296 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 October 1932. 297
Wij weten allen dat de Minister en daarmee ook de
heele Rijksregeering in circulaires aanduidt langs welke
normen de steunregeling zal gaan. De gemeente heeft
daarin moeten toestemmen op grond van het feit dat,
wanneer de gemeente zich niet hield aan de overeen
komst, het Rijk alle subsidies, betrekking hebbende op
de werkloozen, zou intrekken. Het Gemeentebestuur is
dus gebonden aan die overeenkomst en ik zou dus tot
adressant willen zeggen: als gij ooit iets wilt bereiken,
dan moet gij dit niet doen bij den Raad van Leeuwar
den, die algemeen als ik ten minste de verschillende
stroomingen goed heb aangevoeld vrij sympathiek
staat tegenover allerlei verbeteringen voor de werk
loozen, maar dan moet gij de zaak aanbrengen bij
anderen, dan moet gij die aanbrengen bij de verschil
lende groote vakcentrales om Uw belangen zoo noodig
te behartigen in het Kabinet van een van de Ministers
of zoo noodig in de Tweede Kamer. Het ligt naar mijn
meening ook in de lijn van de Regeering om zoo noodig
verlichting te brengen in de verhouding, die de werk
loozen op het oogenblik teistertmen moet dus naar
mijn meening in de eerste plaats zijn in Den Haag.
Ik wil echter niet ontkennen, dat er niet een zekere
ontstemming kan ontstaan zijn, ook in Leeuwarden, over
de geldende steunregeling. Ónder de verschillende din
gen, die hier in dit adres genoemd zijn, behoort ook de
huurtoeslag. Ik heb hier verschillende brieven bij mij
en als men die zaak behoorlijk beziet, kom ik tot de
conclusie, dat er inderdaad wel eenige ontstemming
gewekt kan zijn. Indien de toepassing van de Ministe-
rieele circulaire niet loopt in overeenstemming met de
gedachten van het Gemeentebestuur, dan is dat jammer,
omdat de steunregeling, die wij hier hebben, gaat via
de Armenkamer. Ik zou graag zien, dat er van deze
plaats inderdaad spoedig werd gewerkt aan een insti
tuut, dat meer recht en meer rechtsbevrediging geeft
dan de verschillende beslissingen, die door de Stads-
Armenkamer zijn genomen.
Er zijn ook verschillende andere dingen aangebracht,
o. a. het verleenen van steun bij wijze van brandstof
voorziening. Wij staan thans voor den winter en de
Minister heeft bepaald, dat hij niet afwijzend staat
tegenover de toepassing eener brandstoffenvoorziening.
Ook het Gemeentebestuur heeft reeds bij de vorige be
grooting gezegd dat men daarover zoo noodig met de
ter zake in aanmerking komende lichamen overleg zou
plegen. Als dat zoo is en ik twijfel er niet aan dat
er tusschen het college van Burgemeester en Wethou
ders en het instituut, dat de steunregeling in uitvoering
heeft, daarover wel besprekingen zijn geweest dan
vraag ik waarom er nog geen begin is gemaakt met de
toepassing van een brandstofvoorziening.
Er is herhaaldelijk geschreven over de toepassing
van de circulaires en als wij daarnaar vragen, krijgen
wij ten antwoord: er staat in verschillende bepalingen
van de circulaires het woord ,,kan" en dat zegt niet. dat
de bepaling zoo moet worden opgevat, dat het ,,moet".
Ik geloof dat iemand, die een klein beetje van het werk-
loozenvraagstuk afweet, niet zeggen zal dat er in de
circulaires zal moeten staan dat het ,,moet". Maar waar
de Minister zelf erkent dat een zekere bepaling lean
worden toegepast en het toepassen van de steunver-
leening hier via de Armenkamer loopt, zou ik zeggen
is het niet zaak en wordt het geen tijd om dan nu eens
ernstig onder de oogen te zien om met de toepassing
van die bepalingen hier zoo noodig eens een begin te
maken? Wij hebben hier in dat opzicht nog weinig
resultaat, maar bovendien zou ik willen wijzen op de
weinig tactvolle wijze, waarop de Armenkamer hier
soms haar beslissingen neemt. Ik heb hier een briefje
aan een werkloozen schilder, die door de Armenkamer
voor steun is afgewezen. Ik weet de motieven daarvoor
niet en misschien is de beslissing van de Armenkamer
wel zeer juist, maar het zinnetje, dat aan de afwijzing
is toegevoegd, heeft wel de gal bij mij doen overloopen.
