418 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
taak niet. Als wij de zaak algemeen beschouwen, wil ik
wel zeggen Uw voorstellen zijn door mij gewogen en
als ik die zie, moet ik ze terugwijzen, omdat ik ze te
licht heb bevonden.
Mijnheer de Voorzitter, wij hebben op het oogenblik
tal van andere zaken, liggende in de lijn van de ver
houding van dit oogenblik. Er is op het oogenblik op
de begrooting uitgetrokken een bedrag van 70.000.
voor onderhoud van straten en pleinen. Dat bedrag is,
vergeleken bij 1932, met 10.000.— verlaagd. Ik be
grijp wel, het zijn zuinigheidsmotieven, die het college
van Burgemeester en Wethouders hebben geleid bij het
doen van dit voorstel, maar als men rekent dat in die
70.000.ook zit een bedrag voor aankoop van de
benoodigde steen en dat het overige werkloon is, dan
kom ik tot de conclusie, zooals ik de vraag ook heb
gesteld in de sectie: zal zich dat op den duur niet wre
ken Zal Leeuwarden, gezien de uitbreiding, ook in het
leggen van straten, geen belang hebben bij een verzwa
ring van dien post? Ik meen, op grond van het feit, dat
ik er iets van kan weten, dat deze post nu wel gezet is
op 70.000. maar dat ik den Raad en Burgemeester
en Wethouders toch ernstig in overweging moet geven,
om daarvan voortaan niet meer af te halen en het be
drag zoo mogelijk weer te brengen op het oude plan.
Er is hier straks ook gesproken over het rapport van
den Directeur van Gemeentewerken omtrent het aan
besteden van schilderwerk. Er is hier verleden jaar in
den Raad een sterk pleidooi gehouden door den heer
Terpstra, om den particulieren patroons een kans te
geven op dergelijke werken in te schrijven, door dat
werk aan te besteden. Maar als er op het oogenblik iets
gebleken is, dan is het wel dit. U mag dan misschien
zeggen, dat dit het gevoelen is van den Directeur per
soonlijk, maar als men kennis neemt van de bijzonder
heden, die zich bij de inschrijving op dit schilderwerk
hebben voorgedaan, dan zou ik zeggen dat, als de hee-
ren, die op een gegeven oogenblik ruzie kregen in eigen
verhouding, die ruzie niet hadden gehad, de gemeente
dan het kind van de rekening was geweest en dan had
den wij de zaak kunnen betalen met een zoodanige pot,
dat wij konden zeggen dat wij niet goedkoop uit waren.
Naar mijn meening moet dit rapport worden gezien in
het licht van de bijzonderheden en dat, waar wij zijn
voor overheidswerk, w;j ons daar volkomen aan kunnen
overgeven. Het blijkt dat, zooals de zaak door de schil
derspatroons wordt behartigd, deze onze goedkeuring
niet kan hebben en dat de Directeur met zijn rapport
een pleidooi heeft geleverd voor uitvoering van werken
in eigen beheer.
Dan is er verder gesproken over het ziekenhuis en
Burgemeester en Wethouders hebben toegezegd, dat zij
zouden willen onderzoeken de kwestie van het instellen
van de 48-urige werkweek voor de zusters. Ik ben ver
blijd, dat dit antwoord is gekomen, maar ik zou willen
vragenals dat onderzoek is ingesteld, krijgt de Raad
dan inzage van de resultaten van het ingestelde onder
zoek? Het is voor mij zoo. De zusters van het zieken
huis hebben tot nog toe de 55-urige werkweek in ver
band met het Verplegingsbesluit en de zaak van de
48-urige werkweek is daar nog nooit overwogen. Ik
weet wel, invoering daarvan zal eenige bezwaren geven,
maar wij moeten tegelijk niet vergeten, dat er voor tij
delijk personeel altijd nog 1500.— is uitgetrokken en
als er misschien een gering aantal zusters aan de be
staande werden toegevoegd, zou het misschien zeer wel
mogelijk zijn dat de 48-urige werkweek werd inge
voerd.
