112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
hoe het is gegaan met den voorzitter van ,,It Fryske
Gea" en hoe het gegaan is met deze heele aangelegen
heid; ik geloof dat ik dan ook de andere sprekers van
zelf ontmoet
Het is ruim een jaar geleden, dat er een schrijven bij
Burgemeester en Wethouders is ingekomen van den
Directeur van de Reiniging, dat het noodig was eerlang
naar een nieuw terrein voor vuilberging om te zien. Ik
heb mij kort daarop met den Directeur van de Reiniging
begeven naar de omgeving van Wartena en ook ver
derop en wij hebben daar de terreinen bezien. Toen
was ons ook wel bekend, dat ook dit terrein wel te
koop zou wezen, maar omdat wij het meest geschikte
terrein voor vuilberging meenden te moeten zoeken,
hebben wij gemeend niet in de eerste plaats aan dit
terrein te moeten denken. Wij hebben eerst verder
Zuidelijk omgezien en nadat wij die terreinen daar had
den gezien en de kadastrale kaarten hadden opgevraagd
en hadden uitgezocht wie de eigenaren waren, hebben
wij getracht om ons met enkele van die eigenaren in
verbinding te stellen. Dat is ons echter niet gelukt, om
dat, toen wij die reis maakten, die man niet thuis was.
Inmiddels kwam er een schrijven in van den heer Boe-
kema, die daarin vroeg of de gemeente voor vuilberging
ook belang stelde in zijn terrein. Hij wist wel, doordat
ons terrein vlak aan het zijne grensde, dat de gemeente
daaraan toe kwam. Bij een volgende gelegenheid heb
ben wij toen weer de terreinen gezien, zoowel het ter
rein van Boekema als andere terreinen en wij hebben
toen ook gezien, dat wij bij enkele terreinen, die in aan
merking zouden komen, met verschillende eigenaren te
maken zouden hebben.
Wij hebben dus toen die terreinen gezien en dat
schijnt niet geheel onopgemerkt te zijn gebleven. Het
was in den zomer en er waren toen nog al wat natuur
liefhebbers en visschers in het veld, in elk geval, het
schijnt dat de aandacht van de natuurliefhebbers er op
gevallen is, want, ofschoon wel wat langen tijd daarna,
n.l. op 23 December, kreeg ik een brief van den voor
zitter van ,,It Fryske Gea", met het verzoek om een
onderhoud met mij te mogen hebben over deze aange
legenheid. Ik heb toen een onderhoud gehad met den
voorzitter van ,,It Fryske Gea" en deze had ook keurig
de kadastrale plannen en teekeningen van de terreinen,
die voor vuilberging voor Leeuwarden in aanmerking
kwamen, bij zich. Hij had zich dus goed op de hoogte
gesteld en het bleek ook dat hij het terrein, dat den
Directeur en mij het meest geschikt voorkwam voor
vuilberging, en dat misschien ook het terrein is dat de
heer Weima bedoelde, ook het meest geschikt daarvoor
achtte. Maar, zoo zei de voorzitter van ,,It Fryske Gea",
dat terrein ligt ten Zuiden van de Saiter en op het
oogenblik heeft de gemeente Leeuwarden een terrein
ten Noorden van de Saiter en als men nu voor de vuil
berging zou gaan naar een terrein ten Zuiden van de
Saiter, dan zouden wij daar uit een oogpunt van natuur
schoon, natuurbescherming en watersport buitengewoon
veel bezwaar tegen hebben. Toen is ook de rattenplaag
en de ziekte van Weil nog naar voren gekomen in de
bespreking, die ik met den voorzitter van ,,It Fryske
Gea" had, maar ten slotte komt het hier op neer, dat
deze mij heel beleefd maar toch ook met den noodigen
aandrang heeft verzekerd dat, wanneer de gemeente zou
trachten terreinen ten Zuiden van de Saiter te benutten
voor vuilberging, dan ,,It Fryske Gea" alle mogelijke
moeite zou doen om alle vereenigingen op het gebied
van natuurbescherming in Nederland te mobiliseeren
om dat op die manier te trachten te voorkomen. Boven
dien en dat argument gevoelde ik iets voor zei
de voorzitter van ,,It Fryske Gea", dat ten slotte toch
ook Leeuwarden belang heeft bij het behoud van de
