314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. zijde van het college een nader antwoord zal krijgen. Ik meen dat wij hier straks meer een dood vaarwater krijgen, een vaarwater, dat op het oogenblik nog in hoofdzaak door de grootere schepen, die uit de richting Dokkum komen, wordt gebruikt, maar dat, als de ring vaart er is, in dat opzicht voor die scheepvaart ge deeltelijk zal komen te vervallen. Wanneer dat gebeurt, lijkt het mij toch veel beter dat wij daar dan een vaste brug krijgen. Deze zal niet alleen een beduidende directe besparing maar een nog grootere indirecte besparing geven, want van een vaste brug zullen natuurlijk de exploitatiekosten goedkooper zijn. Boven dien zijn er aan een vaste brug nog meer en grooter voordeelen verbonden. Men spreekt in den Raadsbrief over het belang van het rijverkeer, maar als men het belang van het rijverkeer wil dienen moet men voor alle dingen daar een vaste brug maken, want iedere beweegbare brug belemmert dat verkeer. En nu moge het zijn, dat deze brug zoo is geprojecteerd, dat die belemmering niet zoo ernstig zal zijn, vast staat, dat naarmate het verkeer toeneemt, de bezwaren ver meerderen. Daarom is mijn vraag of het niet mogelijk is deze zaak uit te stellen, totdat daar door het leggen van het ringkanaal een vaste brug kan komen. Dan geloof ik, dat wij, ook gezien de tijdsomstandigheden, practischer werken. Ten slotte wil ik mij heel graag aansluiten bij hetgeen de heer Terpstra in laatste instantie heeft gezegd. Ik meen dat die vraag alleszins gewettigd is en ik zou heel graag van den wethouder van Financiën hooren hoe die zaak staat. Ik herinner er in dit verband aan dat de wethouder van Financiën er zich tegen heeft verzet, toen bij de verbetering van de Nieuwestad ter sprake kwam om ten overvloede nog een bedrag van 17.000.— te besteden voor de verbreeding en ver betering van de Westerpijp. Dat was betrekkelijk een nog niet zoo groot bedrag, maar de wethouder liet toen toch voelen dat het nu eindelijk maar eens uit moest wezen. De Raad heeft toen niet ten gunste maar ten ongunste van die meening van den wethouder beslist, maar op het oogenblik is de zaak veel ernstiger. Daarom zou ik graag willen weten: kunnen wij niet beduidend besparen door deze zaak eenige jaren uit te stellen en hoe staat de wethouder van Financiën tegenover het doen van deze groote uitgave De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. De heer Terpstra is begonnen met te zeggen dat het U niet zou verwonderen, dat hij als minderheid hier van middag het woord wenschte te voeren. Men zou daaruit de conclusie kunnen trekken: voor de meerderheid der commissie is dat niet noodig, omdat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies hierover zich aan de zijde hebben geschaard van de meerderheid der com missie. Maar het heeft mij wel eenigszins verbaasd dat de heer Terpstra van middag grootendeels technische beschouwingen en technische zaken naar voren heeft gebracht, waarvan ik het dankbaarder had gevonden, wanneer hij die in de Commissie voor Openbare Werken, dus in klein comité, waar wij het deskundig advies direct tegenover ons kunnen krijgen, had ter sprake gebracht De heer Terpstra: Toen was dat niet bekend. De heer B. Molenaar: Van wat de heer Terpstra hier thans naar voren heeft gebracht is door hem bijna niets in de betrokken commissievergadering besproken. Het verschil tusschen de meerderheid en de minderheid ging bij den heer Terpstra louter en alleen hierom, dat hij de lasten, die de gemeente op zich nam, door het geld voor deze werken te voteeren, niet voldoende ver antwoord achtte en dat hij niet voldoende overtuigd was door de