310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1933. loopt en wie zal dat ontkennen dat er een huurder zal komen of een eigenaar bij particulieren bouw, die zijn plicht niet verstaat en dat dit dus moeilijkheden kan geven. Ik kan mij dat voorstellen, maar stel nu eens dat slimste geval. Dan, zou ik zeggen, hebben Bur gemeester en Wethouders toch altijd het recht om zoo iemand tot zijn plicht te dwingen en mocht dat recht ontbreken, dan zou ik zeggen dat, als iemand als eige naar of als huurder zoo slecht zijn taak vervult, hij dan zichzelf zal wingen om tot armoede te vervallen of, anders gezegd, dat hij zijn eigen graf zal delven. En dan hebben wij de zekerheid dat op dat eenmaal ge dolven graf een ander zal trachten te bouwen en dat die tweede kooper dan een grooter kans zal hebben dan de eerste. Mijnheer de Voorzitter, dat zijn de verschillende be zwaren, die ik opper ten opzichte van de kwestie zelf. Ik wil dus zeggen dat ik èn op principiëele èn op eco nomische gronden èn op nog vele andere gronden, zou ik zeggen, ben tegen de stichting van een veerhuis van gemeentewege. Maar er zit hier nog een andere kwestie achter en die zou ik willen noemen de ethische kwestie. Ik heb er mij over verheugd, dat er bij het college van Burge meester en Wethouders stemmen zijn opgegaan, die daarover denken zooals ik en vele anderen. Mijnheer de Voorzitter, het is voor mij ongeoorloofd, om een kras woord te gebruiken, dat men, alléén omdat men daardoor een meerdere huur zal beuren, daar aan dat cafétje of veerhuis een verlof A zal geven. Mijnheer de Voorzitter, het verbaast mij ten zeerste, dat daarvoor in de gegeven omstandigheden nog stemmen kunnen worden gevonden. Immers, het is toch een feit en wij behoeven daarvoor eiken avond de krant maar na te gaan dat het aantal ongelukken bij het snelverkeer bijzonder groot wordt en voorloopig ook wel zal blijven door misbruik van alcohol. Ik kan mij daarom niet voorstellen, dat de meerderheid er in zal toestem men om in een dergelijk huis alcoholische vloeistoffen te schenken. Ik ben het volkomen eens met het adres, gericht aan den Raad door het Drankweercomité, waarin helder en duidelijk staat geschreven, dat wij in Leeuwarden geen behoefte hebben aan verlofgelegen heden. Dat is absoluut voor het doel, dat Burgemeester en Wethouders en de Raad met dit gebouw beoogen, niet noodig. Integendeel, op verschillende gronden kan men bewijzen, dat dit zeer ondoelmatig is, èn voor de chauffeurs èn voor de ondernemers van de diensten èn voor de jonge helpers, die vele zijn, zooals wij allen weten en kunnen constateeren. Voor alle drie groepen van de door mij bedoelde personen is het zeer nadeelig, altijd, maar vooral in deze functie, om alcoholische stoffen te gebruiken; daar is absoluut en volstrekt een groot gevaar aan verbonden. Bovendien, mijnheer de Voorzitter, begrijp ik eigen lijk niet de houding van Burgemeester en Wethouders. Er wordt in sommige leerboeken wel gesproken van de bekende 3 rechtskringen de gemeente, het Rijk en de provincie. Hier zal echter het gevolg zijn, dat de eene kring tegen de andere inwerkt; het provinciaal bestuur verbiedt toch aan de chauffeurs het gebruik van sterken drank in de kwaliteit, die zij vervullen en wij zouden dan de gelegenheid scheppen om het hun te geven De Voorzitter: Er komt geen autobus De heer Terpstra: Er komt geen autobus, dat weet ik ook wel, maar het gaat hier om de tegenstelling tus- schen wat de provincie doet en wat de gemeente doet. Nu zal de provincie maatregelen nemen om het gebruik van sterken drank te doen verminderen en de gemeente zal middellijk een gelegenheid scheppen, waar men die stoffen kan krijgen, li weet ook wel, dat er bij den Algemeenen Nederlandschen Wielrijders Bond ook groote bezwaren bestaan tegen dergelijke gelegenheden. Nu wordt die A. N. W. B. ook wel