watersport en dat het ook een belang van Leeuwarden
is dat het natuurschoon behouden blijft en de mogelijk
heid van watersport, waaronder ook het zwemmen,
zonder dat dit gevaar oplevert. De voorzitter van ,,It
Fryske Gea" heeft toen verder nog gezegd: ik heb hier
ook de teekeningen van de terreinen bij mij en ik heb
hier ook een teekening van het terrein van Boekema,
dat de gemeente ook wel zou kunnen gebruiken. Doet
U mij nu de toezegging, dat dit terrein voor de vuil
berging zal worden genomen, dan doen wij U de toe
zegging dat wij van mobilisatie van al die vereenigingen
zullen afzien. Dat is het wat er besproken is en er is
gevraagd of wij die toezegging konden doen. Die toe
zegging hèb ik niet gedaan, maar ik heb alleen gezegd
dat ik die kwestie bij Burgemeester en Wethouders in
bespreking zou brengen en dat wij de zaak zeer ernstig
onder de oogen zouden zien; dat is besproken tusschen
den voorzitter van ,,It Fryske Gea" en mij. Bovendien
heeft de voorzitter van ,,It Fryske Gea" nog gezegd
als men er te eeniger tijd toe mocht overgaan om dat
terrein bij Wartena aan te koopen en men daar tot vuil
berging zal overgaan, dan hebben wij nog wel verschil
lende wenschen ten opzichte van de wijze, waarop dat
zal gebeuren en dan zal het ons aangenaam wezen, als
wij die wenschen met den Directeur kunnen bespreken.
Ik heb die zaak bij Burgemeester en Wethouders ge
bracht en Burgemeester en Wethouders hebben ook die
overwegingen laten gelden; zij hebben ook andere over
wegingen laten gelden en ten slotte zijn zij zoo met dit
voorstel bij den Raad gekomen.
Nu heb ik hier een brief van denzelfden voorzitter
van ,,It Fryske Gea". die mij, omdat ik hem geen ant
woord had gezonden, omdat daar geen reden voor was,
d.d. 31 Januari het volgende schrijft:
..Naar aanleiding van ons onderhoud op 27 Decem
ber j.l. heb ik de eer U te berichten, dat ik er in ben
geslaagd heel wat gegevens omtrent vuilstorting te
verzamelen, waarmee wij U naar ik hoop van dienst
kunnen zijn."
Ja, dien dienst had ik niet van den voorzitter van ,,It
Fryske Gea" gevraagd.
,,Ik zou het zeer op prijs stellen van U te mogen
vernemen, of het U is mogen gelukken het college
van Burgemeester en Wethouders te winnen voor
onze ook door U gedeelde zienswijze,"
dat is misschien een beetje te sterk uitgedrukt, maar
ik kan er toch wel mee accoord gaan
,,dat het terrein ten Zuiden van de Saiter niet on
herstelbaar mag worden bedorven door vuilstorting.
Overeenkomstig onze afspraak zouden wij dan zeer
gaarne dit voorjaar met Uw Directeur in het terrein
nader overleggen hoe een compromis tot stand kan
komen tusschen natuurbescherming en de belangen
van Uw gemeente."
Dat ging dus iets verder dan de bespreking, die tus
schen ons had plaats gehad. Ik heb toen daarop, n.l. op
28 Maart, dus toen ongeveer dit Raadsstuk zou ver
schijnen, den heer Wiegersma geantwoord
„Nu dezer dagen een betreffend voorstel van Bur
gemeester en Wethouders den Raad der gemeente
Leeuwarden zal bereiken, kan ik vrijheid vinden
terug te komen op ons onderhoud van 27 December
j.l. en Uw schrijven van 31 Januari j.l.
Ik kan U dan mededeelen dat Burgemeester en
Wethouders zich hebben kunnen vereenigen met het
standpunt om van aankoop van terrein voor vuilber
ging ten Zuiden van de Saiter af te zien, en zal dan
ook dezer dagen aan den Raad worden voorgesteld
om een terrein, grenzende aan het eigen terrein der
gemeente onder Wartena. ten Noorden van de Saiter
gelegen, aan te koopen.
In hoeverre er bij de eventueele vuilberging op dit
terrein nog kan worden tegemoetgekomen aan be
zwaren van natuurliefhebbers, zullen wij gaarne
onder oogen zien. Ik ben overtuigd dat de Directeur
der Gemeentereiniging geen bezwaar heeft om t. z. t.