Hier staat o. a.Indien noodig, kunt U zich voor
opname vervoegen bij de Vereeniging ..Practische
Hulp". Dat vind ik een schandaal, dat loopt de spui
gaten uit, als men dat een bonafiden werklooze toe
voegt, die is uitgetrokken en die, hoewel hij heelemaal
geen recht op uitkeering kan doen gelden, toch zijn
waarde als arbeider behoudt. En wat is dan Practische
Hulp! Een ding voor onbehuisden, voor a-socialen, een
plaats voor menschen, voor wie heelemaal geen redding
meer mogelijk is, maar wanneer een bonafide werk
nemer, die geen werk kan vinden en die is uitgetrokken
en dubbel uitgetrokken, al een afwijzing van steun moet
ondervinden, dan had de Armenkamer vind ik ten slotte
dien laatsten zin er gevoeglijk uit kunnen laten. Dan
doet men ten minste iets wat men behoort te doen en
den betrokken arbeider blijft dan niets anders over dan
om via de vakbeweging te probeeren alsnog voor steun
in aanmerking te komen.
Ik wensch ook nog even te spreken over het geven
van een huurbijslag, want die zaak is in Leeuwarden
ook niet in orde: de heer Dijkstra heeft er ook al op
gewezen dat die wel eenige verbetering kan ondergaan.
In de eerste plaats is hier het geven van een huurbijslag
mogelijk gemaakt, daarna is dat weer ingetrokken, toen
is een zoodanige bijslag aan enkele menschen indivi
dueel toegekend en j.l. Zaterdag heeft men weer een
wat mildere bepaling toegepast en zijn enkele anderen
ook in het genot van dien bijslag gesteld. Ik zou zeggen,
waarom gaat men daarbij niet één lijn volgen? Als naar
de meening van de Armenkamer de steunregeling zoo
moet worden opgevat als men die daar meent te moeten
uitvoeren kunnen wij daar toch onze meening tegen
over stellen als Raad, als college van Burgemeester en
Wethouders en ook als vakbeweging, om te probeeren
de bedoeling van den Minister niet tot een aanfluiting
te maken, maar van de steunregeling te maken wat er
van te maken is.
Als wij zoo de zaken zien, zou ik zeggen: kan niet
via het college van Burgemeester en Wethouders er bij
het zittende college van Armvoogden op worden aange
drongen: dat is onze meening en die moet worden uit
gevoerd, dus voer die nu uit heeren. En als dat niet
gaat. dan kunnen Burgemeester en Wethouders weer
bij den Raad komen en zeggen dat lichaam wil de
steunregeling niet uitvoeren zooals onze bedoeling is.
welnu, dan zullen er andere maatregelen moeten wor
den overwogen. Dan wordt de zaak zuiver en meer in
gezonde banen geleid. Dat wil niet zeggen dat er geen
goede beslissingen worden genomen, maar ik krijg het
gevoel dat het verschil in de beslissingen verband
houdt met de vraag, wie voorzitter van dat college is.
Dat mag hier wel eens gezegd worden. Er zijn beslis
singen bij, die ons misschien zeer sympathiek zijn en
ik neem aan dat het geheele college van Voogden niet
in strijd wil handelen met de bepalingen, wij verschillen
alleen over de toepassing. Maar ik geloof wel dat wan
neer de eene voorzitter z.g. de maand heeft ik weet
niet precies hoe de rouleering is -er dan een andere
toepassing omtrent de steunverleening is dan wanneer
een van de anderen voorzitter is en dat lijkt mij niet
juist. Het is dienstig om de zaak in het algemeen ver
band behoorlijk te zien en ik zou Burgemeester en Wet
houders willen verzoeken met de A.rmenkamer alsnog
in relatie te treden, opdat er zal komen een behoorlijke
brandstofvoorziening en een behoorlijke toepassing
omtrent de bepaling van het geven van huurbijslag.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. Het zij
mij vergund over deze zaak ook een enkel woord te
zeggen. Ik zeg, een enkel woord, omdat ik meen dat
een breede bespreking van deze zaak op het oogenblik
geen zin heeft. Daarmee wil ik niet zeggen dat deze
zaak daarvoor te onbelangrijk is; integendeel, ik acht
deze zaak zeer belangrijk. Afgezien van dit adres, dat
hier thans aan de orde is, ben ik van meening dat het
hier inderdaad een zeer belangrijk vraagstuk geldt.
