488 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932,
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
Volgnos. 159—196 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 197. Kosten ter uitvoering van de Onge
vallen-, Invaliditeits- en Ziektewet 8.000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik zou even
willen spreken over post 197, ten aanzien van de kosten
van de Ziektewet. Deze post komt nog wel meer voor,
maar ik meende, dat ik het hierbij even kon aanstippen.
Ik zou willen vragen hoeveel procent men eigenlijk be
taalt aan de bedrijfsvereeniging. Zoo ik weet is de
gemeente voor alle bedrijven bij de bedrijfsvereeniging
aangesloten, die altijd den naam heeft dat zij goedkoop
is. Nu is door mij dit jaar bij de behandeling van het
sportterrein ook deze kwestie naar voren gebracht en
ik wil er nu nog eens op terug komen.
Het is mij gebleken, dat de gemeente een veel hooger
percentage betaalt dan bij de publiekrechtelijke instel
lingen. Ik geloof dat de gemeente 2.65 betaalt, ter
wijl bij een ander publiekrechtelijk lichaam op het
oogenblik 2.3 wordt betaald. Daarbij komt nog, dat
de premie door de gemeente bij voorschot moet worden
voldaan. Voor alle gemeentebedrijven tezamen geeft
bet verschil in premie 2.3 of 2.65 voor de
gemeente een verschil van 2000.— of 3000. Ik
vermoed zelfs, dat het meer is. Ik zou graag willen
weten wat men hier betaalt, of 2.65 of 2.3 of
welk percentage dan ook. Ik zeg er uitdrukkelijk bij,
dat de betaling bij de bedrijfsvereeniging geschiedt bij
vooruitbetaling, wat de gemeente een belangrijk bedrag
aan rente scheelt.
De Voorzitter: Ik moet even opmerken, dat hiervan
in het Sectieverslag niets staat en ik wil dit mede-
deelen, anders had ik mij persoonlijk op de hoogte ge
steld. Ik wist niet dat deze vraag gesteld zou worden
en ik heb daarom geen gegevens ter beschikking. Die
vraag schijnt, naar ik nu hoor, achteraf te zijn gesteld.
Ik wist niet dat het ter sprake zou komen.
De heer Ritmeester (wethouder): Ik wil iets van deze
zaak zeggen. Wanneer de heeren zoo plotseling maar
alle mogelijke vragen stellen, dan zal ik aan den voor-
zichtigen kant moeten blijven. De Gemeenteraad heeft
in Februari 1930 het besluit genomen om zich voor de
Ziekteverzekering aan te sluiten bij de Centrale Risico-
Bank. Als ik den heer Buiel wel begrijp, dan gaat het
hierom, wat op het oogenblik, practisch gesproken,
voor de gemeente het meest voordeelig is, de Raad van
Arbeid de heer Buiel of de Centrale Risico-Bank
de Burgemeester. Maar ik wil dit zeggen er komt
een eigenaardige kwestie bij, want wanneer een arbei
der ziek is, dan gaat de Centrale Risico-Bank uitbetalen
naar het loon. dat die arbeider op het oogenblik over
een tijdvak van twee weken in de werkverschaffing
verdient. De Raad van Arbeid betaalt uit naar het loon,
dat men het laatste jaar verdiend heeft, wat dus voor
de zieke arbeiders aanmerkelijk voordeeliger is. Het
scheelt niet onbelangrijk. Zij betalen beide 80 van het
loon uit, maar dat komt niet op hetzelfde neer. Indertijd
is bij de afrekening gebleken, dat wij voor de Werkver
schaffing aan de Bank 5.2 moeten betalen. Nu is op
het oogenblik de zaak hangende. Wanneer wij hier een
tweetal arbeiders hebben en de een is verzekerd bij den
Raad van Arbeid, dan krijgt hij een hoog ziekengeld
uitgekeerd en de ander is bij de Centrale Risico-Bank
en krijgt een laag ziekengeld uitgekeerd, wat tengevolge
heeft gehad, dat de Centrale Risicobank aan den Mi
nister heeft gevraagd om deze zaak in orde te brengen.