eens genoemd en terecht de Algemeene Nederlandsche Weldoe ners Bond en als dat juist is, zou ik zeggen, dat ook wij, zij het indirect, die naam werkelijkheid moeten doen worden. Ten slotte dit. Wij hebben hier nu een prachtig mooi parkeerterrein en wij hebben mooie wegen in Leeuwar den daarvoor een compliment aan Burgemeester en Wethouders en aan den Directeur van Gemeentewei-- j ken maar ik zou zeggen, waar wij hier zulke mooie parkeerterreinen hebben en zulk mooi snelver- keer in de onmiddellijke omgeving, kunnen wij daar wel verantwoord zijn, door, zij het dan ook indirect, aan dat snelverkeer grooter gevaren te doen verbinden, door hier toe te staan een gelegenheid, waar men alco holische dranken kan krijgen Ik geloof dat de Raad j verstandig zal zijn, door hierbij uit te spreken, dat dit taboe moet zijn. De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ten op zichte van de detailbespreking van den heer Terpstra i zou ik als mijn inzicht te kennen willen geven is het j niet beter eerst de beginselkwestie, al of niet een veer- huis, te bespreken en dan later, als daartoe al wordt besloten, de details te behandelen? Toen ik kennis heb genomen van dit voorstel, heb I ik mij de vraag gesteld is dit een zaak voor de gé- j meente En in het algemeen heb ik het inzicht gekre gen, dat van beginselstandpunt bekeken dit géén taak is voor de gemeente. Nu kan men zeggen dit is toch j terrein van de gemeente, dus dit is haar taak wel, maar 1 de gemeente mag toch niet treden in concurrentie met het particulier initiatief. Er is hier toch ook wel een andere weg te betreden. Het is straks ook breedvoerig door den heer Terpstra aangehaald, als men daar de situatie beziet, dan ziet men daar veel bouwvalligs en als men dan deze school beziet, die daar kaarsrecht staat met rechte hoeken en solide van constructie, dan meen ik dat die het oog veel beter siert dan onze ach tenswaardige Oldehove. die uit het lood hangt. Dan heb ik toch wel bedenking er tegen dat men deze school afbreekt en van gemeentewege als bouwexploitante v;>n een café optreedt. Want als dat het geval is, kan men met evenveel recht zeggen bouw maar winkelzaken aan de Peperstraat, ook op dat terrein ligt dan een taak voor de gemeente. Voor mij is het een beginselkwestie, dat men daarop niet ingaat. M. i. is het beter, nu aan dit nieuwe parkeerterrein de school als zoodanig niet meer gewenscht blijkt en ook niet meer noodzakelijk is ik kan dat niet beoordeelen, maar dien indruk krijg ik dat men de zaak zoo steltde school is rijp voor verkoop. Waar wij in het algemeen bij den gang van zaken veel geld kunnen gebruiken, moeten wij er op uit wezen om verkooprijpe producten te verkoopen. Dat j lijkt mij veel verstandiger en voorzichtiger, omdat wij daarbij niet alle risico, verbonden aan den eventueelen bouw van een café, op ons nemen en wij niet dat heele solide gebouw verwaarloozen en afbreken. Nu na de geplaatste advertentie is gebleken, dat er veel liefheb- berij bestaat voor zoo n chauffeurskoffiehuis, lijkt het mij het beste, dat men de school verkoopt. Ik wil dan j ook in overweging geven om de school te koop aan te bieden. Dat heele risico dient de gemeente niet op zich j te nemen; de gemeente is als zoodanig een publiekrech- j telijk lichaam en het is haar taak niet om risico's op zich I te nemen. Wij hebben al risico's genoeg, dus laat dat maar over aan het particulier initiatief. In de stukken is medegedeeld, dat het om financiëele reden bezwaar ondervond om hier een verbouwing toe te passen. Maar als nu de school, zooals zij daar staat, werd ingericht voor café, zonder bierhuis, misschien dat er dan menschen zijn, die een veel voordeeliger plan I tot verbouw zouden hebben en dat die menschen dan in deze verbouwde school beter een stuk brood zouden I kunnen verdienen dan in dit gebouw, dat 17.000 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1933. 