Ik sluit mij aan bij enkele opmerkingen, die door de
sprekers, die aan mij voorafgingen, zijn gemaakt. De
heer Dijkstra heeft inderdaad eenige dingen genoemd,
die naar mijn meening de moeite van het overwegen
wel waard zijn. Hij heeft een voorbeeld genoemd hoe
op een bepaalde wijze een basis van 30.— loon voor
het uitkeeringspercentage wordt teruggebracht tot
20.—. Ik meen dat van die basis in maximum een be
drag van 65 mag worden uitgekeerd, maar als de
feiten, die de heer Dijkstra noemt, juist zijn en het aldus
gaat over in maximum 65 van 20.— of van 30. i
maakt dat een groot verschil, zoodat ik graag zou wil
len, wanneer die feiten juist zijn, dat daaraan althans j
de volle aandacht werd geschonken.
Het zelfde geldt ook daaromtrent zijn ook klach
ten tot mij gekomen ten opzichte van het toepassen
van het stelsel van huurtoeslag, waarover de heer
Koopal het een en ander naar voren heeft gebracht. Ik
zal daar op het oogenblik niet verder over uitweiden;
alleen is het mij hierom te doen, als ik daar een enkel j
woord over zeg hoewel ik ook zeer goed weet dat
wij van de Rijksoverheid afhankelijk zijn dat ik het
college vriendelijk zou willen verzoeken, vooral waar
thans de winter voor de deur staat, om aan deze zaak j
zeer ernstige aandacht te schenken.
Een punt, waarvoor inderdaad ook eenige reden is
al zal ik niet zeggen dat de geheele zaak daarmee 1
voor mij is opgelost is de voorziening van brandstof
gedurende den winter. Ik hoop inderdaad ik spreek
hier over de werkelijk bonafide werkloozen dat die
menschen in de gelegenheid zullen worden gesteld, dat
zij. hetzij voor een zeer geringen prijs of gratis brandstof
zullen kunnen betrekken, waarbij ik vooral doel op de
artikelen, die via de Gasfabriek worden afgeleverd.
Nu kan men wel zeggen dat men zich daarvan in den
zomer tegen een luttel prijsje heeft kunnen voorzien,
maar van die aanbieding zijn natuurlijk de menschen,
die zoo lang werkloos zijn geweest, compleet uitgesloten;
daar profiteeren wel de meest draagkrachtigen van of
de beter gesitueerden, maar niet de menschen die voor
goed of permanent met de werkloosheid zitten te
kampen. Voor hen is het wel uiterst moeilijk, omdat
zij absoluut niet in de gelegenheid zijn geweest om van
- dat goedkoope aanbod te profiteeren. Ik zou daarom
aan het college beleefd in overweging willen geven
om met de bevoegde instanties overleg te plegen, opdat
j er ook in dat opzicht iets voor de werkloozen zal worden
I gedaan.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog
j een enkele opmerking willen maken. Wat in dit debat
in de eerste plaats naar voren is gekomen is, dat de
J verschillende bepalingen van den Minister zijn. Ik ben
I echter van oordeel dat wanneer die bepalingen van
den Minister zoo zijn, dat zij voor de werkloozen in
I verschillende opzichten niet door den beugel kunnen,
het dan van beteekenis is, dat er dan van den Ge-
meenteraad en van de gemeenteraden adressen gaan
naar de Regeering, waarin bepaalde wenken worden
gegeven, omdat ten slotte, als breede lagen van de
inwoners van de gemeente op geen stukken na eenig
bestaan hebben, de gemeente daarmee wèl heeft te
doen, maar dan op een heel andere manier. Ik herhaal
dus dat er hier wel degelijk uit de Raden wenken aan
de Regeering dienen te worden gegeven.
Ik wil opmerken dat ik waardeering gevoel voor de
hier uitgesproken gedachte om deze zaak ernstig te
bezien, maar ik ben van meening dat dit wel het beste
zal kunnen gebeuren, door dit adres om praeadvies in
handen te stellen van Burgemeester en Wethouders,
waar dat dan de grondslag kan zijn om de zaak goed
onder de oogen te zien. Wat de heeren hebben gezegd
heb ik met waardeering kunnen aanhooren en ik hoop
dat het in die richting gaat.
