142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933. een klein amendement aan willen toevoegen. Dat is met betrekking tot de financiëele kant van de zaak, die mij niet geheel duidelijk is. Er wordt hier voorgesteld om dit terrein, dat in Mei 1932 in gebruik is genomen door de Gasfabriek, te nemen uit het Woningbedrijf en het tegen de boekwaarde, welke waarde op 1 Januari 1932 was 20.930.over te doen aan de Gasfabriek. Daar bij wordt echter vergeten, dat het Woningbedrijf vanaf Mei 1932 een huurderving heeft gehad van 3200.'— en nu is het mij niet duidelijk, waarom ook dat bedrag niet wordt gevoegd bij die 20.930.zoodat eigenlijk het terrein door het bedrijf van de Gasfabriek wordt aanvaard voor 20.930.plus het bedrag van de huur derving voor het Woningbedrijf tot heden, welk bedrag op 12 Mei precies 3200.zal zijn. Daarvoor is des te meer reden, omdat dit terrein, wat de boekwaarde betreft, niet te duur is, omdat daarop sedert 1921 door het Woningbedrijf reeds 9000.is afgeschreven. Het wordt hier alleen een boekhoudkundige kwestie, maar naar mijn meening komt bij dit voorstel het Woning bedrijf een bedrag van 3200.— te kort en ik zou daarom willen voorstellen het bedrag van 20.930.— met 3200.te verhoogen. De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook even een formeele kwestie willen bespreken. Dit voorstel is een voorstel van boekhoudkundigen aard; men schrijft de waarde van dit gebouw over van het Woningbedrijf op de Gasfabriek. Maar als men nu toch de zaak in het reine wil brengen, zou ik willen vragen, of men hiermee eigenlijk niet half werk of ge deeltelijk verkeerd werk doet. V/ant uit het advies van den Directeur blijkt, dat een groot deel van dit gebouw wordt gebruikt voor berging van materiaal van het j Electriciteitbedrijf en nu de beide onderdeelen van de Gemeentelijke Lichtfabrieken toch een afzonderlijke begrooting en balans hebben, is het nu wel juist, waar toch transformatoren, ladderwagens, montagewagens, enz. tot het Electriciteitbedrijf behooren. om dit gebouw ten volle voor rekening van de Gasfabriek te nemen De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Ik had over deze zaak niet het woord willen voeren, maar nu de formeele kant van de zaak in bespreking is, zou ik wil len vragen, in tegenstelling met wat de heer Vromen heeft gezegd: is deze prijs van 20.930.voor de Gas fabriek niet te hoog en moet men niet zeggen: het pand is op het oogenblik zooveel waard en voor zooveel neemt de Gasfabriek het van het Woningbedrijf over, zoodat de eventueele strop blijft, waar die is, n.l. bij het Woningbedrijf De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik wil in de eerste plaats den heer Hofstra ant woorden, die met de vraag naar voren is gekomen of het niet gewenscht is, wanneer het gebouw van de voormalige herberg „De Bleek" door de Gasfabriek is overgenomen, om op dat terrein de kantoorgebouwen van het bedrijf te plaatsen. Daarop komt zijn vraag neer. Ik wil er op wijzen, dat indertijd in den Raad is ge weest een uitbreidingsplan van de Gasfabriek en dat daarbij uitdrukkelijk naar voren is gekomen, dat het de bedoeling is om op den duur de kantoorgebouwen te verplaatsen naar den Groningerstraatweg. Maar het was ook de bedoeling die uitbreiding van de Gasfabriek langzamerhand uit te voeren, al naar de behoefte blijkt. Nu is er op het oogenbilk alleen behoefte aan berg ruimte en zoodoende heeft, toen het vorig jaar ,,De Bleek" vrij kwam uit de huur. de Directeur verzocht om het gebouw met het terrein bij het bedrijf te voegen, omdat het daarvoor in de toekomst toch bestemd was en omdat het gebouw dan voor bergruimte benut kon worden, die men elders ongeschikt kon vinden. Maar het is wel degelijk de bedoeling om op den duur, als de uitbreiding van de Gasfabriek verder tot stand komt, onder de oogen te zien, of in die omgeving de kantoorgebouwen zullen worden geplaatst. Op dit oogenblik meenen Burgemeester en Wethouders, dat er geen aanleiding is om daar zoo spoedig toe over te gaan, maar zoodra aan de uitbreiding verder wordt gewerkt, zal zeker met de opmerking van den heer Hofstra rekening worden gehouden. De heer Vromen heeft de opmerking gemaakt dat het bedrag van 20.930.