508 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
dat b.v. het batig saldo is verkregen, doordat ik
noem maar weer een geval een bepaalde ambtenaar
is vertrokken en niet een nieuwe ambtenaar is aange
steld, in elk geval, wanneer het batig saldo niet vol
doende wordt verklaard uit de gegevens, dat de ge
meente Leeuwarden in de gegeven omstandigheden
moet trachten op die posten, kleine en groote bedragen,
te bezuinigen. Ik voel het zoo, mijnheer de Voorzitter,
dat de gemeente uit haar beperkte middelen niet be
hoeft mede te werken tot het vormen van reserves; dat
de gemeente niet behoeft mede te werken tot kapitaal
vorming van deze vereenigingen. Ik voel het dus zoo,
dat, wanneer vereenigingen die met een batig saldo
komen en dat batige saldo niet voldoende weten te ver
klaren, men zeer voorzichtig moet zijn de vroegere sub
sidies ten opzichte van deze vereenigingen te hand
haven, ja, dat het noodzakelijk is, daar ook de gemeente
Leeuwarden voor het volgende jaar het nog sterker zal
gevoelen dan nu.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik zou iets
over deze zaak willen zeggen. Ik betreur het, dat de
heer Buiel deze zaak niet in de sectievergadering heeft
aangesneden, maar ik kan mij volkomen begrijpen, dat
de heer Buiel voor de bestudeering van de details van
de stukken voor de sectievergadering geen tijd heeft
gehad, welke ik persoonlijk ook niet gezien heb en wat
weer een duidelijk licht werpt op de z.g. deskundigheid
van den Raad ten opzichte van de details van de be
grooting. Het is jammer, dat wij deze zaak niet uitvoerig
hebben kunnen bespreken. Ik meen mij toch te herin
neren, dat de Raad van Leeuwarden nog niet zooveel
jaren geleden bij de bespreking van het subsidie-vraag
stuk als maatstaf heeft aangenomen de noodzakelijkheid
van subsidie, die een vereeniging op grond van haar
begrooting kan aantoonen. De noodzakelijkheid is dus
als maatstaf gebruikt om een bepaald subsidie al of niet
te verleenen. Ik bedoel hier het subsidie aan het Diaco-
nessenhuis. Eenige jaren geleden is door deze veree
niging, met het oog op het nadeelig saldo, subsidie
gevraagd en verleend. Eenige jaren later is dit subsidie
van de begrooting afgenomen, omdat de exploitatie
rekening van het Diaconessenhuis niet meer aantoonde
de noodzakelijkheid ervan. Ik weet wel dat dit subsidie
op zich zelf een groot bedrag was, 3000. maar ten
slotte moet men in een huishouding beginnen met in
de eerste plaats op de kleintjes te letten. Ik kan mij be
grijpen, dat men in de gemeentehuishouding in de eerste
plaats naar de groote dingen ziet, maar inderdaad vrees
ik, dat wel eens ten opzichte van de groote subsidies
de maatstaf van de noodzakelijkheid wordt aangelegd,
terwijl men die bij de kleine subsidies al te veel uit het
oog verliest. Zonder in details te beoordeelen of voor
vereenigingen als Parkherstellingsoord" en ,,Pro Ju-
ventute" de noodzakelijkheid van subsidie aanwezig is,
zonder daarin te treden, zou ik de leering hieruit willen
putten, dat het èn voor het college èn voor den Raad
noodzakelijk blijft inderdaad op de kleine subsidies toe
te zien. Dank U wel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 269 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 270—274 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 275. Subsidie aan onderscheidene drankbe-
strijdersvereenigingenf 500.-.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik heb de
stukken gezien, waarbij dit subsidie verzocht is en het
bleek mij, dat deze niet volgens de wet waren gezegeld,
maar dit is de kwestie niet. Ik meen, dat van het sub
sidie, dat gevraagd is, 400.— bestemd is voor diverse
drankbestrijdersvereenigingen en 100.— voor het
Centraal Drankweer Comité. Ik zou nu willen vragen,
hoe wordt die 400.— verdeeld? Ik heb gehoord, dat
deze 400.— wordt verdeeld in achten, dus aan 8
vereenigingen en wanneer ik de verschillende exploi
tatierekeningen zie, dan kom ik alweer tot dezelfde con
clusie, n.l. dat er vereenigingen zijn, die een overschot
hebben en die toch subsidie krijgen. Ik vind een der
gelijke regeling niet goed. Men zou moeten beschouwen
iedere vereeniging individueel en naar aanleiding van
haar financiëele exploitatie zou men het subsidie moeten
verleenen. Het is ook al weer niet, dat ik geen waar
deering heb voor de geheelonthoudersvereenigingen,
maar ik zeg het juist, omdat men een bepaalden maat
staf moet toepassen bij het toestaan van subsidie.