Het loopt al sinds November, maar er is nog geen be
slissing over genomen. Wij weten niet wie gelijk heeft.
Ik wil geen partij kiezen en in elk geval moeten wij de
beslissing afwachten. Meer kan ik er verder dus thans
niet van zeggen.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij
persoonlijk aansluiten bij hetgeen door den heer Buiel
werd gevraagd ten opzichte van de verzekering door
de gemeente bij een bedrijfsvereeniging. Ook ik ben van
meening, dat als de gemeente zich goedkooper kan ver
zekeren dan thans, zij dit moet doen. Als de heer Buiel
meent, dat voor de werkverschaffing de premie 2.3
bedraagt, dan wil ik er op wijzen, dat wij er rekening
mee moeten houden, dat deze premie voor verandering
vatbaar is. Art. 123 der Ziektewet is wel ingevoerd,
doch de daarbij vastgestelde premie staat niet vast.
Persoonlijk blijf ik van meening dat het vreemd aan
doet, dat een Overheidslichaam zich verzekert bij een
bedrijfsvereeniging en niet bij een daartoe door de
Overheid ingesteld lichaam. Wat de uitkeering betreft,
zijn beide aan de wet gebonden, n.l. 80 van het loon.
De berekening kan verschillend zijn. Ik meen dat het
bij den Raad van Arbeid zóó is, dat het bedrag, ont
vangen in de rouleerweek en het verdiende loon in de
werkweek, wordt samengevoegd en gedeeld door 12,
of art. 7, 2e lid, der Ongevallenwet wordt toegepast,
n.l. 26 X dit bedrag 300. Ik blijf echter persoonlijk
van gevoelen, dat een onderzoek door het college van
Burgemeester en Wethouders naar de bedragen moet
worden ingesteld en het voordeeligste voor de gemeente
moet worden gekozen.
De VoorzitterIk wil even opmerken, dat de wet
den Raad van Arbeid en de erkende bedrijfsvereni
gingen op één lijn stelt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 197 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 198 209 worden onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 1—97b van de Inkomsten, alsmede volgnos.
210—240 van Inkomsten en Uitgaven van den Kapi-
taaldienst worden onveranderd vastgesteld.
De geheele begrooting wordt met algemeene stem
men onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het
Grondbedrijf.
De Voorzitter wil overgaan tot artikelsgewijze be
handeling.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ten op
zichte van het Grondbedrijf, zou ik even de aandacht
van Burgemeester en Wethouders willen vestigen en
hen herinneren aan het feit, dat wij in October
voor onze huurders een welwillende houding hebben
aangenomen en hun tegemoet zijn gekomen. Bij de
totstandkoming van die regeling is van den kant van
Burgemeester en Wethouders naar voren gebracht, dat
het heel moeilijk was daarvoor een juiste en perfecte
regeling te treffen. Ik heb toen getracht er iets aan te
verbeteren, waar men toen, misschien omdat men er
moeilijk over oordeelen kan, niet op ingegaan is. Nu
het vrijwel zeker is, dat de melkprijzen beneden de 5
cent zullen blijven dit jaar en ook de uitkomsten van
de veefokkerij allertreurigst zijn, het gaat met schade
gepaard, meen ik, waar er onder onze huurders
nog menschen zijn, die bij de 40.— per pondemaat
betalen, dat dit feitelijk onhoudbaar is.
Ik zou Burgemeester en Wethouders in overweging
willen geven, den deskundige der gemeentelanderijen
op te dragen een onderzoek in te stellen. Wij zijn door
de getroffen regeling de meesten wel billijk en redelijk
tegemoet getreden, maar er zijn pachters, die nog op
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 489
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
een veel te zware pacht blijven zitten. Ik zou willen,
dat de deskundige een onderzoek hiernaar instelt
en dat de Raad Burgemeester en Wethouders machtigt
ten opzichte van deze enkele huurders een billijke
tegemoetkoming te verstrekken.