U eens te ontvangen, opdat U Uwe wenschen aan
hem kunt voorleggen alsdan valt te overwegen in
hoeverre deze in overeenstemming zijn te brengen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
113
met de eischen van het bedrijf.
U gelieve zich dus te gelegener tijd maar eens tot
den Directeur van het bedrijf te wenden."
Ik heb deze zaak ook even met den Directeur besproken.
Er is op zichzelf niets op tegen; het is eenvoudig een
toezegging, dat de gemeente rekening wil houden met
wat die vereeniging te vertellen heeft en dat zij, na
tuurlijk als dat mogelijk is, aan de wenschen wil tege
moet komen.
Nu is hier ook gesproken over de bezwaren voor de
watersport, over de ziekte van Weil, enz. Ik weet ook
niet hoe ver dat gaat; ik weet alleen dat het juist de
wensch was van de vereeniging ,,It Fryske Gea", dat
wij juist dit terrein zouden nemen, opdat men de zeker
heid zou behouden, dat de eerste tientallen jaren be
zuiden de Saiter van het bederven van het natuur
schoon door vuilstorting geen sprake zou wezen. Men
kan dit dus beschouwen als een soort compromis tus
schen deze vereeniging van natuurliefhebbers en de
gemeente Leeuwarden. Ik geloof dat ik thans de be
zwaren van de zijde van de watersport wel voldoende
heb weerlegd.
De heer Weima heeft er op gewezen, dat er wel ter
reinen waren, die meer geschikt zijn voor vuilberging
en ik geef toe, als hij daarmee terreinen op het oog heeft
ten Zuiden van de Saiter, dat deze meer diepte hebben
en dus de voorkeur zouden verdienen uit een zuiver
technisch oogpunt. Wij hebben echter gemeend met het
oog op de bezwaren voor de watersport daarvan af te
moeten zien. Maar de heer Weima moet zich niet voor
stellen, dat daarom die terreinen zooveel goedkooper
zouden zijn te krijgen. Wij hebben thans met heel gun
stige omstandigheden te maken, omdat dit terrein ons
is aangeboden, maar in andere gevallen zouden wij ter
rein in koop moeten vragen en dat is altijd in het nadeel
van dengene, die moet koopen. Bovendien zouden wij
dan met verschillende eigenaren hebben te maken,
waaronder er een is, die maar over een betrekkelijk
klein stuk land beschikt, maar die daarmee den sleutel
van dat heele terrein in handen heeft.
Dat hier niet om het advies van den gemeentelijken
deskundige is gevraagd met betrekking tot den prijs, is
juist, omdat iets dergelijks niet aan het oordeel van den
gemeentelijken deskundige behoort te worden onder
worpen. Er is bij Burgemeester en Wethouders wel
degelijk over den prijs gesproken en ook over de vraag
of het terrein ook te duur was, maar ik heb in de ver
gadering van Burgemeester en Wethouders geen stem
vernomen, dat de deskundige voor de gemeentelijke lan
derijen daarnaar moest worden gevraagd. Ik geloof niet
dat dit onder de taak valt van den deskundige voor de
gemeentelijke landerijen.
Het gaat hier zuiver over deze kwestie, dat de eige
naar van deze terreinen uit die terreinen een zekere
opbrengst geniet, dat hij op het oogenblik die opbrengst
belangrijk ziet terugloopen en dat hij nu tracht door
verkoop zich alsnog de hoogst mogelijke opbrengst te
verzekeren. Daarop komt het neer.
Voor de gemeente Leeuwarden hebben ten slotte die
terreinen ook een groote waarde in verband met de
vraag, hoe men de exploitatiekosten van de Reiniging
zal drukken. En vooral als men bedenkt, dat er ten
slotte niet zoo heel veel terrein te krijgen is, mag men
aannemen dat deze prijs, die na veel loven en bieden is
tot stand gekomen en nadat Burgemeester en Wethou-
ders herhaaldelijk hebben getracht een lageren prijs te
krijgen, niet te hoog is. Burgemeester en Wethouders
hebben ten slotte aan den eigenaar bericht, dat zij niet
bereid waren aan den Raad voor te stellen dit terrein
aan te koopen, als hij niet tot 10.000.—- terugging en
ten slotte is toen de man omgevallen en heeft hij zijn
vraagprijs met 2000.— verlaagd. Waar de koopprijs
op deze wijze is tot stand gekomen, meen ik dat gezegd
mag worden dat een dergelijke prijs voor terrein voor
vuilberging van Leeuwarden niet te duur is. Bovendien
moet men er rekening mee houden, dat wij thans het
voordeel hebben dat de prijzen juist zoo laag zijn en
dat wij nu geschikt aan land kunnen komen. Anders
was er ook geen sprake van om het te krijgen voor den
prijs, dien wij nu betalen. Nu kan men wel zeggen dat
het terrein dien prijs niet zou opbrengen in publieke
veiling, maar het is niet in publieke veiling, dus daar
mogen we geen rekening mee houden. Ik ben van oor
deel dat de prijs, dien Leeuwarden hier betaalt, niet te
hoog is en ik geef den Raad in vertrouwen in over
weging deze voordracht te aanvaarden.
