316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932.
te wachten tot het ringkanaal er zal komen. Zelfs al zou
men daar binnen betrekkelijk korten tijd mee beginnen,
dan vermoed ik, dat dit toch ook nog niet direct be
vaarbaar zou zijn, vooral wanneer men het gaat uit
voeren als een object voor werkverschaffing wat
toch mogelijk is waarbij zoo weinig mogelijk machi
nes zullen worden gebruikt, opdat de menschen er jaren
werk in zullen hebben. Dan zullen wij deze brug toch
nog noodig hebben, want dan zullen wij daar heusch
niet met een vaste brug toe kunnen.
Er komt bovendien nog bij dat de Provincie, die toch
wel beter zal weten dan wij hoe het staat met het ka-
nalenplan GroningenZuiderzee en Fonejacht—Har-
lingen, nu nog aandringt op een doorvaartwijdte van
9 M., die echter in gemeen overleg thans is gereduceerd
tot 8.25 M., maar waarbij toch wel dit is komen vast
te staan, dat ook de Provincie het niet verantwoord
acht dat zij ons in staat stelt om daar een vaste brug
te leggen.
Ik kom nu vanzelf tot de vraag als het ringkanaal
nog niet vaststaat, kan deze brug daar dan blijven lig
gen in den toestand zooals die nu is? Een van de groote
factoren is dat de middenpijler, waarop de geheele brug
rust, constant doorzakt en wel op een dergelijke ma
nier, dat dit zelfs met het bloote oog waarneembaar is.
De mogelijkheid bestaat dat dit doorzakken doorgaat;
misschien dat de fundeering is bezweken of wat dan
ook, dat zal t. z. t. wel blijken, maar een feit is, dat de
middenpijler, waarop de geheele brug rust, is gezakt.
Nu bestaat de mogelijkheid dat dit kalm doorgaat en
dat de brug nog wel eenige jaren kan worden gebruikt,
maar wat er dan gaat gebeuren, is misschien dat op
een goeden dag de toestand zoo is, dat de brug wegens
gevaar moet worden gesloten. Dan krijgen wij dus
dezen toestand, dat wij deze plannen, waarvan hier is
gezegd dat het zulke mooie plannen zijn, die intusschen
waren opgeborgen, weer uit de kast moeten halen en
dan zijn wij niet zoo ver als op het oogenblik. Want
men heeft voor de uitvoering ook menschen noodig en
wij hebben thans tijdelijk personeel in dienst moeten
nemen, dat al geruimen tijd aan deze plannen heeft
gewerkt; dan krijgen wij dus eerst weer allerlei opont
houd en het gevolg is dat het werk dan langer zal
duren. Burgemeester en Wethouders achten den toe
stand van de brug zélf zoo, dat men op het oogenblik
wel moet ingrijpen en dat het misschien later tot schade
en schande van Leeuwarden zou blijken te zijn, wan
neer deze brug daar zoo zou blijven liggen.
Ik wil thans terugkomen op het verkeer te water en
de doorvaartwijdte. De Directeur van Gemeentewerken
ik verheug er mij over dat hem hulde is gebracht
voor deze plannen heeft die doorvaartwijdte oor
spronkelijk geprojecteerd op 8 M. en de Provincie, die
deze plannen moet goedkeuren, omdat deze brug over
provinciaal vaarwater ligt, vroeg een doorvaartwijdte
van 9 M. Dit laatste leek ons en ook den Directeur van
Gemeentewerken overdreven op grond van de in beide
rapporten aangegeven grootte van de schepen, die hier
normaal passeeren. De mogelijkheid bestaat wel dat
hier eens een grooter schip komt, zooals in den oorlogs
tijd een paar keer is gebeurd, maar dat is niet normaal.
