496 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
een zwaren dienst moet men een zwaren auto met een
zwaren motor nemen.
Mijn meening is nu, dat wij niet direct tegen aan
houding moeten zijn, maar ik zou het toch op prijs
stellen ons eerst door den wethouder te laten inlichten
over de verschillen van de verschillende aanbiedingen.
Ik voor mij sta, afgescheiden van de vraag welk merk
moet worden genomen, zeer beslist op het standpunt,
dat er een zware auto met zwaren motor moet worden
genomen, maar ik zou, alsvorens hierover te stemmen,
graag nog het een en ander van den wethouder hooren.
De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou naar
aanleiding van dit voorstel, nu U toch de zaak in het
algemeen laat bespreken, dit willen zeggen, dat hier
eigenlijk mede in het geding is gebracht of het Reini-
gingsbedrijf in de richting van mechanisatie zal voort
gaan. Nu heb ik als buitenstaander van de verplaat
singsgeschiedenis van het aschland naar buiten mij
altijd op het standpunt geplaatst, dat ik mij niet anders
kon indenken dan dat dit zou gebeuren; dat staat wel
vast en als men daar dan in gaat groeien, clan is het ver
keerd om, als die verdere mechanisatie ter sprake komt,
dan mede in het geding te brengen de werkzoekerij en
de werkloosheid. Deze kwestie zou in het geding kun
nen zijn, als op deze wijze werklieden zouden moeten
worden ontslagen, maar hier is uitdrukkelijk gezegd dat
hierdoor uitbreiding zal worden voorkomen, anders
niet. Van dien kant moet men het bezien.
Toen deze zaak in de sectie breedvoerig is besproken,
ben ik als zeer jong Raadslid zoo naïef geweest, toen
de wethouder zei dat er dezer dagen een wagen was
gekomen, dat ik mij heb voorgesteld dat wij dien wagen
zouden krijgen te zien. Ik wil wel zeggen dat ik er nog
op wachtte, dat wij dezer dagen dien wagen zouden
kunnen bekijken, maar dat is niet gebeurd. Nu weet ik
niet of het wel zoo belangrijk is dat alle Raadsleden alle
types van wagens zien, maar nu ik hoor, dat zelfs de
Commissie, die deze zaak moet behartigen en die daar
over moet adviseeren, niet op een eenstemmige wijze
een beetje kijk op de wagens kan krijgen, neigt men er
wel toe over om deze zaak uit te stellen.
Ik had verwacht, toen de discussies deze wending
namen, dat van Uw zijde een meer verstrekkend voor
stel zou zijn gedaan dan om Burgemeester en Wethou
ders te machtigen nog eens een onderzoek in te stellen
omtrent de aanschaffing van wagens, afgezien van het
type. Nu acht ik een voorstel tot aanhouding wel
eenigszins bedenkelijk, als dat zou kunnen beteekenen,
dat daardoor de gang van zaken bij het bedrijf werd
gestoord. Als dat voorstel zonder meer beduidt om
dezen post te laten staan en binnen zeer korten tijd de
genen, die er het nauwste bij betrokken zijn, meer op
de hoogte te stellen van de verschillende wagens, die
hiervoor disponibel zijn, dan geloof ik dat er geen be
zwaar is tegen dit voorstel, maar als die poging inhoudt,
dat daardoor het bedrijf in ongelegenheid zal komen,
dan zou ik mijn stem daaraan niet kunnen verleenen.
Ik zie echter al dat ook de bedoeling van de voorstellers
is de eerste veronderstelling, die ik uitsprak en dan kan
ik voor het voorstel van de heeren Hofstra en Stobbe
stemmen, als er geen andere dingen achter zitten.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik was aan
vankelijk niet van plan bij deze kwestie het woord te
voeren, maar nu er een voorstel tot aanhouding is, zou
ik toch een paar woorden willen spreken in dezen zin,
dat ik mij op het oogenblik niet zal uitlaten over het
type van wagen, dat wij moeten aanschaffen. Ik ben
toevallig eenige weken geleden in de gelegenheid ge
weest om een nieuwen Faunwagen te zien
De Voorzitter: Met of zonder Ford-motor?
De heer Muller: Dat weet ik niet, daar heb ik geen
verstand van. Daarom zeg ik, over het type wensch
ik niet een oordeel uit te spreken, omdat er niet één
deskundige is geweest, die ten opzichte daarvan een
bepaald standpunt heeft ingenomen, ook al conclu-
deeren wij: dat is de wagen, dien wij moeten gebruiken.