Mevrouw Buisman—Blok "WijbrandiMijnheer de
Voorzitter. Het spijt mij dat de wethouder mij in zooverre
verkeerd heeft begrepen, omdat ik niet bedoelde dat
een gedeelte van dit terrein zou overblijven voor na
tuurschoon, maar meer dat de zaak zóó zou worden be
handeld en dat de demping zoodanig zou gebeuren, dat
de minst mogelijke schade aan het natuurschoon wordt
toegebracht. Die toezegging was wat ik bedoelde en
waarover U ook met den voorzitter van 11 Fryske
Gea" hebt gesproken. Ik zou er verder op willen aan
dringen, dat ook in de toekomst nog overleg ten aan
zien van de vuilberging tusschen ,,It Fryske Gea" en
U plaats heeft. Ik ben er van overtuigd dat het aan
wijzen van dit terrein in den geest is van de natuur
liefhebbers, al zullen zij het natuurlijk niet toejuichen
dat dit gebeurt; laat ik het zóó zeggen: dit terrein is
van de terreinen, die daarvoor in aanmerking zouden
kunnen komen, het minst slechte, want voor de andere
terreinen zou het eenvoudig een ramp zijn.
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter. De situatie
is ongeveer zooals ik gedacht had. Ik heb mijn opmer
kingen vragenderwijs gemaakt, maar ik ben door het
antwoord van den wethouder niet tevreden gesteld. Ik
heb ook niet de aandacht gevestigd op het Zuidelijk
deel van de Saiter, want ik zou het met mevrouw Buis
man betreuren, dat dit land voor dit doel zou worden
beschikbaar gesteld; ik vind het daar prachtig en ik zou
er ook niet op gesteld zijn dat men die terreinen zou
gebruiken voor vuilstorting. Maar ik heb straks een
cirkel getrokken en een heel breed terrein uitgestippeld,
ik heb niet een bepaald stukje genoemd. Zou het nu
echter niet beter zijn dat onze gemeentelijke deskundige,
die ook deskundige is van land en riet en dergelijke,
een onderzoek instelt en dat hij dan de meest geschikte
plaats uitzoekt en dan tegelijk zegt wat het kost?
Ik ben allerminst tevreden gesteld ten opzichte van
den prijs; ik blijf op mijn standpunt staan, dat deze
grond met water te duur is. Ook al mag het waar zijn.
dat de heer Vromen meent dat de prijs geen rol speelt,
voor mij speelt die wel een rol; ik meen dat het thans
heusch geen tijd is om te zeggen, geef maar uit. maar
dat wij vóór alle dingen moeten rekenen. Er zijn lan
derijen in de buurt van Wartena, die overeen komen
met de lage landen, die voor eb en vloed liggen; deze
brengen misschien 200.— per pondemaat op en als
men nu rekent dat hier voor water en riet 150.— per
pondemaat zal worden betaald, dan vraag ik of dat een
vergelijking is. Dan is dit terrein doodgewoon veel en
veel te duur
De heer Turksma: Kunt U het voor minder krijgen
De heer Weima: Ik meen dat dit wel mogelijk is. De
wethouder heeft ook gezegd, dat men na alle mogelijke
loven en bieden niet gedaan kon krijgen dat een lagere
prijs werd bereikt, maar dan zou ik toch zoo iemand
vaarwel zeggen en het op een andere plaats probeeren.
Men had daar toch bekendheid aan kunnen geven; had
de gemeente niet per advertentie om terrein kunnen
vragen De wethouder zegt ook wij staan sterk, als
men ons het terrein aanbiedt. Maar ik geloof heusch
niet dat dit is gebeurd tegen een behoorlijken prijs en
ik blijf er ook bij dat in den driehoek, dien ik straks heb