Ten slotte is in overleg tusschen de beide ingenieurs,
den ingenieur van Gemeentewerken en den Hoofdin
genieur van den Provincialen Waterstaat, een oplos
sing gevonden door de doorvaartwijdte op 8.25 M. te
projecteeren en meteen de brug iets te draaien, wat de
as van de doorvaart betreft, met dien verstande dat,
als in de practijk zou blijken dat een doorvaartwijdte
van 8.25 M. in verband met de lengte van de schepen
nog te nauw zou zijn, dan de mogelijkheid zal bestaan
om den wal, die op het oogenblik ligt tegenover de
Vrouwenpoortsbrug aan den kant van de Oldehove,
vanaf den normalen stand van het water bij zomerpeil
tot den bodem van de vaart te voorzien van een beton-
muur, waardoor dan dus de mogelijkheid zou bestaan
om daar de vaart dieper uit te baggeren. Op het oogen
blik kan dat niet, want dan baggert men te diep vlak
onder den wal en dan zou men daar gevaar krijgen
voor inzakking van den wal, maar als het noodig blijkt,
is het in de toekomst op die wijze op te lossen. Zooals
wij er onder staan zal dat niet zoo heel gauw het geval
zijn, maar volgens de opvatting van den Hoofdinge
nieur van den Provincialen Waterstaat zullen de
grootste schepen alleen zoo zijn door te laten, wanneer
zij met den kop vlak onder den wal kunnen komen en
daarom wordt de mogelijkheid open gelaten om daar
I t. z. t. een betonmuur te maken, die dan den grond van
binnen zal moeten keeren. Die groote schepen loopen
nu met den kop in de modder, maar zouden dan in
dieper water komen, omdat de grond van den wal door
I den betonmuur wordt gekeerd. Wij meenen dat in de
naaste toekomst een dergelijke muur niet noodig zal
1 zijn. maar dat is het compromis tusschen de gemeente
en de Provincie, waardoor de doorvaartwijdte op 8.25
M. bepaald kon worden, ofschoon de Provincie oor
spronkelijk aan een doorvaartwijdte van 9 M. vast
hield.
Nu vraagt de heer Terpstra: hebben Burgemeester
en Wethouders tegenover den eisch, dien de Provincie
hier stelt, aan de Provincie daarvoor ook een vergoe
ding gevraagd? Een speciaal en officieel verzoek om
vergoeding op dat punt is niet gedaan. Burgemeester
en Wethouders zijn n.l. uitgegaan van dit idee: waar
de Provincie oorspronkelijk stond op een doorvaart
wijdte van 9 M. en de Provincie dit werk, dat wij over
haar vaarwater maken, moet goedkeuren en waar de
Provincie later terugviel op een breedte van 8.25 M..
kunnen wij moeilijk vragen aan de Provincie voor de 25
c.M., die de doorvaart breeder wordt dan in ons oor
spronkelijk plan kunt gij ons daar nu niet een ver
goeding of eenige restitutie voor geven Omgekeerd
zou dan de Provincie wel eens kunnen zeggen die 75
c.M. zoudt gij ons wel eens cadeau kunnen doen.
Er komt nog bij dat de kosten van deze grootere
breedte betrekkelijk zeer weinig zijn. Er is door den
heer Terpstra wel opgemerkt dat bij een grootere
breedte van 1 M. de kosten met 20.000.— zouden zijn
verhoogd, maar de heer Terpstra moet niet meenen dat
hij nu maar een vierde deel van dit bedrag als hoogere
kosten mag aannemen, want de kosten van de brug
nemen toe in het kwadraat van de overspanning. Zoo
zijn dus de kosten van een 25 c.M. grootere doorvaart
zeer gering, maar die van een 1 M. grootere doorvaart
zeer belangrijk; het bedrag, dat hier meer noodig is
voor die 25 c.M. grootere overspanning, is niet zoo
veel op alle kosten van de brug
Wat betreft het verschil in kosten tusschen de Oos-
terbrug en deze brug, geloof ik wel dat uit de stukken
wel is kunnen blijken dat er een enorm verschil is tus
schen deze beide bruggen, zoowel wat de doorvaart als
de breedte en zoowel wat de rijbreedte als de over
loopbreedte betreft. De Oosterbrug is 10.80 M. breed
en deze brug wordt 15 M.. alzoo een verschil in breedte
van 4.20 M., en de doorvaart van de Oosterbrug is
6.90 M., terwijl de doorvaart bij deze brug wordt 8.25
M. Als men nu heeft gehoord dat de kosten van een
brug toenemen in het kwadraat van de overspanning,
kan men wel nagaan dat bij twee bruggen met een over
spanning van 6.90 M. en 8.25 M. dit verschil op zich
zelf al zoo groot is, dat ook bij twee bruggen van het
zelfde systeem dit reeds een enorm verschil in kosten
moet opleveren. Bovendien is echter het systeem, dat
bij de Oosterbrug is toegepast, door de technici en ook
door ons verlaten, omdat werkelijk in de practijk blijkt
dat die brug niet goed is en veel kosten meebrengt. Ik
wil hiermee niet zeggen dat in het algemeen het systeem
van de rolbasculebrug niet goed zou zijn, maar over het
algemeen zijn onze ervaringen met deze brug niet best.