De Voorzitter: De heer Buiel heeft de kwestie aan
geroerd, dat deze subsidieaanvrage formeel niet aan de
Zegelwet zou voldoen. Daarop zou ik als antwoord
willen geven, dat alle verzoeken eigenlijk gezegeld zou
den moeten zijn, maar men kan het ook beschouwen,
omdat reeds eerder subsidie is verleend aan deze ver
eeniging, dat het niet meer een verzoek is van het
Centraal Drankweer Comité, maar een voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Dan is de zaak formeel
gered.
Dan de andere kwestie. Ik wil zeggen, dat het heel
moeilijk voor de gemeente is, alle vereenigingen precies
na te gaan. Wij hebben niet alleen de drankbestrijders
vereenigingen, maar wij hebben ook andere vereeni
gingen en wij kunnen niet speciaal alle vereenigingen
één voor één gaan bekijken en dan bepalen, die zooveel
en die zooveel. Ik ben bang, dat dan de verhouding
tusschen de vereenigingen zoek zal raken. Waar moet
men het naar beoordeelen? Wanneer men het zou be
oordeelen naar het batig saldo, dat een vereeniging toe
vallig eens een jaar heeft, dat lijkt mij een zeer gevaar
lijk systeem, want dan zal men de vereenigingen er toe
drijven dit batig saldo op te maken, waardoor zij weer
subsidie kunnen krijgen. Hoe moet men oordeelen over
de grootte van het subsidie? Toen heeft de gemeente
het systeem aangenomen, dat, nu er een Centrale is van
de verschillende vereenigingen, het subsidie uitgekeerd
zal worden aan die Centrale en dan moeten de veree
nigingen onderling maar uitmaken, hoe zij dit bedrag
zullen verdeelen. Dit komt meer voor en het heeft tot
nog toe geen bezwaren opgeleverd. Wanneer er een
paar vereenigingen zijn, die een batig saldo hebben, dan
zullen zij misschien onderling zeggen wij hebben dit
jaar niet zooveel noodig en dat kan dan aan een andere
vereeniging worden geschonken.
Ik beschouw het zoo, dat de gemeente voor de ver
schillende drankbestrijdersvereenigingen wil besteden
een bedrag van 500.en het laat de gemeente verder
koud of het bij de eene of bij de andere vereeniging
terecht komt.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik zou in
het kort een opmerking willen maken bij de verschil
lende dingen, die de heer Buiel op het oogenblik aan
snijdt. Ik heb dit betoog met belangstelling gevolgd en
kan mij niet begrijpen, wat hem aanleiding geeft al deze
kleinigheden heelemaal na te pluizen. Ik heb er geen
tijd voor en ik vind dit niet een breede beschouwing.
Als wij als gemeente verschillende nuttige instellingen
steunen de heer Buiel heeft verschillende genoemd,
maar er zijn er nog meer dan ben ik het met den
Voorzitter eens, dat er een bepaald systeem moet zijn.