tegenargumenten, die èn van de zijde van den Directeur van Gemeentewerken èn door de andere commissieleden aangevoerd werden. Ik zal dus op de dingen, die de heer Terpstra heeft aangevoerd, nu niet ingaan, omdat ik meen dat van de zijde van Burgemeester en Wethouders zelf daarop wel zal worden geantwoord. Ik wil den heer Terpstra echter wel op een enkel ding wijzen, n.l. dat hij een fout heeft gemaakt in zijn betoog en een vrij ernstige fout waar hij heeft gesproken over een verbetering van de Noorderbrug, waarbij deze in een vaste brug zou worden omgezet. Dan heeft de heer Terpstra de stukken niet goed ge lezen, want daarin wordt in dat verband niet gesproken over de Noorderbrug maar over de Rijksbrug, de Hoeksterbrug, wat een heel andere kwestie is, omdat, wanneer in dit verband over de Noorderbrug was ge sproken, er heel anders over dit vraagstuk zou moeten worden gedacht. Of op den duur de smalle Hoekster brug eventueel zal worden vervangen door een vaste brug, kan momenteel bij dit punt wel buiten beschou wing blijven. De heer Terpstra heeft ook gesproken over het ver schil in prijs van de Oosterbrug en deze brug. Ofschoon daarop door Burgemeester en Wethouders wel nader zal worden geantwoord, wil ik toch zeggen dat het mij wil voorkomen dat deze beide kunstwerken absoluut niet te vergelijken zijn. omdat het werk, dat thans bij de Vrouwenpoort tot stand zal worden gebracht, van veel grooteren omvang is dan het werk, dat bij de Oosterbrug is gebeurd. Wij hebben ons op dit standpunt gesteld. Het is thans niet de eerste maal, maar het is al jaren lang, dat men in dezen Raad bij de verschillende verkeers- vraagstukken, die hier werden besproken, tevens met kracht en klem heeft aangedrongen op een verbetering van onze bruggen. Ik herinner mij nog het betoog, dat mevrouw Buisman een paar jaar geleden heeft gehou den, toen zij reeds een lans brak voor een verbreeding van de Wirdumerpoortsbrug, als zijnde noodzakelijk of zeer noodzakelijk. Nu wordt hier gezegd dat dit zeer verklaarbaar is te achten, maar dan is het ook verklaar baar dat er aan den anderen kant van de stad ten op zichte van de Vrouwenpoortsbrug dergelijke stemmen opgaan. Er is hier al lang gesproken over vernieuwing van de Vrouwenpoortsbrug, want dit is wel een van de allerslechtste en van de smalste bruggen. De heer Terpstra heeft in de Commissie voor Open bare Werken aan den Directeur van Gemeentewerken deze vraag gesteld: kan die brug het nog niet een paar jaar houden? Ja, mijnheer de Voorzitter, de Directeur is wel zoo verstandig geweest om daarop geen ant woord te willen geven. Maar waar de Directeur in zijn rapport schrijft dat de toestand van die brug van dien aard is, dat vernieuwing niet langer kan worden uit gesteld, tenzij er meer of minder groote kosten aan worden besteed en dat de pijler van die brug, hoewel weinig, toch zichtbaar zakt, daar is die uitspraak voor mij toch wel van zooveel beteekenis, dat voor mij daar uit blijkt, dat die brug het zware verkeer, dat tegen woordig daarover moet gaan, op den duur niet langer kan doorstaan. Nu is de vraag zou het zoo nog niet een paar jaar kunnen? Ja, dat risico wensch ik niet te dragen. Voor mij staat het zoo, dat de urgentie van verbetering van die brug meer dan noodzakelijk is voor het snelvervoer, enz.; de opzichter, die dagelijks con stateert dat de Vrouwenpoortsbrug verzakt, weet hoe de zaak daar gesteld is. Ik meen dat het voorstel, dat ons thans is voorge legd, een absolute noodzakelijkheid is. En voor zoover ik het beoordeelen kan uit de gegevens, die ons zijn verstrekt in de commissievergadering, meen ik dat het ijzerwerk thans tegen een zoo abnormaal lagen prijs wordt aangeboden, dat het financieel ook van groot belang is voor de gemeente, dat men niet langer wacht Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. 