Maar nu er een voorstel tot aanhouding is, zou ik deze
vraag onder de oogen willen zien, die meen ik ook
reeds door den heer Vromen of door den heer Ooster-
hoff is ter sprake gebrachtmoeten wij op het oogen-
blik, nu wij bij ieder voorstel en bij iedere omstandig
heid denken aan eventueele werkverruiming en aan
voorkoming van eventueel ontslag van menschen. nog
verder gaan met de mechanisatie bij dit bedrijf of is het
misschien mogelijk in verband daarmee die mechanisatie
thans nog een paar jaar uit te stellen? Waar er nu een
voorstel tot aanhouding is, zou ik aan de voorstellers
willen verzoeken, dat voorstel nog een oogenblik in
petto te houden, totdat aanstonds de uitspraak zal zijn
gevallen öf wij inderdaad in verband met deze kwestie
voorloopig tot verdere mechanisatie moeten overgaan,
ja of neen. Als er wordt beslist, dat wij daartoe wèl
zullen moeten overgaan, dan zou ik graag het voorstel
tot aanhouding willen ondersteunen, opdat wij later de
gelegenheid zullen krijgen nog nader door deskundigen
te worden ingelicht, welken wagen wij moeten nemen,
den Faunwagen, dien van Rosier of een anderen. Maar
ik zou dus eerst graag willen doen uitmaken zullen wij
bij de Reiniging in de tegenwoordige omstandigheden
j met de mechanisatie verder gaan, ja of neen.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier
een paar opmerkingen maken. In de eerste plaats, dat
dit eigenlijk een zeer eigenaardige gang van zaken is.
Wij hebben de kwestie, die de heer Muller heeft aan
geroerd, ten slotte in den breede besproken en ook in
het college en in de Commissie van de Reiniging is dit
in den breede besproken. Wij hebben in de Commissie
voor de Reiniging een uur of vier gesproken over de
aanschaffing van Faunwagens of wat anders en ten
slotte is de meerderheid van de Commissie gekomen tot
haar advies aan het college, om tot de aanschaffing van
de Faunwagens over te gaan. Wij kregen toen een uit-
noodiging om een bepaalden wagen te zien demon
streeren. Ik heb er geen gehoor aan gegeven, dan kun
je er iedereen wel heensturen, maar ik zal wel oppassen
het woord te voeren over een wagen, waar ik geen
grein verstand van heb. Zij kunnen mij op dit gebied
wel knollen voor citroenen verkoopen. Zoo is het en
niet anders. Ik heb geantwoord aan de firma, als U iets
hebt aan te bieden, ik zal er niet in omroeren, maar
vervoeg U bij het college of vervoeg U bij den Raad.
Ik ben er op gesteld te vernemen van de bestuurstafel
van Burgemeester en Wethouders wat zij ten opzichte
van deze zaak kunnen mededeelen. Dat moeten wij eerst
maar eens hooren en dan kunnen de Raadsleden beter
oordeelen over het systeem. Dat men zal overgaan tot
autotractie, dat heeft de Directeur van het bedrijf in de
eerste plaats uit te maken en dat is ook duidelijk ge
maakt in zijn rapport, zoodat dit voor mij geen vraag
meer is.
Ik zou wel willen, dat op het oogenblik van de tafel
van het college ten opzichte van deze zaak nadere
mededeelingen worden gedaan, als het kan door den
wethouder van de Bedrijven, die mij daar een groot
genoegen mee zal doen. Het moet nu maar eens wezen.
De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, ik wil over deze aangelegenheid heel gaarne het
woord voeren. Er is op het oogenblik aan de orde, het
voorstel tot uitstel. Ik zou willen zeggen, dat ik mij
uiteindelijk tegen het voorstel tot uitstel niet zal ver
zetten, alhoewel ook de Raad zal moeten voelen, dat
het het college eenigszins onaangenaam aandoet, wan
neer er een voorstel tot uitstel komt. Ik zou op het
oogenblik gaarne willen, dat de Raad eerst het college
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 497
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
van Burgemeester en Wethouders aanhoort en daarna
wil beslissen of er aanleiding is door de zeer late offerte,
die nu op het oogenblik in het geding is gebracht en
die in zekeren zin het college van Burgemeester en
Wethouders niet eens heeft bereikt, om de zaak uit te
stellen. Ik laat de uitspraak daarvan gaarne aan den
Raad over, maar ik zou graag in de gelegenheid worden
gesteld om deze geheele zaak klaar en duidelijk den
Raad voor oogen te stellen, opdat blijke, dat door het
college in dezen in alle opzichten de juiste weg is
gevolgd.