Het gaat niet aan ieder jaar alle vereenigingen opnieuw
te beschouwen. Stel U voor, dat deze drankbestrijders
vereenigingen, 8 in getal, van verschillende richting,
stuk voor stuk allemaal bij het Gemeentebestuur zouden
moeten komen met hun exploitatierekeningen, alle jaren
weer, dat is geen werk. Het is de bedoeling dat de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 509
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
gemeente ten slotte een bedrag geeft en dat zij dit met
elkaar kunnen deelen. Ik wil dit zeggen, ik vind deze
beschouwing van den heer Buiel tot op zekere hoogte
klein. Ik wil niet zeggen, dat dit onjuist is en ik weet
ook wel, dat er vereenigingen zijn, die er goed voor
staan, maar ik meen, dat men ten opzichte van de in
stellingen, die genoemd zijn en die alle stuk voor stuk
in het belang van de gemeenschap werkzaam zijn, de
subsidies niet te krenterig moet beschouwen.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Nu,
vooral naar aanleiding van hetgeen de heer Dijkstra
heeft gezegd, moet ik het woord nemen, waar hij heeft
gezegd aan het adres van den heer Buiel, dat het spre
ken over dergelijke subsidies klein is. Daar wil ik, met
alle kracht die in mij is, tegen protesteeren, want ik
geloof dat ieder op zijn eigen manier de dingen mag
uitleggen. Ieder vogeltje zingt, zooals het gebekt is.
Daar kan men niets aan doen.
De kwestie van de subsidies toch is van zeer ern-
stigen aard, mijnheer de Voorzitter en ik zou gaarne
nog een enkel woord spreken naar aanleiding van wat
U gezegd hebt. Het is volkomen juist wanneer men den
maatstaf aanlegt, van te vragen naar het batig saldo,
dat men de kans loopt, zooals U terecht heeft opge
merkt. dat een vereeniging, die een groot batig saldo
heeft, zal zeggen: wij zullen zorgen dat het op gaat.
Dit gevaar bestaat, mijnheer de Voorzitter, maar ik acht
de vereenigingen, die subsidie aanvragen ik bedoel
niet alleen de drankbestrijdersvereenigingen, maar de
vereenigingen in het algemeen zoo hoog, dat zij de
noodzakelijke uitgaven zullen doen, maar ook niet
verder zullen gaan. Wanneer zij dan kunnen aantoo
nen, dat zij een nadeelig saldo hebben, dan vallen zij in
de termen om gesteund te worden, maar hebben zij een
buitengewoon groot batig saldo, zooals dit het geval is
met de vereeniging ,,Pro Juventute", dan, mijnheer de
Voorzitter, voel ik het zóó, dat dergelijke vereenigingen
eigenlijk buiten de subsidie moeten vallen.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou natuurlijk over deze
kwestie hier lang en breed kunnen spreken, maar, waar
wij eenmaal een systeem volgen, een systeem, dat ook
door de groote meerderheid van den Raad is goedge
keurd, dat een dergelijke vereeniging, die een nadeelig
saldo heeft uitzonderingen natuurlijk daargelaten
in de termen valt om gesteund te worden, dan voel ik
het toch als een tegenstelling, dat het batig saldo van
een bepaalde vereeniging oorzaak kan zijn ik zal mij
zeer voorzichtig uitdrukken dat een dergelijke ver
eeniging in dit geval voor dit jaar buiten de subsidie
regeling zou vallen. Mij dunkt toch, wanneer men in
deze logisch redeneert ik mag dit woord ook wel
even gebruiken dat vereenigingen, die een nadeelig
saldo hebben en die van groot nut en tegelijkertijd van
algemeen belang zijn, door de Overheid kunnen en in
vele gevallen moeten worden gesteund, maar nu ook
weer de tegenstelling, de contrarie, evenzeer logisch
wanneer een vereeniging, hoe goed overigens en van
welk algemeen belang ook. kan aantoonen, dat zij in
normale omstandigheden, afgescheiden dus van uit- en
inwendige factoren, een flink batig saldo heeft, dan zal
zij, naar mijn bescheiden meening, buiten de subsidie
regeling moeten vallen. Het blijft altijd waar, dat men
over de relatieve grootte van dit of dat kan strijden;
dat kan in elk geval binnenskamers worden uitgemaakt.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik wil even
opmerken, dat ik geloof dat eenig misverstand is ont
staan. alsof ik tegen het verleenen van subsidies zou
zijn. Dat is niet het geval. Ik wil uitdrukkelijk verklaren,
dat ik de verschillende instellingen ten zeerste waardeer
on wat betreft dat de heer Dijkstra dit „kleinigheden"
noemt, ik zou dat kunnen onderschrijven, maar ik zeg
or bij, dat deze kleinigheden ons bespaard hadden kun
nen worden. Die zaken hadden n.l. ambtelijk moeten
worden onderzocht, of de vereenigingen hadden moeten
aantoonen dat het subsidie juist is.