Ik wil daarom de volgende motie voorstellen
De Raad, overwegende dat de melkprijs over
1932/33 gemiddeld beneden de 5 cent per Kilo zal
blijven;
dat de veefokkerij daarnevens zelfs niet meer loo-
nend is;
verzoekt Burgemeester en Wethouders hunnen des
kundige op te dragen de positie der stadspachters
eens na te gaan en degenen, die onvoldoende reductie
genieten, aan Burgemeester en Wethouders bekend
te maken;
Burgemeester en Wethouders tot billijke tegemoet
koming te machtigen en gaat over tot de orde van
den dag."
De Voorzitter doet voorlezing van de motie van den
heer Hettinga.
De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter. Na ken
nisname van deze motie, moet ik zeggen, dat ik daar
tegen zal stemmen. Ik zie in den heer Hettinga een
practisch man en juist, omdat ik hem als practisch be
schouw, geloof ik, dat zijn profetische blik zich niet zóó
ver kan uitstrekken, dat hij kan zeggen, dat de melk
prijs over 1933 beneden de 5 cent zal blijven. Hij kan
wel zeggen dat de melkprijzen en de veefokkerij niet
loonend zullen zijn, maar wij weten het niet. Want hoe
wel er op het oogenblik zeer bezwarende omstandig
heden zijn, die het handelsverkeer met het buitenland
belemmeren, toch kunnen door conferenties in een enkel
oogenblik de tariefmuren geslecht worden. Ik zeg niet,
mijnheer de Voorzitter, dat het gebeurt, maar het kan
gebeuren en het zou wenschelijk zijn, dat men het deed.
Het is daarom dat ik de consequentie van deze motie
niet durf te aanvaarden op dit oogenblik. Wanneer er
iets onbillijks zal zitten in de pacht, dan geloof ik wel,
gezien de practijk van de laatste maanden en van de
laatste vergaderingen zou ik haast zeggen, dat wij het
gerust aan de pachters kunnen overlaten, om, wanneer
men meent recht te hebben op restitutie, alsnog bij het
Gemeentebestuur aan te kloppen, dat daarvoor, binnen
het raam der mogelijkheden, zeer zeker wel een gewillig
oor zal hebben.
De Voorzitter: Mag ik misschien opmerken, dat het
te doen gebruikelijk is deze kwestie te behandelen in
Mei en November, wanneer de huurtermijnen vervallen.
Nu was in November j.l. ook weer een huurtermijn ver
vallen en toen zijn Burgemeester en Wethouders met
een voorstel gekomen dus een paar maanden geleden
- en de Raad heeft dit voorstel tot reductieverleening
aangenomen. Toen heeft de heer Hettinga een ander
voorstel gedaan, dat toen met meerderheid van stem
men is verworpen, met andere woorden, op het oogen
blik zal de Raad er niet aan denken het voorstel van
den heer Hettinga aan te nemen, waarin wordt verzocht
aan Burgemeester en Wethouders om den deskundige
te willen opdragen de zaak nog eens te bekijken. Zoo
kan men wel aan den gang blijven. Ik dank voor het
vertrouwen dat de heer Hettinga in Burgemeester en
Wethouders stelt! Wanneer de deskundige aan Bur
gemeester en Wethouders bekend maakt, dat er naar
zijn oordeel onvoldoende reductie wordt genoten en
Burgemeester en Wethouders daarbij een billijke tege
moetkoming willen geven, als het ooit zoover is, dan
zal de Raad zelf daarover moeten beslissen. Waar de
huurtermijnen in Mei en November vervallen, zouden
wij zooals ook de heer Turksma heeft gezegd nu
reeds voor de toekomst een beslissing nemen en dat
lijkt mij zeer moeilijk. Bovendien zal het bekend zijn,
dat een pachter, nu de wet-Ebels is ingevoerd, in be
roep kan komen, als hij niet tevreden is. Men behoeft
zich voor een reductie niet meer te geneeren. Als zij
niet tevreden zijn, kunnen zij gebruik maken van deze
wet. Ik zie de noodzakelijkheid van deze motie op het
oogenblik niet in.