Mijnheer de Voorzitter, door den heer Oosterhoff is
de vraag gesteld, of het niet mogelijk was om cijfers
over te leggen, waaruit blijkt, dat de mechaniseering
van het bedrijf werkelijk voordeel oplevert. Toen ik
deze vraag van den heer Oosterhoff hoorde, toen ver
onderstelde ik, dat de heer Oosterhoff de stukken niet
had gezien. Later bleek mij uit het tweede deel van zijn
betoog, dat hij de stukken wel had gezien. Daarom
verwonderde mij de eerste vraag van den heer Ooster
hoff eenigszins, omdat bij de stukken heeft gelegen het
rapport van den Directeur der Gemeentereiniging van
14 Juni 1932, waarin is vermeld dat de tractie, zooals
die op het oogenblik onderhouden wordt, aan de ge
meente kost 45.650.— of rond 46.000.—, terwijl de
voorgestelde tractie aan de gemeente zal kosten rond
ƒ37,000.—. Ik geloof dat ik de onderdeelen niet nader
naar voren behoef te brengen, omdat de Raadsleden
daarvan kennis hebben kunnen nemen, en dus mogen
Burgemeester en Wethouders veronderstellen, dat de
Raad op de hoogte is van de feiten, welke voor de
gemeentebegrooting van beteekenis zijn. De kwestie
van de mechaniseering nu is voor den Raad geen
nieuwe zaak. De kwestie van de mechaniseering van
dit bedrijf is al ter sprake gebracht bij de bespreking
over de verplaatsing van het aschland. Toen is reeds
in uitzicht gesteld, dat dit gepaard zou moeten gaan
met mechaniseering. Met de verplaatsing van het com-
postbedrijf is gepaard gegaan de aanschaffing van
auto's voor het vervoer der faecaliën. Dit is in de eerste
plaats gemechaniseerd, omdat dit gedeelte het eerst is
verplaatst naar het nieuwe terrein. Daarna is hier in
den Raad besloten ook het andere deel van het bedrijf
te verplaatsen naar den Greunsweg. Toen is daarbij
ook weer ter sprake gekomen, dat dit gepaard zou
moeten gaan met mechanisatie van het bedrijf. Dat dit
voorstel ten opzichte van de mechaniseering nog zou
volgen, staat met de verplaatsing van dit deel van het
bedrijf in zekeren zin in verband. Ik weet niet precies
hoe het verloop toen is geweest, maar in elk geval is de
beslissing genomen, dat dit deel van het bedrijf zou
worden gemechaniseerd. Dat zat aan de verplaatsing
van dit deel van het bedrijf naar het nieuwe terrein
vast. Een deel van den dienst is onderhouden door
paardentractie, wat ten slotte een gevolg was van de
omstandigheden. Men heeft gewacht met deze wijzi
ging, totdat de bureaux klaar waren. De kwestie van
de mechanisatie heeft dus werkelijk zeer lang geduurd
en men kan niet zeggen, dat Burgemeester en Wet
houders ten opzichte hiervan zijn gegaan over één nacht
ijs. Het is geweest vóór mijn optreden als wethouder,
dat de toenmalige wethouder met een ander lid van het
college een reis heeft gemaakt naar Duitschland, om
met de verschillende wagentypes kennis te maken. Over
de kwestie van de Faunwagens waren reeds stukken
gewisseld, voordat ik als wethouder ben opgetreden.
De zaak was toen reeds in behandeling. Het gevolg van
een en ander is geweest, dat men inmiddels ook een
aanbieding kreeg van de Fiat-fabriek; bovendien werd
op verschillende autotentoonstellingen, die gehouden
werden, de R. A. I. tentoonstellingen, geregeld kennis
genomen van wat op dit gebied werd gebracht. Er is
rekening gehouden met allerlei aanbiedingen, die be
stonden op dit gebied. Wij hebben een rapport gehad
bij Burgemeester en Wethouders, waarin verschillende
systemen van wagens waren neergelegd. Het slot is
geweest dat op 6 October 1931 een zeer uitvoerig rap
port is verschenen van den Directeur der Gemeente
reiniging, waarbij ten slotte aan Burgemeester en Wet
houders is voorgesteld om over te gaan tot het aan
schaffen van deze Faunwagens.