— nog zou moeten worden aange vuld met een bedrag van een jaar huur van de herberg ,,De Bleek". Dit is ten deele misschien juist, maar voor een deel toch ook minder juist. De huurprijs van ,,De Bleek" werd toch niet alleen bepaald door de afmetin gen van het gebouw en van den grond, maar die werd vooral bepaald door het feit, dat het perceel als café of als vergunning werd verhuurd, waardoor er een speciale broodwinning in zat. En om nu voor een jaar door de Gasfabriek voor een bergplaats te laten betalen een huurprijs, gelijk aan die, toen het gebouw een in richting met vergunning was, lijkt mij niet geheel juist. Misschien dat het gewenscht is, dat de rente alsnog wordt verrekend en dat de overschrijving van het ge bouw zal moeten ingaan op den datum, dat de huur van ,,De Bleek" is opgehouden. Dat is wel te regelen en ik kan er wel mee accoord gaan dat daarmee reke ning word gehouden, maar dat de huurprijs voor een jaar aan de Gasfabriek in rekening wordt gebracht, lijkt mij minder juist. De heer Molenaar heeft, zeer terecht, de opmerking gemaakt dat een groot deel van de bergplaats wordt gebruikt door het Electriciteitbedrijf en dat dus deze zaak niet alleen moet worden betaald door de Gasfa briek, maar dat daarover een regeling moet plaats heb ben tusschen het Electriciteitbedrijf en de Gasfabriek. Die regeling geschiedt echter al en wel op uiterst minu tieuze wijze. Er zal dus boekhoudkundig wel gezorgd worden dat dit goed geregeld wordt en dat er uitein delijk een verrekening plaats heeft tusschen de beide bedrijven, het Electriciteitbedrijf en de Gasfabriek. Hoe die verrekening dan ook zal plaats hebben, in elk geval kan de heer Molenaar er van verzekerd zijn. dat daar mee rekening wordt gehouden. De heer Buiel meende dat de prijs te hoog was, maar het zal toch niet best gaan dat daarvoor een andere prijs wordt geraamd. Uit boekhoudkundig oogpunt is die thans zoo goed mogelijk geraamd. Anders zouden wij ook weer moeten afschrijven ten laste van het Wo ningbedrijf en dat, terwijl de Gasfabriek behoorlijk de kosten kan dragen en het terrein ook wel die waarde heeft voor het bedrijf. Ik geloof niet dat wij hier die moeilijkheid moeten maken, terwijl het ten slotte toch voor de gemeente op hetzelfde neerkomt. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mij hiermee volkomen vereenigen, als het college bevor dert, dat voor rente van dit bedrag want eigenlijk is de overname formeel nu pas aan de orde, maar prac- tisch is in Mei 1932 de huur beëindigd en is sinds dier, tijd deze oppervlakte bij de Gasfabriek in gebruik van de Gasfabriek niet de kapitaalrekening maar de exploitatierekening wordt belast met een zeker bedrag, dat nader onderling is vast te stellen. De heer Westra (wethouder) zegt dit toe. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Te 4.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst- Te 4.55 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933. 143 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening tot wijziging van de verordening, houdende voorwaarden waarop het gas door de Gemeentelijke Gasfabriek aan particulieren wordt geleverd en bepalingen voor den aanleg en het gebruik van gemeentetoestellen (bijlage no. 9). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek der Nederlandsch Hervormde School- vereeniging om voor een op te richten bewaarschool subsidie uit de gemeentekas te mogen ontvangen. Dit praeadvies luidt als volgt Het Bestuur van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, verzoekt bij adres d.d. 10 April j.l. voor eene op te richten bewaarschool subsidie uit de gemeentekas te mogen ontvangen. Onder overlegging van het verzoek en U daarom trent reeds dadelijk van advies dienende, merken wij op. dat, naar het ons wil voorkomen, de tegenwoordige tijdsomstandigheden zich tegen uitbreiding van subsi dies, ook voor uitgaven ten behoeve van niet verplicht onderwijs, verzetten. Op dezen grond geven wij Uwe Vergadering in over weging op het verzoek afwijzend te beschikken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met te zeggen, dat ik bij het ontvangen van dit voorstel dubbel geschrokken ben, in de eerste plaats, omdat het ons, rechtsche Raadsleden, absoluut niet be kend was, dat een aanvraag van deze soort bij Burge meester en Wethouders of den Raad zou binnenkomen. Nu vond ik dat in de eerste plaats iets onaangenaams, cmdat het toch een feit is, dat in vele soortgelijke ge tallen de er naast bij betrokken Raadsleden er wel met bekend zijn. Maar toch, toen ik er later over dacht, vond ik het maar heel gelukkig dat wij met deze aan vraag absoluut onbekend waren, omdat daaruit blijkt, dat wij ook in dit geval geen ruggespraak met onze kiezers hebben gehad. Dat was de eerste schrik, waar van ik ben bekomen. De tweede was iets grooter en duurde dan ook iets langer, omdat ik mij er over verbaasde, dat het college zoo heel gauw met zijn praeadvies klaar was. Dat zijn wij van het geachte college niet gewend. Dat is geen verwijt, maar dat is het constateeren van verschillende feiten. Natuurlijk zal men nu van mij verwachten, dat ik die verschillende feiten even noem. Welnu, wij zijn nog altoos wachtende op het