315 en dat men profiteert van de gelegenheid door thans dit werk tot stand te brengen. Ik juich dit voorstel van harte toe en ik hoop dat de Raad in meerderheid daarin zal meegaan. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb natuurlijk, na wat er hier reeds over deze brug is ge sproken, over dit mooie en groote werk niet veel meer te zeggen. Ik wil beginnen met deze uiting, dat ik hier de laatste jaren ook met belangstelling volg de groote werken, die hier worden uitgevoerd, vooral hierom, omdat die naar mijn bescheiden meening op een zoo uitstekende wijze worden uitgevoerd. Als men b.v. ziet de verbetering van de Amelandspijp, de verbetering van het Stationsplein, de verbetering van den Wester singel en straks de verbetering van den Mr. P. J. Troelstraweg, dan kan men toch zien dat wat hier wordt uitgevoerd, ook werkelijk wordt uitgevoerd op een wijze, waar ik ten minste respect voor heb. Er is nog een andere reden, waarom ik hier sym pathiek tegenover sta en tot op zekere hoogte begrijp ik niet de reden, die den heer Terpstra beweegt om hoogstwaarschijnlijk laat ik voorzichtig wezen tegen te stemmen op grond van de kosten. Ik ben er toch van overtuigd dat een uitstel van 2 of 3 jaar zeer riskant is, als de heer Terpstra daarmee eenige kosten besparing denkt te bereiken. Er is voor mij nog een andere reden en dat is deze. Wij spreken tegenwoordig hier nog al eens wij heb ben dat van middag ook weer gedaan over den moeilijken tijd en het is niet gemakkelijk in een tijd als deze flink productief werk te vinden. Men kan daar een groot voorstander van wezen, maar dat is niet zoo maar even op te lossen. Nu hebben wij hier een stuk werk, dat uit een oogpunt van werkverruiming van groote beteekenis is; laat het dan niet speciaal grond werk wezen het is toch een karwei van een dikke 185.000.dus laten wij maar zeggen dat er een 190.000.-— mee gemoeid is De heer Vromen: Zeg maar twee ton. De heer Dijkstra: en misschien ook wel twee ton; het valt ook wel eens tegen. Alleen op grond daar van is dit werk al verdedigbaar. Nu een kleine bemerking. Ik hoop dat ik mij daarin vergis, maar ik krijg wel eens een beetje de gedachte, dat door de groote werken, die zoo bij opeenvolging worden uitgevoerd, de kleine wat worden vergeten. Ik herinner er aan dat op de vorige begrooting een post is uitgetrokken voor verbetering van de Verversbrug. Als wij nu spreken van een toestand, die niet verdedig baar is, dan is het daar; de heer Muller heeft daar bij de begrooting ook nog met warmte over gesproken. Ik zou graag willen dat ik daarop van het college een ant woord kon krijgen en dat men dan met zooveel woorden 2ei: daarop hoeft men niet zoo lang meer te wachten, maar ook dat karwei zal spoedig worden aangepakt. Zoo kwam mij ook in de gedachten het thans inge komen adres van de bewoners naast het Rengerspark. Men heeft daar een toestand De Voorzitter: Mag ik U verzoeken U tot de Vrou wenpoortsbrug te bepalen Dat andere heeft hier niets mee te maken. De heer Dijkstra: Dan kunnen wij daarover van meening verschillen. De Voorzitter: Dat is wel mogelijk, maar ik houd de mijne voor de juiste. De heer Dijkstra: Dat is Uw recht, maar mijn mee ning is een andere. Ik wil daar echter wel afstappen, het is intusschen al gezegd. Ik heb met dat te betoogen, mijnheer de Voorzitter, echter niet veroordeeld dit voorstel van het college, dat mij in elk geval sympathiek was. Ik wil dus eindigen met den wensch, dat ook dit werk weer een werk zal worden zooals