Een kleine opmerking nog naar aanleiding van iets,
wat de heer Koopal heeft gezegd. Deze heeft een op
merking gemaakt over de voorzitters van het Arm
bestuur en gezegd dat de uitkeering afhankelijk is van
wie daar op het oogenblik staat of zit als voorzitter.
Als dat juist is, dan lijkt het natuurlijk nergens naar,
maar ik zal mij daar geen oordeel over aanmatigen
want dat kan ik niet.
De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. De heer Dijkstra heeft in eerste instantie voor
gesteld om het adres, dat thans in behandeling is, naar
Burgemeester en Wethouders te zenden om praeadvies.
Laat ik beginnen met dit den Raad zeer ernstig te
ontraden. Dit adres is een adres van een zich noemend
,,Werkloozen-strijdcomité". Voor zoover op het oogen
blik aan Burgemeester en Wethouders bekend is, heeft
men hier in Leeuwarden thans twee werkloozen-strijd-
comité's, comité's, die niet Koninklijk zijn goedgekeurd,
comité's, waar wij ook verder niet veel van weten.
Het wil mij onjuist voorkomen, als een willekeurig
aantal personen zich met een adres richt tot den Raad,
om dan dat adres hier maar te behandelen en het aan
Burgemeester en Wethouders toe te sturen om prae
advies, speciaal in dit geval. Want gij weet allen dat
wij in dit geval in de eerste plaats te maken hebben
met de vakorganisaties, die aan alle kanten in de ge
legenheid worden gesteld om zich met ons en met de
verschillende organen van het Gemeentebestuur in
verbinding te stellen en daar de kwesties naar voren
kunnen brengen. Ik acht het dus onjuist om aan der
gelijke adressen meer waarde toe te kennen dan zij
werkelijk hebben en ik mag den Raad in dit opzicht
wèl tot voorzichtigheid manen, omdat wij hier wel een
begin hebben, maar niet weten waar op deze wijze het
einde is.
Wij weten allen wel dat de Gemeenteraad en het
geheele Gemeentebestuur niet in staat zijn om in de
diverse maatregelen, die ons zijn opgelegd, eenige ver
betering te brengen. De Minister schrijft een regeling
voor. hij keurt die goed en daarna behoort die door
ons uitgevoerd te worden. Als wij daarin wijziging
brengen zonder goedkeuring van den Minister, heeft
dat onvoorwaardelijk tot gevolg de stopzetting van
alle subsidies. En wat een stopzetting van alle subsidies
voor een gemeente als Leeuwarden beteekent, behoef
ik zeer zeker hier in den Raad niet te vertellen. Als
wij dus enkele wijzigingen aanbrengen, zullen wij dat
niet alleen voorzichtig moeten doen, maar zullen wij
daarbij ook wel degelijk rekening moeten houden met
de wenschen van de autoriteiten, die in dezen bevoegd
zijn zich te uiten.
Dan. wil ik opmerken dat de algemeene zaak van de
steunregeling, zooals die is, door Burgemeester en
Wethouders onder goedkeuring van den Minister is
opgedragen aan de Stads-Armenkamer. Dat wil zeggen
dat de uitvoering is bij de Armenkamer, maar als het
aankomt op den uitleg, dus de wijze, waarop de regeling
moet worden uitgevoerd, dan berust deze bij Burge
meester en Wethouders, onder goedkeuring van den
Minister.
Dan weet ik wel dat er een zeker verschil is geweest
over de kwestie van den huurtoeslag. Ik kan echter
daaromtrent dit wel mededeelen, dat reeds geruimen
tijd vóórdat deze zaak bij den Raad is gekomen die
kwestie ook reeds in het college is besproken en dat
op het oogenblik reeds is vastgesteld de bepaling, dat
een huurtoeslag zal worden gegeven aan steuntrekkende
gehuwden en kostwinners in alle gevallen uitzonde
ringen daargelaten dat deze meer dan 3.— per
week moeten verwonen. Er zullen natuurlijk uitzonde
ringsgevallen blijven, maar voor de beoordeeling van
den toestand in het algemeen is dat als norm gesteld.
Wat de kwestie van den brandstof toeslag betreft,
ook Burgemeester en Wethouders hadden in dezen zin