De heer Terpstra doet een voorstel tot uitstel en
zegtals wij deze zaak drie jaar uitstellen, verdienen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. 317
wij daarmee, want door ons behoeft dan de eerste drie
jaar niet de rente en aflossing hiervoor te worden uit
gegeven. Volkomen juist, alleen is het niet zoo mooi
dat later die drie jaren er toch weer bij komen. Ik zie
daar dan ook geen heil in; het is een kwestie van op
vatting, maar ik zou zeggen, dan kan men alles wel uit
stellen, want van wat men niet doet houdt men het geld
in den zak.
Men heeft echter aan den anderen kant ook voor
deden, wanneer men het geld wèl uitgeeft en die voor-
deelen moet men hier toch ook in het oog nemen; dat
is een betere brug, waardoor de toestand daar in alle
opzichten beter wordt, wat toch ook noodig is. Verder
komt er bij, zooals de heer Dijkstra ook reeds heeft
gezegd, dat in de uitvoering van dit werk betrekkelijk
veel werkloon zit. Ik ben niet iemand die alles wil door
zetten ómdat er werkloon in zit en die dat als argument
gebruikt dat daarom het werk moet worden uitgevoerd;
ik meen eerder dat hier wel andere zeer zware en
groote argumenten zijn, maar ondanks dat ben ik van
meening dat men zich hier ook wel mag beroepen op
het groote stuk werkloon, dat hier zal worden uitge
geven. Ik kan dan meedeelen dat, zooals het werk daar
ligt, niet met den bovenbouw er bij, erin de 165.000.
die het geheele werk moet kosten, 54.000.— zit aan
arbeidsloon. Dit bedrag wordt hier dus gedurende den
bouw zuiver door Leeuwarder arbeiders verdiend.
Rekent men dan nog daarbij het arbeidsloon, dat zit in
den bovenbouw en dat niet in Leeuwarden wordt ver
diend. omdat wij hier niet dergelijke constructiewerk
plaatsen hebben, dan komt er daarvoor nog 30.000.—
bij, zoodat het geheele werk bestaat voor 85.000.—
uit arbeidsloon en voor 80.000.uit materiaal. De
uitkeering van die 30.000.— aan arbeidsloon merken
wij hier in Leeuwarden niet, maar als alle gemeenten
zoo doen, kan men er zich toch ook in verheugen dat
men elders nog iets kan laten verdienen en daar zal
men zich dan in die andere gemeenten, waar dat geld
wordt verdiend, ook in verheugen. Het staat dus zoo
dat de Leeuwarder arbeiders in dit werk 54.000.—
kunnen verdienen en dat staat dus ook tegenover het
uitstel, dat de heer Terpstra heeft bepleit ter wille van
hei niet betalen van rente en aflossing.
Ik heb verder ook genoemd de kwestie van het ver
keer te land. Het is de Vergadering bekend dat de brug
een breedte zal krijgen van 15 M., waarvan 9 M. rij-
vlak en aan weerskanten trottoirs ter breedte van 3 M.
Ik meen ook dat deze verhouding goed is, omdat men
dan op de brug eenige rijbanen krijgt en tegelijk de
voetgangers langs een trottoir van 3 M. breedte nog
heel goed kunnen oversteken naar den overkant, ook
als de brug pas is neergelaten. Want dit is het eigen
aardige, dat men bij het neerlaten van een brug daar
over plotseling een zeer sterk en intens verkeer heeft,
terwijl een kwartier of een half uur later de toestand
heel normaal is of men er zelfs zeer weinig verkeer
aantreft.
Nu hebben dergelijke bruggen en in het algemeen de
wegen, waar een groote verkeersverbetering is aange
bracht, vooral de buitenwegen, een groot nadeel en dat
is dit, dat er op dergelijke wegen in het algemeen veel
sneller wordt gereden dan elders. Nu ziet U zoo hier
en daar in de stad verkeerseilandjes en de blauw-gele
verkeerspalen en bovendien de toepassing van het
rondrijsysteem en zoo kom ik tot hetgeen de heer Vro
men heeft gezegd.
