366 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 November 1932. ning voor het bouwen van hokken, zooals ik heb voor gesteld. De heer MullerMijnheer de Voorzitter. Zoopas hoorde ik van den heer De Boer, dat hetgeen wij voor stellen niet de bedoeling is geweest. Ik heb toen ge schud; men vindt toch geen cijfers in het adres afge drukt? Ik heb mij afgevraagdhoe komt de wethouder van Openbare Werken hieraan, dat het niet de be doeling van adressanten is geweest om een dergelijke bergplaats te bouwen als hier op het oogenblik door den heer Van Kollem wordt naar voren gebracht? Want dat staat niet in het adres; er staat alleen in dat men bergplaatsen vraagt voor het stallen van rijwielen en het bergen van waschgereedschap. Dat staat er en dat kan even goed op de wijze als de heer Van Kollem bedoelt met een hok van dergelijke afmetingen als op de wijze als de wethouder bedoelt. Van hokken als er aan de Marssumerstraat zijn gebouwd is hier absoluut geen sprake; dat zou hier niet kunnen, want die ter reinen leenen zich daar absoluut niet voor, maar als men daar hokken bouwt ter hoogte van 1.20 a 1.30 M., dan meen ik dat die niet de toetreding van licht en lucht zullen belemmeren en als men ze dan 2 M. lang maakt en 1 M. diep, kan men in zoo'n hok het waschgereed schap bergen en ook nog wel een of twee fietsen, zoo groot worden ze dan nog wel. De kosten van een dergelijk hok zijn ook niet zoo groot. Ik maak mij sterk dat als men voor die 100 wo ningen zou aanbesteden het maken van dergelijke hok ken van duims hout en met een tegelvloertje er in, men dan al wil ik eigenlijk geen cijfers noemen voor een briefje van 25.per hok wel klaar zou komen. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan natuurlijk wel begrijpen, dat men in het algemeen pleit voor bergruimte en dat men ook pleit voor een tege moetkoming van de huurders daar. Ik zou daar ook wel voor voelen. Maar in het advies wordt over één argu ment met geen woord gerept; juist als men de oplossing zou zoeken op de hier genoemde wijze, vrees ik dat men groote moeilijkheden zou krijgen in verband met de kwestie van de zindelijkheid. Als men een hok bouwt van 2 M. hoogte, zoodat een mans- of vrouwspersoon daarin rechtop kan staan, dan kan men dat ook be hoorlijk schoon houden, maar als men een hok heeft van 1.20 M. hoogte, waar men dus op handen en voe ten in moet kruipen en waarin men een fiets balan- ceerend aan zijn pink moet vooruitschuiven, dan is dat niet behoorlijk schoon te houden. Dan mag men althans wel in de huurcontracten opnemen, dat zoo'n hok wel voor berging mag dienen voor de artikelen waarvoor het is gebouwd, maar dan ook voor niets anders en dan mocht dat iedere week wel worden gecontroleerd, wat natuurlijk niet doenlijk is. Men bedenke wat een buiten gewone moeite de gemeente zich heeft getroost om den toestand daar behoorlijk op te lossen en daar weer een voor de volksgezondheid toelaatbaren toestand te schep pen. Want die was daar niet en daarvan was zeker één van de oorzaken, dat daar op die achtererven allerlei hokjes en getimmerten waren opgericht, die opgehoopt zaten met vuil en ongedierte van oud hout. Nu wordt hier opgemerkt dat die hokjes natuurlijk van nieuw hout moeten worden gebouwd, maar als men dat al doet en er wordt dan toch allerlei oude rommel in gestopt, dan is er weer even goed kans op vervuiling en besmetting. Een dergelijk hok van 1.20 M. hoogte is niet schoon te houden en daarom zou ik Burgemeester en Wethouders ernstig willen aanraden om, alvorens dienaangaande met voorstellen te komen, eerst eens aan den Gemeen telijken Geneeskundien Dienst advies te vragen, of er op die wijze een voor de gezondheid toelaatbare toe stand ontstaat. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Wanneer wij hebben gezegd dat wij de zaak nog wel eens kunnen onderzoeken, beteekent dat natuurlijk niet een op de lange baan schuiven van de zaak. Als ik in eerste instantie heb gezegd dat dit moet wachten tot het volgend jaar, dan beteekent dit over 4 of 5 we ken, want dan hebben wij het volgend jaar te pakken. Dat beteekent dus niet dat het de bedoeling is de zaak op de lange baan te schuiven. Ik zeg nog eens dat wij de opvatting hebben dat het inderdaad behoorlijke hokken moesten zijnals men toch een aanvraag doet voor bergplaatsen van rijwielen en waschgereedschap en men wil die gebouwd hebben op een grondvlak van 2 M2. want het kan niet groo- ter in verband met de ruimte dan moet men omhoog, dus was de opvatting van ons zeer logisch. Dan moet men in de hoogte bouwen, als men niet meer grondvlak heeft dan 2 M2. en naar aanleiding daarvan hebben Burgemeester en Wethouders hun standpunt inge nomen. Wenscht men daar nu echter gewone kleine hokjes, j waar niemand in staan kan. dan zou dat nog kunnen als men ze scheef laat afwateren en er een draaibare klap aan maakt, in welk geval men dan ook geen last zou behoeven te hebben van ongedierte. Een dergelijk hokje zou kunnen dienen om er waschgereedschap in op te bergen en het aanbrengen daarvan willen Burge meester en Wethouders nog wel eens overwegen. De Voorzitter: Stelt de heer Van Kollem aanhouding voor De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter, ik stel voor dit punt aan te houden en Burgemeester en