Toen was de prijs van de wagens nog veel hooger.
Bovendien stonden in het voorstel van den Directeur
enkele dingen, die in het college van Burgemeester en
Wethouders geen goedkeuring konden vinden. Burge
meester en Wethouders konden zich met het aanvan
kelijke voorstel van den Directeur niet vereenigen. Er
was toen voor Burgemeester en Wethouders, die over
enkele dingen bezwaren hadden, absoluut geen reden
deze zaak bij de Commissie voor de Reiniging te bren
gen. Het voorstel is toen weer aan den Directeur der
Gemeentereiniging teruggestuurd met verschillende be
merkingen. Het gevolg is geweest, dat er weer verschil
lende onderhandelingen zijn gevoerd, en wederom ken
nis is genomen van hetgeen inmiddels op de automarkt
was gebracht. Op 14 Juni 1932 is een nieuw voorstel
ingekomen van den Directeur der Gemeentereiniging
het desbetreffende rapport heeft bij de stukken ge
legen waarbij opnieuw werd voorgesteld over te
gaan tot de aanschaffing van 4 Faunwagens, waarvan
de prijs was, zooals die in het voorstel ligt. Dit voorstel
is in het college van Burgemeester en Wethouders
eenige malen besproken en er is nog eens weer een
bespreking tusschen de Directie en Burgemeester en
Wethouders gevoerd, met het gevolg, dat men besloten
heeft om deze zaak bij de begrooting te behandelen,
juist omdat in het algemeen in den Raad de wensch
naar voren komt om dergelijke zaken niet buiten de
begrooting. maar bij de begrooting te behandelen, en
in het algemeen schijnt dit het verlangen van den Raad
te zijn. Bij een van de laatste groote voorstellen, dat
door Burgemeester en Wethouders is gedaan, over een
onderwerp, waarvan Burgemeester en Wethouders
meenden dat het buiten de begrooting om kon worden
behandeld, is door een der sprekers de wensch naar
voren gebracht om een dergelijk groot voorstel bij de
begrooting te behandelen, opdat het in de sectie zou
worden behandeld. Daarom wordt voor dit belangrijke
voorstel speciaal een sectievergadering gehouden, wat
in de laatste 12 jaren niet is voorgekomen. Voor deze
zaak is het niet noodig geweest een aparte sectiever
gadering te houden. Men mag toch veronderstellen, dat
de Raad er prijs op stelt, dat dergelijke dingen bij de
begrooting worden aangebracht en daarom heeft men
deze zaak eenigszins laten wachten, hoewel ze eerder
rijp was voor behandeling. De kwestie is toen gebracht
in de Commissie voor de Reiniging, met het gevolg dat
een rapport is verschenen, dat door die Commissie is
overgelegd. Toen is, kort voor 4 November, een lid van
de firma Rosier hier ter stede bij enkele leden van het
college verschenen, die er op wees, dat ook door
haar huisvuilwagens in den handel worden gebracht
en dat het op prijs werd gesteld een dergelijken
wagen te demonstreeren. Ik weet niet of de wagen hier
is geweest, omdat ik niet op de hoogte was. Ik heb het
later van de leden van het college gehoord. Het gevolg
is geweest, dat naar aanleiding hiervan de Directeur
van de Gemeentereiniging in de vergadering van Bur
gemeester en Wethouders is geweest, waar die aange
legenheid nog weer is besproken. Hij heeft toen uit
voerig uiteengezet, dat het wagentype, dat door de
firma Rosier werd aangeboden, niet het geschikte type
was, waarover hij toen een rapport heeft samengesteld.
Daarna heeft hij dit nogmaals in een schriftelijk rapport
bevestigd, dat bij de stukken heeft gelegen. Den dag,
dat de derde sectievergadering werd gehouden ik
moest in een andere plaats zijn en kon hier dus niet in
de sectie zijn verscheen eensklaps en onverwachts,
wat noch door het Gemeentebestuur, noch door de
Directie van het bedrijf was verzocht, op den vroegen