Wprdt deze motie ondersteund?
De heer Hettinga: Als de motie niet ondersteund
wordt, dan trek ik haar in.
De Voorzitter: De motie wordt niet ondersteund en
is dus vervallen.
De heer Buiel: Ik zou een vraag willen stellen, die
ik niet bij een bepaa.ld onderdeel kan onderbrengen,
een vraag die de heer Ritmeester ook heeft aangeroerd.
In de sectie is o. a. aangevoerd de heer Vromen
heeft terecht opgemerkt, dat men niet alles onthouden
kan dat het eigenlijk wel zonde is dat het terrein aan
de Peperstraat braak ligt, een terrein dat op 200.—
per M2. getaxeerd wordt. Ik zou willen vragen wat
wil de gemeente doen om van de lasten van dit terrein
af te komen? Wordt er reclame voor gemaakt of laat
men het liggen zooals in Amsterdam den Dam destijds
De Voorzitter: Ik wil even opmerken, dat ik de zaak
niet zoo precies in mijn hoofd heb als de wethouder
van Financiën, maar ik meen dat het terrein aan de
Peperstraat niet bij het Grondbedrijf, maar bij het Wo
ningbedrijf voorkomt. Dat is niet hetzelfde.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Er is in
de secties nog iets gevraagd en ook in het Sectieverslag
opgenomen omtrent een zaak, die bij de algemeene be
schouwingen wel even is aangeroerd en misschien
wel meer dan even maar die m. i. toch te belangrijk
is om ze nog niet even ter sprake te brengen bij de aan
gename gedachtenwisseling, die we nu twee maal 24
uur bezig zijn te houden, n.l. de vraag ten opzichte van
de rente en de mogelijkheid van afkoop van de erf
pacht
De heer De Boer (wethouder): Die kwestie is van
morgen al behandeld, toen was U er niet.
De heer Vromen: Ik zeg ook, bij de algemeene be
schouwingen is die zaak besproken, maar m. i. niet vol
doende ik vind althans reden om daarop terug te
komen, omdat ik het zou betreuren dat alles, wat hier
is gezegd, geen gevolg zou hebben en wanneer alles
zou blijven zooals het is. De wethouder van Finan
ciën heeft wel aangetoond dat aan een mogelijke ver
laging van de rente buitengewone consequenties vast
zitten en hoe het gevolg zou kunnen zijn dat door goed
kooper bouwmogelijkheid en lagere koopsommen en
woninghuur schade aan de gemeente zou worden ge
bracht, hetzij door een tekort op de exploitatie van de
woningvereenigingen, hetzij door een tekort op de ex
ploitatie van gemeentewoningen. Daarmee heeft de wet
houder op zichzelf betoogd, dat men met het verlagen
van rente voorzichtig moet zijn en dat is ook volkomen
juist, maar daarmee ligt ook onmiddellijk voor de hand
deze conclusie, dat aan het erfpachtsysteem in zijn
tegenwoordigen starren vorm groote bezwaren zijn
verbonden, n.l. dat het de huren en de kosten van de
woningen gaat stabiliseeren op hooge prijzen. Want
wanneer het particulier initiatief geheel alleen deze zaak
beheerscht zou hebben, zou waarschijnlijk het gevolg
zijn geweest dat wij ups and downs hadden gekregen
in de huren, als gevolg af en toe van de bouwspecu-
laties. Nu acht ik deze laatste zeer af te keuren, van
daar dat ook ik het Gemeentelijk Grondbedrijf als een
noodzakelijk iets beschouw, omdat ook de gemeente