die, welke ik heb genoemd en dat men er zoo gauw mogelijk mee zal beginnen met het oog op de tijdsomstandigheden. De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook nog wel even het woord willen hebben. Ik moet werkelijk zeggen, uit een oogpunt van verkeersaange- legenheden lacht dit plan mij wel toe en uit een oogpunt van werkverruiming eveneens. Maar ten opzichte van de financiëele positie van Leeuwarden en om ons heen de geheele provincie, die in een toestand verkeert, die geweldig moeilijk is en waar die toestand nog met den dag moeilijker wordt, is er voor mij feitelijk eenige twijfel, al bedenk ik eveneens, dat dit zoo mooie werk een groote verbetering zou beteekenen voor het verkeer en de entrée van onze stad. Waar hier nu ter sprake is geweest of het niet mo gelijk zou zijn dit plan een paar jaar uit te stellen, heb ik mij toch zeer ernstig afgevraagd of dit geen nadere overweging waard was. Op het oogenblik toch zijn er nog weinig lichtpunten; ik heb hier het Friesch Land bouwweekblad, dat misschien door de meesten van U niet gelezen wordt, maar waarin door den directeur van het boekhoudkundig bureau wordt vermeld en toe gelicht, dat op het oogenblik de pachtwaarde van vruchtbare weide slechts 5.— is. Dan kan men toch zeggen dat de toestand allergeweldigst moeilijk is en daar dienen wij toch wel rekening mee te houden, om dat zeer zeker niemand voorspellen kan hoe straks de stad en alle zaken daarvan den terugslag zullen onder vinden. Het is in verband met die aangelegenheid, dat ik hier eenigszins twijfelachtig tegenover sta, maar ik heb met belangstelling beluisterd hetgeen hier naar voren is gebracht en ik geloof ook wel dat het moeilijk gaat om hier tegen te stemmen. De Voorzitter: Het spijt mij dat ik nu gedwongen ben dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te ver dedigen, waar dit anders door den heer De Vries zou zijn gedaan, die natuurlijk volkomen in deze zaak zat. Waar ik nu, zoolang er geen opvolger voor hem is be noemd, zijn portefeuille heb overgenomen, rust op mij de plicht om dit voorstel te verdedigen. Ik doe dat graag, omdat ik volkomen heb meegewerkt aan het tot stand komen van deze brug. Ik moet eerlijk zeggen, voor zoover ik de heeren goed heb beluisterd, dat er niet zoo vreeselijk veel oppositie tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders naar voren is gekomen. De heer Terpstra heeft eenige opmerkingen waar ik zoo meteen op terug kom maar toch niet zoo heel veel, tegen de uitvoering aan gevoerd, maar hij is ook begonnen met te zeggen ik weifel nog zoo'n beetje of ik voor of tegen zal stem men. Ten slotte heeft hij toen het middel aan de hand gedaan om deze zaak eenige jaren uit te stellen; dat zou volgens hem het beste zijn. Ik zal daar aanstonds ook nog wel even op terug komen, om aan te toonen dat dit nu niet bepaald het middel genoemd kan worden. Er is bij deze brug gesproken over het verkeer en dat geldt dan zoowel het verkeer te water als het ver keer te land. Over beide soorten van verkeer is hier gesproken en ik zal zoo straks eerst behandelen het verkeer te water. De heer Weima heeft ten slotte nog een voorstel gedaan en hij heeft gezegdis het wel noodig daar een beweegbare brug te maken? Ja, zoodra het verkeer te water tot een verkeer met roeibooten is gereduceerd, is ook naar ons oordeel een dergelijke brug als deze niet noodig. Nu spreken de heeren tel kens van het ringkanaal, waardoor, als dat er komt, deze brug niet noodig zou zijn, maar niemand kan ons verzekeren óf en wannéér dat er zal komen en ik vrees ook dat de toestand van de brug niet zal toelaten om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 12