Dan heb ik kennis genomen van het nadeelig verschil
van het stratenfonds. Als ik dat zie en ik weet dat er
gedurende de twee jaar, dat ik in den Raad zit, elk jaar
pl.m. 65.000.— is gestort in het stratenfonds, dan vind
ik dat nadeelig verschil van 284.618.06 niet onrust
barend. Die zaak heeft mijn instemming, omdat dóór
het stratenfonds juist de zaak van de werkverruiming
wordt gediend en tegelijk ook de stadsverbetering. Als
men dat voor oogen houdt, dan zeg ik, wij zijn in dat
opzicht op den goeden weg.
Ik kom thans tot de kwestie van de demonstraties,
waarvoor de heer Wiersma scherpere maatregelen
wilde hebben. Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij. dat
die zaak op het oogenblik niet in handen van den Raad
is, want wij zouden hier dan krijgen verschillende on
verkwikkelijke dingen, die misschien niet bevorderlijk
zouden zijn voor den goeden omgang. Ik ben blij. dat
die zaak in handen van den Burgemeester persoonlijk
is, als hoofd van de Politie en ik meen voor zoover
ik weet is er maar één uitzondering, waarbij de Burge
meester vergunning heeft geweigerd, op grond van
bijzondere voorwaarden, die niet waren nagekomen
waar wij als richting veel gebruik maken van de straat
en wij daarbij nooit aanstoot hebben gegeven, ook niet
wat betreft de welvoeglijkheid, dat de scherpere maat
regelen, die de heer Wiersma wil, zullen worden terug
gewezen en dat wij dezelfde vrijheid van meenings-
uiting zullen behouden, ook al is die meening dan niet
naar den zin van een deel van den Raad.
Verder ben ik verheugd, dat er ten slotte praeadvies
zal worden uitgebracht over het rapport-Landeweer.
Ik weet niet, wanneer die zaak haar beslag zal krijgen,
maar niettemin zou ik Burgemeester en Wethouders
willen vragen, gezien op het oogenblik den toestand bij
de aanlegplaats van de schepen, die zand en grint aan
voeren voor het nieuwe sportterrein, aan de Lange
Negen, waar thans in het bijzonder gebaggerd is, of
dat baggerwerk niet wat zou kunnen worden doorge
trokken. Ik bedoel niet alleen het gedeelte tot Lande-
weer maar ook meer naar de Poppebrug, waar ook
industrieën zijn en waar men b.v. grint en turf moet
ontvangen. Ik zou dus willen dat het baggerwerk ook
zoover werd doorgetrokken, opdat men daar zal krijgen
een behoorlijke verbetering van het Vliet en de sche
pen, die daar moeten lossen, niet al te veel moeilijkheid
zullen hebben om daar te komen.
Dan is er nog de kwestie van het verlagen van de
grens voor het toepassen van speciale tarieven van
5000 K.W.U. naar 3000 K.W.U. Dat is aangekondigd
en er is zelfs een voorstel van gemaakt, om dat bij
verordening te bepalen. Wat mij daarbij is opgevallen
is, dat Burgemeester en Wethouders niet weten hoever
de financiëele gevolgen van die vermindering gaan. Wij
hebben wel een algemeene lijst, die ik ook van den Di
recteur van de Lichtbedrijven heb gekregen; hij heeft
ons wel een lijst toegezonden, waarop verschillende
winkeliers voorkomen, maar die lijst zegt mij niet veel.
Er worden daarop wel overgenomen verschillende be
drijven, die willekeurig zijn genomen over een groot
aantal, maar er blijkt niet uit welke druk er op dat
oogenblik op die bedrijven zal worden gelegd, maar wel
dat er een ietwat ander verbruik zal komen. Het is op
het oogenblik zoo, dat bij een afname van 5000 K.W.U.
bijzondere contracten kunnen worden genomen. Nu zal
die grens worden verlaagd naar 3000 K.W.U. en daar
van zou ik nu een bijzondere berekening willen hebben.
Waar dat niet is gebeurd, zou ik den wethouder willen
vragen, alvorens daar nader op in te kunnen gaan, hoe
hij die zaak stelt.
Nu is hier, om nog even terug te komen op de ver
laging van de electriciteitsprijzen, gezegd, dat er een
voorstel zal komen om den prijs van het enkel tarief
met 5 cent te verlagen en er is hier een bedrag van
85.000.— genoemd, dat deze maatregel zou kosten.