Ik beschouw het rondrijsysteem en die paaltjes niet
alleen als een middel voor het beter leiden van het
verkeer ter plaatse maar ook wel degelijk als een rem
j van de snelheid van dat verkeer. Ik zie daartoe geen
ander middel, ik meen dat dit het beste middel is. Ik
heb eens in een Amerikaansch tijdschrift gelezen dat
het beste middel daarvoor was, om de zooveel honderd
meter een uitholling overdwars te maken, opdat er dan
ook eens een oogenblik langzaam moest worden gere
den. Het idee is heel aardig, alleen het is in de practijk
niet uitvoerbaar. Maar men moet toch op een andere
manier dan het snelverkeer, zonder dit overmatig te
hinderen ik word zelf ook liever niet zoo erg veel
op dat punt gehinderd eenige beperking in den weg
leggen en ik geloof wel degelijk dat het punt, dat bij
de Nieuwestad is ontworpen, een dergelijk punt is. Ik
geef direct toe, als men de teekening bekijkt en men
heeft daarbij het oog op de ontworpen verkeersrege
ling, dat de samensteller van dat punt eenigszins heeft
gedacht aan het feit, dat aan die eene zijde van de
Nieuwestad daar t. z. t. die rij huizen opgeruimd zal
moeten worden. Ik ben er echter van overtuigd, dat
dit in de naaste toekomst nog niet zoo heel snel zal
gaan. Als er één punt is, waarop wij kunnen besparen,
dan is het op dat punt bij de Nieuwestad; dan kost de
brug ons zooveel minder als anders en dan kan dat
misschien nog een reden zijn voor den heer Terpstra
om er voor te stemmen.
Wel kan men dat eiland daar misschien iets kleiner
maken, maar dat zooiets noodig is, wil ik wel met een
voorbeeld toelichten. Wij hebben in de laatste vier
dagen op de kruispunten Molenstraat—Engelschestraat
en Harlingerstraatweg Nachtegaalstraat vijf zeer
ernstige aanrijdingen gehad ook gisteravond is dat
nog gebeurd doordat er met te groote snelheid langs
die rechthoekige kruispunten wordt gereden. Ik weet
wel, het verkeer van rechts gaat voor, maar wanneer
men elkaar daar met een behoorlijke snelheid snijdt, is
een aanrijding haast niet te voorkomen. Als men dus
de menschen dwingt op dergelijke punten langzaam te
rijden, zonder hen daarbij te hinderen, geloof ik dat dit
uit een verkeersoogpunt veiliger is. Het valt mij telkens
op dat door de auto's, komende uit de richting Marssum
langs den Harlingerstraatweg naar de Vrouwenpoorts-
brug zeer snel wordt gereden, hoewel zij voor de brug
eerst nog een bocht moeten maken en wanneer wij hen
nu niet dit circuit, dat uit een technisch oogpunt een
verkeersobstakel is, bij de Nieuwestad in den weg zou
den leggen, zouden zij met dezelfde snelheid ook nog
de Nieuwestad oprijden; U zult zien, dat zij hun snel
heid ook nog zullen voortzetten óver de nieuwe brug
en dat die pas zal worden gestuit bij het circuit.
Nu kan men wel zeggen dat men hier dan een
maximum-snelheid moet voorschrijven, maar van de
handhaving daarvan komt niets terecht; men kan op
een bepaald oogenblik wel eens een proces-verbaal
opmaken, maar wij weten heel goed, hoe de practijk is
in alle plaatsen in Nederland en hoe het daarmee gaat
in de gemeenten waar een maximum-snelheid bestaat.
Wij kunnen wel dicht in de buurt blijven, wij weten
toch precies hoe het daar is.
Kan men de menschen dus werkelijk eenigszins hin
deren, kan men hen op een fatsoenlijke en toelaatbare
manier hinderen, dan verbetert men daarmee het ver
keer en bovendien leidt men dan op deze wijze dat
verkeer in vaste banen. Het tegenwoordige systeem is
dat het rijverkeer op dergelijke punten juist zooveel
ruimte krijgt als het noodig heeft en dat men de rest
gaat bestemmen voor het voetgangersverkeer; bij een
dergelijk ontwerp teekent men eerst rijbanen af, waar
langs men behoorlijk kan passeeren en de rest gaat men
bestemmen voor trottoirs of voor plantsoenen. Bij het
verkeer moet men toch ten slotte ieder dwingen.
De heer Vromen heeft gezegd dat dit een eiland zal
wezen met een middellijn van ongeveer 15 a 16 M. en
nu zijn er menschen die zeggen: gij moet die eilanden
kleiner maken, dan gaat het veel gemakkelijker. Als
men theoretisch zoo doorredeneert, komt men ten slotte
in één punt of bij één paaltje terecht, maar dan bereikt
men er niet mee dat men de kruisingen van het verkeer
opheft. De bedoeling van het verkeerseiland is toch
niet alleen dat men even vaart zal temperen, maar
tevens om het verkeer, dat uit verschillende richtingen
in een bepaald punt samenkomt, daar in ongeveer even-