De Voorzitter: Ik wil speciaal de aandacht van de
voorstanders er op vestigen, waar zij zeggen wij be
doelen niet een speciale vereeniging, maar de princi-
piëele kwestie, n.l, hoe zal men de rekening, die door
een vereeniging wordt overgelegd, beschouwen, dat
deze zaak in ieder geval eerst in de sectie had behooren
te worden besproken.
Ik wil er op wijzen, dat het een klein trucje is voor een
vereeniging, alle mogelijke batige saldi weg te werken.
Dan houdt geen enkele vereeniging meer een cent over.
Ik kan hiervan wel een voorbeeld geven. Neem b.v. een
drankbestrijdersvereeniging, die een brochure wil laten
uitgeven, waarvan het drukken kost 500. dus wan
neer zij dit jaar 250.overhoudt en het volgend jaar
weer 250. dan kan zij ten slotte deze voordeelige
saldi gebruiken voor het drukken van de brochure. Het
is echter een klein trucje het batig saldo weg te werken,
door het te reserveeren voor het drukken van de bro
chure, waardoor zij niet de kans loopt geen subsidie te
krijgen. Zij reserveert dus ieder jaar 250.en houdt
op deze wijze geen cent over. Hier is niets tegen te
zeggen. Om een batig saldo weg te werken, behoeft
men geen accountant te zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 275 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 276—304 worden onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK VI. Openbare Werken.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Van Dijk—Smit: Mijnheer de Voorzitter.
Hoewel ik niet weet of het hier ter plaatse is, meen ik
toch dat de opmerking, die ik wil maken, thuis hoort
bij Openbare Werken, waarom ik ze hier ter sprake
breng. De heer Muller heeft er zoopas over gesproken,
dat een inwoner van onze stad een schuine plank op
de straat liet liggen, die gevaar opleverde voor de men-
schen, die daar langs fietsen. Ik heb tot mijn blijdschap
van U vernomen, dat U van meening is, dat er hier
nog veel meer van die dingen zijn, die uit den weg
moeten worden geruimd en ik vond het nog prettiger
te hooren, dat U er aan wilt meewerken om die dingen
aan kant te helpen. Zoodoende kom ik hier dan ook
weer met wat ik ook verleden jaar al gevraagd heb ten
aanzien van het trottoir bij de Ibisstraat bij Scheepstra.
Ik meen dat de gemeente daar een toestand handhaaft,
die m. i. zeer gevaarlijk is, doordat midden op het trot
toir een stuk heg van den tuin van Scheepstra staat.
Ik heb daar al eens met U over gesproken; U vond
toen den toestand daar óók niet in orde en er zou binnen
afzienbaren tijd worden ingegrepen, maar er is sedert
een jaar verloopen en de toestand is daar nog, zooals
die toen ook was. Waar de gemeente zich zelf gaat
beklagen, door te zeggen dat er zooveel menschen zijn,
die den openbaren weg onveilig maken, moet zij toch
zelf in de eerste plaats een goed voorbeeld geven. Het
is misschien een duur stukje grond en het geld, dat wij
voor dien grond aan Scheepstra moeten geven, is mis
schien veel meer dan ons lief is, maar ik zou toch zeggen
dat de gemeente zedelijk verpilcht is, die zaak daar in
orde te maken. Als een burger van Leeuwarden het
zandstrooien voor zijn huis vergeet wanneer het glad
is, of wanneer hij een aschvat of een handkar op den
openbaren weg laat staan, wordt hij daarop gewezen.
Ik zou U daarom vriendelijk willen verzoeken om nu
dan toch binnen afzienbaren tijd die zaak daar bij de
Ibisstraat in orde te maken, opdat, als wij daar binnen
kort eens langs wandelen, wij van dat plantsoentje