Uitstekend, maar ik voor mijzelf heb die zaak eens
doorgetrokken en er ook het dubbel- en piektarief bij
genomen en ik kwam dan, als men hier besluit tot een
verlaging van het enkel tarief met 5 cent, tot een totale
verlaging van 115.000.—. Als men nu op het oogen
blik nagaat, dat bekend is geworden van den Directeur,
dat juist een lager verbruik over het enkel tarief schade
levert aan het bedrijf zelf, had ik wel willen weten, hoe
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 419
men zich de compensatie van dat bedrag denkt. Er is
hier door de rechterzijde, of ik mag in dezen wel zeggen
door verschillende Christelijk-Historische en Anti-
Revolutionnaire leden, te kennen gegeven: wel, je voert
maar verschillende posten van de begrooting af en
klaar is Kees. Ja, als men er toe overgaat om ten op
zichte van het Bewaarschoolonderwijs en het subsidie
aan de Friesche Orkest Vereeniging en aan de Muziek
school de posten te schrappen of het subsidie of een
deel daarvan en ook de noodige bedragen van de sub
sidies aan de verschillende vereenigingen afneemt, dan
kom ik tot de conclusie, dat dit wel een zeer gemak
kelijke oplossing is, maar is het wel de juiste oplossing?
Moeten wij op die dingen, die ook wij voelen als dingen
van groot maatschappelijk nut en van cultureele betee-
kenis, op een dergelijke wijze bezuinigen Dan zeg ik
waar de begrooting kloppend is gemaakt en waar
c-nkele subsidies, althans wat betreft de salarissen aan
de Muziekschool, al met een klein percentage zijn ver
minderd, wat voor reden is daar dan voor? Want als
men overgaat tot verlaging van de electriciteitsprijzen,
zit daar voor U natuurlijk aan vast schrapping van die
subsidies en het toepassen van bijzondere maatregelen
op dingen, die wij op het oogenblik zien als dingen van
algemeen nut.
Mijnheer de Voorzitter, ik wijs dus af het voorstel
van den heer Dijkstra om te komen tot verlaging van
enkele klassen van de Gemeentefondsbelasting, ik wijs
ook af de verhouding om te komen tot verhooging van
opcenten op de Personeele Belasting en ik wijs ook af,
radicaal af, de voorgenomen bezuinigingen, die de
rechterzijde heeft aangekondigd, n.l. om te komen tot
schrapping van dingen, die wij noodzakelijk achten
De heer Terpstra: Een nieuwe burgerlijke partij
De heer Koopal: Laat dat zoo zijn; laat ik dan be-
hooren tot een nieuwe burgerlijke partij, maar die partij
ziet de objectiviteit der dingen groot. En wij zeggen
Uweest voorzichtig, want Uw politiek is tè door
zichtig, omdat wij Uw bedoeling niet anders kunnen
begrijpen dan dat alles, wat de gemeentelijke Overheid
naar Uw meening niet moet doen, door Uw voorstellen
om hals moet worden gebracht, om dan te kunnen
zeggen wij zijn het, door wie hier in Leeuwarden de
zaak is geredIk meen dat op het oogenblik de ver
houding zoo is. Wij hebben en hadden hier op het
oogenblik de realiseering van dingen, die wij noodig en
wenschelijk achten en als gij het schrappen van der
gelijke dingen wenscht voor te stellen, ga dan Uw
gang. maar ik trek straks mijn conclusies uit Uw
handelwijze.
De heer Van der Schoot is intusschen ter verga
dering gekomen.
De Voorzitter: Ik deel den Raad mede, dat is inge
komen de volgende motie, onderteekend door de heeren
Buiel en Weima
,,De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien de voor 1933 voor het Gemeentelijk Elec-
triciteitbedrijf geraamde winst groot 350.000.
spreekt als zijn oordeel uit, dat deze groote winst
te monopolistisch is en als zoodanig afkeuring ver
dient;
gaat over tot de orde van den dag."
Verder is nog ingekomen een voorstel van de heeren
Wiersma en Weima, dat luidt als volgt:
..Ondergeteekenden stellen voor ten behoeve van
het Openbaar Slachthuis een reservefonds te stichten,
groot 50.000. en dit vol te storten uit de winst
die dit bedrijf oplevert."
