322 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1932.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Voor en
aleer wij tot stemming overgaan, meenen de beide
Protestantsch-rechtsche fracties, dat een korte verkla
ring van hun houding moet worden afgelegd. Bij deze
tusschentijdsche verkiezing wensch ik dan ook namens
die twee Protestantsche fracties een korte verklaring
omtrent onze houding af te leggen.
Door het droevig verlies, dat de S. D. A. P. door het
overlijden van onzen geachten wethouder O. F. de
Vries ondergaan heeft, meenen wij, waar het col
lege van Burgemeester en Wethouders ten slotte ook
door ons wordt gezien als één geheel, als één bestuurs
college, dat om die reden de houding, die thans door
ons wordt aangenomen, absoluut niet moet worden aan
gemerkt, alsof dat gaat tegen een bepaald persoon of
tegen een bepaalde politieke partij.
Wij wenschen ook thans weer op den voorgrond te
stellen de onjuiste samenstelling van het college, waarbij
toch belangrijke minderheden zijn uitgesloten. Het col
lege van Burgemeester en Wethouders behoort in zijn
samenstelling zooveel mogelijk een afspiegeling van den
Gemeenteraad te zijn en juist daardoor kan ook in dit
college de burgerij in haar geheel vertrouwen stellen.
Een en ander is de reden, dat onze Raadsfracties
meenen in deze vacature hun stem te moeten uitbrengen
op den heer J. A. Feitsma.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het stembureau wordt gevormd door de heeren Stobbe
en Muller.
Benoemd wordt de heer Botke met 17 stemmen.
Op den heer Feitsma worden 7 stemmen uitgebracht
en op den heer Oosterhoff 3 stemmen, terwijl 1 biljet
blanco wordt ingeleverd.
De Voorzitter: Mag ik den heer Botke vragen of hij
de benoeming aanneemt?
De heer Botke: Ja, mijnheer de Voorzitter, ik neem
de benoeming aan.
De Voorzitter: Dan wensch ik U geluk met Uw be
noeming en ik hoop dat U in het college van Burge
meester en Wethouders in het belang van de gemeente
werkzaam zult zijn.
De heer Botke: Ik dank U, mijnheer de Voorzitter.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders:
A. tot aanwijzing van een ambtenaar van den Burger
lijken Stand voor de functie, bedoeld bij art. 2 sub b
der verordening betreffende den Burgerlijken Stand der
gemeente Leeuwarden
B. tot benoeming van een ambtenaar van den Burger
lijken Stand, bedoeld bij art. 2 sub c der genoemde
verordening;
C. tot vaststelling van de pensioensgrondslagen der
sub A en B bedoelde ambtenaren.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit van 4 October 1.1. werd overeen
komstig ons voorstel aan den heer J. Bottema op zijn
verzoek eervol ontslag verleend als ambtenaar van den
burgerlijken stand dezer gemeente. Tevens hebben wij
hem, mede op zijn verzoek, ontslag verleend als com
mies ter secretarie, chef van de afdeeling Burgerlijke
Stand en als zoodanig benoemd IJ. E. Hazekamp, tot
dusver als adjunct-commies le klas aan die afdeeling
werkzaam.
Het is gewenscht dat deze laatste, bij Raadsbesluit
van 27 November 1917 benoemd als ambtenaar van
den burgerlijken stand, bedoeld bij art. 2 sub c der
betrekkelijke verordening (plaatsvervangend ambte
naar), thans in de plaats van den afgetreden function-
naris wordt aangewezen als ambtenaar, genoemd sub b,
dier verordening. Ter vervanging van den heer Haze
kamp dient dan een ambtenaar van den burgerlijken
stand genoemd in art. 2 sub c der verordening te
worden benoemd. Bij de aanwijzing en de benoeming
ware tevens de pensioensgrondslag te regelen.
Mitsdien geven wij U in overweging
A. aan te wijzen als ambtenaar van den burger
lijken stand, bedoeld bij art. 2 sub b der verordening
betreffende den Burgerlijken Stand der gemeente
Leeuwarden (Gemeenteblad 1913 no. 27), zooals die
nader is gewijzigd, IJ. E. Hazekamp, commies ter
Secretarie, chef der afdeeling Burgerlijke Stand;
B. over te gaan tot de benoeming van een ambte
naar van den burgerlijken stand, bedoeld bij art. 2
sub c van genoemde verordening,
met bepaling dat deze benoeming zal ingaan op 1
November 1932;
C. de pensioensgrondslagen van de benoemden met
ingang van den datum van hunne infunctietreding vast
te stellen op onderscheidenlijk 250.— en 50.—.