resultaat van de enquête inzake de winkelsluiting, wij zijn ook nog altijd wach tende op de kwestie van de z.g. melkventers en zoo zou ik kunnen doorgaan, maar uit deze twee feiten blijkt het voldoendeik herhaal dus, het is geen verwijt, maar Het is het constateeren van een feit. Ik verbaasde er mij dus over dat dit praeadvies zoo gauw kwam. Nu moet ik zeggen en ik hoop dat de heeren Raadsleden mij goed zullen begrijpen ik ben het met de conclusie, die in het voorstel voorkomt, eens. Ik zeg dat ronduit, ik ben het daarmee eens. En ik meen dat men van mij ook geen andere verwachting zou kunnen hebben, omdat ik een van degenen ben, die bij de be grootingen er steeds op heb gewezen, dat wij, gezien de tijdsomstandigheden, onze uitgaven, indien dat maar eenigszins mogelijk is, moeten beperken, waarin dus ligt opgesloten, dat ik voor mijzelf geen vrijheid kan hebben om te trachten, die uitgaven te vermeerderen. Maar toen ik die conclusie voor mijzelf gevormd had, dacht ik: wat ben ik toch blij, dat Burgemeester en Wethou ders zoo spoedig gepraeadviseerd hebben, want er is maar één motief aangehaald door het geachte college en dat is het motief „dat de tegenwoordige tijdsomstan digheden zich tegen uitbreiding van subsidies verzetten" en dat wordt in het andere gedeelte van den zin her haald en uitgebreid door de woorden „ook voor uit gaven ten behoeve van niet verplicht onderwijs." Nu weet ik zeer wel, dat de tegenstellingen in een zinsnede niet altijd juist zijn. maar ik voor mij heb hier de conclusie uit getrokken, dat, indien de tijdsomstan digheden eens gunstiger waren geweest of straks gun stiger zullen worden, het college dan daarin aanleiding zal hebben om te zeggen: nu is ook de tijd aangebroken om subsidie te geven aan die besturen van bijzondere scholen, die dat voor het geven van bewaarschoolon- derwijs hebben aangevraagd De heer Van Kollem: Maar dan denken ze er een beetje langer over De heer Terpstra: Dat begrijp ik, dat ze er over den ken, maar iets, wat goed is en juist geacht wordt, is rijp voor spoedige beslissing. Ik ben in elk geval verheugd, dat door Burgemeester en Wethouders de toestand zoo geschilderd wordt, omdat daaruit blijkt, dat het college de zaak goed van alle kanten bekijkt. En daar blijkt ook uit dat het college op het standpunt staater is maar één ideaal jam mer genoeg dat ons tegenlacht en dat is dat wij moeten bezuinigen, want indien wij dat niet doen, gaan wij met elkaar naar den kelder. Ik weet wel, dat hier heeren zijn. die daar nog niet genoeg over hebben nagedacht, maar ik zeg dit maar als wij goed de zaken bekijken, dan heb ik alle hoop, dat ook de heeren, die tegenover mij staan en waar mee wij in vriendschap willen samenwerken, tot die conclusie zullen komen. Er is immers alle aanleiding toe om tot die gedachte te komen. Ik wil daartoe enkele motieven aanvoeren. Indien de Regeering, die op het oogenblik demis- sionnair wordt, zich niet met andere dingen had bezig gehouden, dan waren wij hier al lang bezig met een voorstel, om de gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs uit te breiden ook tot het bewaar- schoolonderwijs, zooals dat reeds in vele gemeenten heeft plaats gevonden Leeuwarden is in dat opzicht nog een beetje conservatief omdat de Regeering, als de omstandigheden gunstig waren geweest, zeker met een dergelijk voorstel gekomen was en ik twijfel er niet aan, dat de Raad van Leeuwarden daar dan zeker zijn medewerking aan zou hebben willen verleenen. Want de zaak is toch werkelijk ik zal er niet al te diep op ingaan, de vergadering duurt al langer dan wij hadden verwacht van zoo ernstigen aard, ook voor de uit werking en doorwerking van ons beginsel, dat wij niet eerder zullen rusten, dan dat wij ook op dit terrein onzen zin hebben gekregen, dat wij ook op dit terrein de gelijkstelling hebben gekregen. Dat is voor ons een ideaal en ik twijfel er niet aan, of dit zal eenmaal wer kelijkheid worden. Ik mag dat zoo zeggen, omdat Leeuwarden toch zeker ten opzichte hiervan nog niet zoo n gek figuur maakt, omdat de Katholieken reeds het voorrecht heb ben, dat zij, moge het dan nog geen gelijkstelling zijn, op het oogenblik toch al iets genieten De heer Hofstra: Een fooi De heer Terpstra: Een fooi, wordt hier gezegd. Men mag daarover twisten, maar men moet de zaken niet sterker schilderen als noodig is, want dan bereiken wij ons doel niet. Daarom, wij streven ook naar gelijkstel ling op dit terrein; de Katholieken mogen dan nog niet hebben gekregen wat zij wenschen, dat stem ik geree- delijk toe, maar ook dat zij toch meer hebben verkregen dan de andere rechtsche partijen, omdat hun reeds eenig

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 7