Wet houders te verzoeken met een kostenberekening te komen van de door mij bedoelde bergplaatsen. De Voorzitter: Er is door verschillende leden hier over het woord gevoerd, ik wil thans ook wel even mijn eigen opinie hierover zeggen. Men heeft hier dit eigen aardige feit: nauwelijks zijn deze woningen opgeknapt en verhuurd en nauwelijks zitten de menschen er in, of wij moeten er weer een hok bij bouwen. Waar blijft men dan op die manier? Men heeft dat toch vooruit geweten, toen men daar een woning huurde? Ik geef direct toe dat het gerieflijker voor de bewoners is als wij er een hok bij bouwen, maar moet dat alles dan absoluut renteloos zijn Ik vermoed niet dat de be doeling is dat er huur zal worden bijbetaaldmoeten wij dan maar weer bijbouwen Er is hier nog niet op den financiëelen kant gewezen, maar hoe komt het met het onderhoudsfonds van het Woningbedrijf; hoever is dat na al die groote herstellingen aan die woningen al teruggeloopen Moeten wij dan eerst alles opknappen, dan weer verhuren en dan maar weer veranderingen aanbrengen Ik heb dat zoopas niet willen zeggen, omdat ten slotte op de in het praeadvies genoemde gronden ook is aan te toonen en ik ben er van over tuigd dat de heer Muller dat ook wel met mij eens zal zijn dat het bouwen van behoorlijke hokken, waarin men ook behoorlijk een fiets en waschgereedschap kan opbergen, hier practisch niet mogelijk blijkt te zijn, maar daardoor komt men nu tot deze minimale afmetingen. Ik geef toe, dat men, wat den kubieken inhoud van der gelijke hokken betreft, als men alles precies in elkaar zou passen, zooals men fietsen in kisten pakt, misschien wel 3 fietsen in die hokken zou kunnen plaatsen en dan kan er mogelijk ook nog wel een emmer onder staan, maar de bedoeling van de bewoners is dat niet geweest. Ik ben er voor mijzelf van overtuigd, dat het de be doeling is geweest een schuurtje te krijgen, waar men een fiets of een paar fietsen behoorlijk in kon opbergen. Het is op de gronden die hier staan en die m. i. niet zijn tegen te spreken en die ook niet zijn tegen gesproken dat dergelijke bergplaatsen in die tuintjes daar niet geplaatst kunnen worden. Daarnaast kunnen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 November 1932. 367 ook nog andere redenen genoemd worden, maar waar het eenvoudig niet mogelijk is om daar fatsoenlijke bergplaatsen te bouwen, acht ik het niet noodig daar verder over te spreken; alleen zou ik willen vragen moeten wij bij dergelijke woningen, zoodra zij weer zijn opgeknapt en bewoond, nu ook al weer veranderingen aanbrengen De heer Muller heeft een aanval gedaan op dengene, die Burgemeester en Wethouders in dezen van advies heeft gediend. De zaak is deze, dat de administrateur van het Woningbedrijf adviseert het verzoek niet toe te staan ,.en de huurders mede te deelen dat indien ze voor een huurprijs van ƒ3.— per week een woning kunnen betrekken, die geschikter is dan de thans bewoonde, het hun vrijstaat, met inachtneming van een opzeg termijn van een week, de woning te verlaten." De heer Muller: Dat acht ik een schandaal De Voorzitter: Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Muller dat niet goed vindt en dat hij van meening is dat een ambtenaar dat niet aan Burgemeester en Wet houders mag zeggen. Ik vind dat een ambtenaar de vrijheid moet hebben om zijn meening, ook tegenover Burgemeester en Wethouders, te uiten en te handhaven en ik ben van meening dat dit meer is te apprecieeren dan dat door hem te allen tijde in de meening van Burgemeester en Wethouders wordt meegegaan. Ik heb mij niet aan dien zin gestooten en in den grond van de zaak is het toch volkomen juist wat daarin wordt gezegd; men heeft toch geweten hoe de wo ningen waren, toen men die huurde en nu men daar pas in zit, komt men met dit verzoek, zonder dat men de lasten voor zijn rekening wil nemen in den vorm van meer huur. Anders zou men nog kunnen zeggen: het is niet erg dat wij daar wat meer geld in steken, want de huurders zijn bereid hiervoor in den vorm van meer huur een behoorlijke rente en afschrijving te betalen. Voor de huurders was het dan dus een kwestie van geld, maar dat wordt hier niet aangeboden. Ik wil wel zeggen dat ik ook wel van de veronderstelling uitga, dat dit niet mogelijk is, maar dan moet men ook niet zeggen dat zij meer kunnen vragen. Ik vind dus dien zin niet zoo erg en ik heb er mij niet aan gestooten. Dat is ook een reden die hierbij komt en die men ook in het oog moet houden. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Van Kollem om het prae advies aan te houden en Burgemeester en Wethouders te verzoeken aan den Raad een kostenberekening over te leggen van de door hem bedoelde bergplaatsen, wordt met 17 tegen 11 stemmen verworpen. Voor stemmende heeren Dijkstra, B. Molenaar, Van der Meulen, IJtsma, Muller, Van Kollem, Hooiring, Botke, Koopal, De Boer en Balk. Tegen stemmende heeren Hoogland, Van der Schoot, Feitsma, Wiersma, Hofstra, Hettinga, Ritmees ter, Westra, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Buiel, Oosterhof f, Vromen, Terpstra, Turksma, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Weima en Stobbe. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wet houders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 8