De aanbeveling van ons College voor de benoeming,
vermeld onder B, luidt als volgt
1W. Ganzevoort, benoemd ambtenaar ter secre
tarie, afd. Burgerlijke Stand, dezer gemeente;
2. J. Tadema. bevolkingsagent dezer gemeente.
De Voorzitter: Ter voorkoming van misverstand bij
de stemming wil ik even mededeelen dat, als de Raad
over punt A geen stemming verlangt, deze dan niet
behoeft plaats te hebben, omdat de te benoemen ambte
naar reeds ambtenaar is van den Burgerlijken Stand,
echter niet voor de huwelijksvoltrekkingen. Nu heeft
de tegenwoordige ambtenaar pensioen gekregen en
wordt door Burgemeester en Wethouders voorgesteld
den heer Hazekamp in diens plaats aan te wijzen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub A.
Benoemd wordt sub B: W. Ganzevoort, voornoemd,
met algemeene stemmen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub C.
6. Benoeming van twee onderwijzeressen aan de
school voor buitengewoon lager onderwijs, ter voor
ziening in de vacature mej. Sieswerda en wegens uit
breiding van het aantal klassen.
De voordrachten van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt
A.
1. mej. F. Spieksma, onderwijzeres aan gemeente
school no. 8>b;
2. M. C. Melis, tijd. onderwijzeres te Huizum;
3. T. Bennema, tijdelijk onderwijzeres te Assen.
B.
1. mej. M. C. Melis, voornoemd;
2. C. A. L. Hamming, onderwijzeres te Hil
versum;
3. T. Bosch, onderwijzeres te Oosterhaule.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Het is
mij ditmaal opgevallen, dat de toelichting van dit voor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1932. 323
stel buitengewoon sober is. Voor zoover ik mij weet
te herinneren, wordt in de stukken, die betrekking
hebben op dit voorstel, niets anders vermeld dan dat
uitbreiding van personeel zal plaats hebben. Uit den
titel, zooals die voorkomt op dit voorstel, blijkt dat men
bedoelt vermeerdering van het aantal klassen. Waarin
die uitbreiding bestaat, wordt echter zeker bij ver
gissing absoluut niet vermeld. Het zou mij daarom
hoogst aangenaam zijn, als U, mijnheer de Voorzitter,
of de betrokken wethouder deze zaak een beetje breeder
ging toelichten.
Eveneens is het mij opgevallen, als ik de verschil
lende verslagen over de school voor buitengewoon
lager onderwijs eens aandachtig naga, dat de uitbrei
ding van het aantal leerlingen betrekkelijk heel gering
is. In 1929 waren er 107 leerlingen, verdeeld over 5
klassen plus een bezinkingsklasse, waarin 24 leerlingen
zaten, in 1930 was het totaal aantal 112 en in 1931 was
dat 105. Dus dat getal was in 1931 iets lager dan mis
schien op het oogenblik. Hoeveel er echter thans meer
zijn en op welke wijze die vermeerdering heeft plaats
gehad, is ons niet meegedeeld. Misschien kan de wet
houder dat doen, maar in alle geval, hoe het ook zij, ik
zou graag daaromtrent eenige inlichtingen willen
hebben. Het vorige jaar hebben wij kennis kunnen
nemen van de instelling van een huishoudklasse aan die
school en in 1931 gingen daar slechts 13 leerlingen op.