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Mag ik
even vragen of de kwestie van het Openbaar Slachthuis
bij de algemeene beschouwingen wordt behandeld of
bij de begrooting van het Openbaar Slachthuis
De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen uitsluitend
de kwestie van het reservefonds van het Openbaar
Slachthuis te behandelen bij de begrooting van dat be
drijf. Indien de geraamde winst zou worden gebruikt
voor een reservefonds, komt wel de gemeentebegroo-
ting er aan te pas. Toch zal ik de kwestie van het in
stellen van een reservefonds doen behandelen bij de
begrooting van het Openbaar Slachthuis.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, verschil
lende omstandigheden buiten mijn wil hebben mij ver
hinderd om een zóó actief deel aan de beraadslagingen
van dezen dag te nemen als ik wel zou willen. Ik zal
dus zeer kort zijn in mijn opmerkingen, omdat ik anders
vrees verschillende dingen te zeggen, die hier misschien
al uit den treure zijn betoogd. Ik wil beginnen met te
constateeren dat de wijze, waarop men ook dit jaar
weer de begrooting heeft ingediend, niet bevorderlijk
is voor een goede samenwerking en een goede ver
houding tusschen het college en den Raad.
Het college, dat uitdrukkelijk verklaard heeft bij
vorige gelegenheden er prijs op te stellen en dat
moet men ook als van zelf sprekend aannemen dat
de Raad behoorlijk kan medewerken aan de tot stand-
koming van de begrooting, moet er zich van bewust
zijn, dat het voor de Raadsleden onmogelijk is om in
den korten tijd tusschen de aanbieding van de begroo
ting op 30 November en de eerste sectievergadering
op 7 December, waarin dus ook nog St. Nicolaas valt,
de begrooting voldoende te bestudeeren.
Op 29 November was er Raadsvergadering en den
volgenden dag is de begrooting pas uitgegaan. 7 De
cember is de eerste sectievergadering gehouden en men
moet toch de mogelijkheid openlaten, dat de fracties
kunnen vergaderen vóórdat de sectievergaderingen
worden gehouden.
Gezien het feit dat verschillende Raadsleden hoofd
van een gezin zijn, waar men in meer of mindere mate
iets aan St. Nicolaas doet en waar bovendien in dezen
toch al zoo korten tijd van bestudeering ook nog een
Zondag valt en voor degenen, die niet den Zondag
vieren, een Sabbathdag, is door allen sterk gevoeld
over de motieven behoef ik feitelijk niet langer te spre
ken dat op deze wijze een grondige bestudeering
van de begrooting niet mogelijk is. Hoe men deze zaak
draait of keert, indien er geen verandering in komt, zal
het moeten uitloopen op een conflict tusschen Burge
meester en Wethouders en den Raad. Ik zou dit zeer
betreuren. Van 1927 af, zoolang ik dus Raadslid ben,
heb ik ieder jaar bij de begrooting deze opmerking ge
maakt en altijd zonder resultaat, maar er is eenige voor
uitgang en dat is dit: dat in 1927 ik de eenige was, die
deze opmerking maakte en geen genoegen nam met de
motieven die geleid zouden hebben tot een zoo korten
voorbereidingstijd, maar langzamerhand komen er meer
stemmen in den Raad die zeggen: het gaat niet langer
zoo.
Vooral in tijden als nu, in moeilijke tijden, wanneer
het zeker voor het bestuur van een gemeente zeer
moeilijk is om de zaak loopende te houden, kan alleen
door een zeer goede en welwillende samenwerking
tusschen de verschillende instanties die samen het ge
meentebestuur vormen, iets goeds te voorschijn komen
en daarom, mijnheer de Voorzitter, wil ik dit punt nog
even aanwijzen, niet omdat er in deze van onwelwil
lendheid sprake zou zijn ik geloof wel degelijk dat
er jaren lang factoren aanwezig waren, die reden zijn
geweest, dat de Raad niet al te sterk hiertegen heeft
geprotesteerd, hetgeen de toestand heeft doen beklij
ven maar omdat ik vrees dat op den duur de moei
lijkheden niet zullen uitblijven. Dat de Raad prijs stelt
op een rustige beschouwing van belangrijke onder-