kort uitstel van executie van hoogstens enkele jaren en dat het gevolg daarvan tevens zal zijn belangrijke kosten aan onderhoud en het handhaven I van een ongewenschten toestand. Op grond van die adviezen zullen wij dan ook waarschijnlijk voor dit voorstel stemmen, ook al vinden wij wel dat bij een dergelijk belangrijk financieel ontwerp de Raad behoort j ingelicht te worden over de belangrijks financiëele maatregelen, die in de toekomst zullen moeten worden I getroffen. Ik zal niet verder in de finesses ingaan op dit vraag- I stuk zelf, zooals de heer Terpstra heeft gedaan. Of de brug misschien niet iets smaller had gekund dan 15 M. I Ik waag het persoonlijk niet dat te beoordeelen. Ik vind ook dat een breedte van 15 M. wel een beetje royale opzet is van deze brug. Misschien dat men met een, I twee of drie M. minder had kunnen volstaan, maar toch I geloof ik, waar men hier voor de toekomst moet bou- I wen, dat deze paar M. meer al brengen die belang- I rijke kosten mee, daarvan ben ik overtuigd hier niet I den doorslag mogen geven. Nu ik toch het woord heb, zou ik van deze gelegen- I heid gebruik willen maken omdat ik het onjuist zou I vinden als daarover hier niet een stem opging om den tegenwoordigen Directeur van Gemeentewerken I hulde te brengen voor de oplossing, die hij bij dezen I aan het Vrouwenpoortsvraagstuk heeft gegeven. Ik heb I ook den indruk, dat deze oplossing, welke de Directeur I voorstelt, verreweg de voorkeur verdient, ook uit finan- I ciëele overwegingen, ook uit overwegingen van stads- I uitbreiding en ook uit verkeersoverwegingen, boven de I eenigszins fantastische plannen, die in dit opzicht eenige I jaren boven Leeuwarden hebben gezweefd. Ik wil daar- I voor van deze plaats hulde betuigen aan den tegen- I woordigen Directeur. Over een enkel onderdeel van deze plannen nog een I enkel woord, n.l. over het maken, zooals deze plannen dat voorstellen, van een toegang tot de Nieuwestad. In onze gemeente ziet men dat men hier den laatsten tijd uit een verkeerstechnisch oogpunt erg is ingenomen, en misschien terecht, met het circuit. Of daaraan echter soms niet te veel wordt opgeofferd, is voor mij de vraag en of een dergelijke oplossing bij de drie wegkraan bij het begin van den Harlingerstraatweg daar wel zoo in alle opzichten voldoet en of die plaats daarvoor wel is aangewezen, terwijl men daar zonder dat circuit een buitengewoon ruime toegang had naar de verschillende wegen en ook de mogelijkheid van splitsing van het verkeer voor die drie wegen, is voor mij ook een vraag. Maar ik zie op deze teekening ook zoo'n driewegkraan met circuit, waarbij de eene weg voert naar de Nieuwestad, de andere naar de nieuwe brug en de derde naar de brug naar het Ruiters- kwartier. Als ik nu zie het zeer groote circuit, dat op de teekening staat aangegeven ik had geen maat bij mij om het aantal c.M. op de teekening te meten, maar ik schat de middellijn van dit circuit op wel 16 M. en als ik zie dat, om een goede verdeeling van de daar aanwezige ruimte te verkrijgen, dat circuit tamelijk sterk Zuidelijk en naar den ingang van de Nieuwestad ver plaatst wordt, zoodat men, rijdende van de brug naar de Nieuwestad, een heel eigenaardige bocht moet maken, dan is het voor mij de vraag of het gewenscht is, de zaak daar op die manier op te lossen, vooral om dat ik voel, dat bij deze oplossing is gedacht aan de toekomst daar moet men natuurlijk altijd aan denken, maar men moet daar niet te véél op willen vooruit- loopen waarbij men zich denkt dat tusschen het Schavernek en de Westerplantage een heele rij huizen zal worden geamoveerd. Als men daar te vroeg door het plaatsen van dit circuit den toestand zoo moeilijk maakt, dat wij over eenigen tijd wel gedwongen zullen worden tot het zoeken van die oplossing, vrees ik, dat men op die manier den Raad dwingt tot het doen uit voeren van buitengewoon kostbare werken, die binnen afzienbare jaren niet door den Raad verantwoord zullen kunnen worden. Wat betreft dit kleine onderdeel dus dat wil ik graag toegeven van dit groote plan zou ik Burge meester en Wethouders en in het bijzonder den betrok ken wethouder en den betrokken dienst in overweging willen geven de vraag, of hier dat circuit wel gewenscht is. Mij komt het voor, nadat ik de teekening heb be studeerd, dat daar dan een minder gunstige toestand wordt geschapen dan die welke men daar tot nog toe heeft. De heer WeimaMijnheer de Voorzitter. Na het vrij uitvoerig betoog van den heer Terpstra, waarmee ik mij in veel opzichten kan vereenigen, wensch ik hier niet veel meer over te zeggen, maar toch nog iets. Ik wil dan beginnen met te zeggen, dat ik van harte instem met wat in den aanhef van dezen Raadsbrief staat. Als in den Raadsbrief, dien ik met belangstelling en nauw keurig heb gelezen, wordt gezegd dat deze vernieuwing van de brug de stadsverbetering en -versiering en zeer zeker het verkeer ten goede zal komen, dan is dat iets dat ik volgaarne toegeef en ik geloof dat niemand dat zal bestrijden. Maar daar staat iets tegenover en wel dit, dat deze vernieuwing misschien wenschelijk is, maar dat men niet kan zeggen dat zij direct nood zakelijk is. Er is straks door den heer Terpstra, die er misschien wel meer van zal weten uit de commissie, waarin hij zitting heeft, gezegd dat deze brug nog wel enkele jaren mee kan. Ik spreek er niet over, dat het financieel zooveel besparing zal geven, als wij over b.v. 3 jaar dezelfde brug moeten bouwen voor misschien vrijwel dezelfde kosten, maar ik sta op een ander stand punt; ik denk dat in de naaste toekomst een dergelijke brug, hoe mooi die dan ook mag zijn, niet meer noodig is. Ik ben niet deskundig, maar ik wil hierover graag mijn meening zeggen en ik hoop dat ik daarop van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 11