Het totale aantal was toen iets minder dan in vorige
jaren. Het zou mij aangenaam zijn als daarover een
beetje meer licht verkregen werd.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. De reden, dat dit voorstel is gedaan, om er een
onderwijzeres bij aan te stellen aan de school voor bui
tengewoon lager onderwijs, ligt hierin, dat het aantal
leerlingen bij den aanvang van het nieuwe leerjaar is
uitgebreid. Het aantal leerlingen is bij de gewone
klassen 18 en nu was de toestand van dien aard, dat
er een klasse bij moest. Het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om een leerkracht of een onderwijzeres
te benoemen wegens uitbreiding van het aantal leer
lingen is dus gedaan omdat dit aantal met September
is verhoogd; dat is de reden waarom wij op het oogen
blik genoodzaakt zijn er nog een leerkracht bij aan te
stellen. De bezinkingsklasse is van dien aard, dat het
aantal leerlingen daar veel kleiner moet zijn dan in de
gewone klassen en de toestand was thans van dien
aard, dat daaruit twee klassen moesten worden ge
vormd. Deze zijn thans wel niet heelemaal gevuld, maar
de verdeeling over de andere klassen is thans zoo ge
worden, dat er een leerkracht bij moest in verband met
de aangifte. In dat verband het is den heer Terpstra
wel bekend, dat daaromtrent ook overleg is gepleegd
met den betrokken Inspecteur, den heer Van Voort-
huysen zijn er sollicitanten opgeroependeze be
noeming heeft ook plaats gehad in overleg met den
Inspecteur en met het betrokken hoofd. Om die reden
is dit voorstel gedaan.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, ik wil
graag beginnen met mijn dank te betuigen voor de in
lichtingen, die de wethouder van Onderwijs heeft ge
geven, maar ik ben toch niet heelemaal tevreden. Ik wil
daarmee natuurlijk niet verklaren dat ik een ontevreden
mensch ben, maar zou de wethouder mij niet kunnen
inlichten, hoeveel leerlingen er den laatsten tijd, bij den
aanvang van den nieuwen cursus in September, bij ge
komen zijn? Dat in de eerste plaats en in de tweede
plaatshoe zijn die leerlingen over de verschillende
klassen verdeeld, hoeveel leerlingen de huishoudklasse
telt, hoeveel de bezinkingsklasse en hoeveel er dan
voor de andere 4 klassen overschieten. Ik meen dat wij
dan een beetje beter overzicht hebben en dat wij ons
niet tevreden behoeven te stellen met de algemeene
uitdrukking, dat het aantal leerlingen grooter is ge
worden.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. Het aantal leerlingen, waar de heer Terpstra
naar vraagt, is ook aan wisseling onderhevig, dit is niet
altijd stabiel, maar het komt voor dat daar eenige wij
ziging in komt. Wat de verdeeling over de klassen be
treft, de getallen daarvan weet ik niet op een enkel
cijfer na, maar de toestand is van dien aard, dat de
gewone klassen té veel leerlingen kregen; het is wel
vaker gebeurd dat in één enkel lokaal door twee leer
krachten aan twee leerjaren onderwijs werd gegeven,
omdat het niet ging één onderwijzeres met die beide
klassen te belasten. Met de verbouwing van de school
is het nu zoo gekomen, dat van de hoogere leerjaren de
meisjes naar de huishoudklas gaan, wat van groot be
lang is voor die meisjes en de andere leerlingen naar
de andere klassen. Ik ken de cijfers niet uit mijn hoofd,
maar deze waren van dien aard, dat het aantal leerlin
gen per klas grooter was dan bij de verordening is
vastgesteld en ook dan de Inspecteur wenschelijk achtte.
Om die reden is uitbreiding van personeel noodig ge
worden en op grond daarvan is dit voorstel geboren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Benoemd worden sub A mej. F. Spieksma, voor
noemd, met 27 stemmen. Op mej. T. Bennema wordt
1 stem uitgebracht.
Sub B M. C. Melis, voornoemd, met 27 stemmen.
Op mej. T. Bosch wordt 1 stem uitgebracht.
7. Benoeming van een onderwijzeres aan gemeente
school no. 8b.
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. mej. A. L. Gorter, reserve-onderwijzeres, alhier;
2. K. Kuperus, onderwijzeres te Colmschate;
3. N. van der Weide, onderwijzeres te St.
Jacobi Parochie.
Benoemd wordt mej. A. L. Gorter, voornoemd, met
27 stemmen. Op mej. N. van der Weide wordt 1 stem
uitgebracht.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van den pensioensgrondslag van Mr. E.
Schotman, Secretaris dezer gemeente.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge de betrekkelijke bepaling van de door de
Gedeputeerde Staten in deze provincie vastgestelde
regeling der jaarwedden van de burgemeesters, secre
tarissen en ontvangers der gemeenteen in Friesland,
welke regeling is opgenomen in het Provinciaal Blad
no. 110 van 1929, is de jaarwedde van den Secretaris
dezer gemeente, in verband met het getal zijner dienst-
jaren, ingaande 15 September 1932 gebracht op
7500. Aangezien de Pensioenwet 1922 (Staatsblad
no. 240) vordert, dat de pensioensgrondslag van ge
noemden titularis door Uwe Vergadering wordt vast
gesteld, geven wij U in overweging, gerekend met in-
i gang van 15 September 1932, den pensioensgrondslag
van Mr. E. Schotman, secretaris dezer gemeente, vast
i te stellen op het bedrag zijner jaarwedde, alzoo op
f 7500.-.
9. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van mevr. de wed. O. F. de Vries geb.
Haanstra betreffende de toekenning van pensioen inge
volge de verordening op de pensionneering van wet
houders, enz.
Dit praeadvies luidt als volgt