311 moet kosten. Overigens, ik heb het plan gezien en dat kan je be- t koren. Het is een mooie teekening van een doelmatig huis, maar het wordt een heele onderneming. Ik weet niet of het waar is dat er tot 30.— per week voor is j geboden, maar ik zou zeggen is dat ook niet aan be- denking onderhevig, wanneer de zaken mis loopen Laat dat risico, waar wij hier een publiek belang die nen, aan het particulier initiatief over, dat acht ik veel verstandiger. De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook een enkel woord willen zeggen en wel in hoofdzaak over punt III van het voorstel ..goed te vinden, dat in het sub II bedoelde veer huis een verlof A, als bedoeld in de Drankwet (Stb. 1931 no. 476), gevestigd wordt." Mijnheer de Voorzitter, ik heb met buitengewoon groote bevreemding dat voorstel gelezen, dat afkomstig is van de meerderheid van Burgemeester en Wethou ders en ik kan mij niet indenken, dat inderdaad die overwegingen Burgemeester en Wethouders hebben geleid, die uitsluitend zijn te vinden in de stukken. Ik meen dat buiten beschouwing moeten blijven, onder alle omstandigheden, zooals ook de heer Terpstra heeft ge zegd. de financiëele gevolgen voor de gemeente, die zouden kunnen voortvloeien uit het eene of uit het andere verlof. Onverschillig welke groote voordeelen de gemeente ook zou hebben bij het vestigen van een verlof A, het zou van de gemeente een onverantwoor- j aelijke daad zijn om op een dergelijke plaats, afge- scheiden van het feit of aan het Wilhelminaplein de chauffeurs wel of niet gebruik maken van café's, het snelverkeer op te schepen met een verlof A. Wie mee- maakt, dag in dag uit, dat er. zooals de heer Terpstra j heeft opgemerkt, groote ongelukken gebeuren die niet j alleen worden veroorzaakt door misbruik, maar zelfs i ook door gewoon gebruik van sterken drank, die weet ook het algemeen bekende feit U zult dat waar schijnlijk ook wel weten, mijnheer de Voorzitter, al schudt U met het hoofd dat niet alleen bij misbruik van sterken drank, maar ook bij gebruik een zekere mate van luchthartigheid intreedt bij den chauffeur De Voorzitter: Verlof A is niet voor sterken drank De heer Van Kollem: Ik bedoel speciaal bier, port en vermouth. Dergelijke dranken maken iemand niet zoo gauw dronken, maar wel zeer gauw ongeschikt voor het uitoefenen van de functie van chauffeur. Verder heb ik het spijt mij het te moeten zeggen in de redeneering van den heer Terpstra een zekere inconsequentie ontdekt. Dat gebeurt niet vaak, hoewel ik het wel eens met den heer Terpstra oneens ben. maar nu was er toch een inconsequentie in zijn rede- neering. De heer Terpstra heeft eerst een lans gebro ken voor het particulier initiatief. Nu wil ik opmerken, ciat dit hier eigenlijk niet in het geding komt; het par- i culier initiatief wordt hier niet uitgeschakeld, maar het gaat hier alleen om de vraag wie zet dat gebouw daar neer. Eenmaal gebouwd, wordt het verhuurd aan particulieren, die het aanstonds zullen exploiteeren. Als de gemeente dat nu niet doet, dan zal daar zeker, zooals de heer Terpstra zegt, een particulier komen, niet een particuliere huurder, maar een particuliere houwer. Dan krijgt men daar echter nog grooter con currentie voor de omliggende veerhuizen, dan wanneer de gemeente daar een gebouw zet en daarin het ves tigen van een bierverlof weigert. De heer Terpstra zegt, dat hem al plannen bekend zijn, maar het moet hem als lid van den Raad ook bekend zijn dat, als daar een dergelijke localiteit naar de eischen wordt inge richt, het niet in de macht van Burgemeester en Wet houders ligt om daarvoor een biervergunning te wei geren. Als de heer Terpstra dus aan het eene deel van zijn bezwaren tegemoet komt, door daar een particulier te laten bouwen, vermoordt hij daarmee het tweede deel van zijn betoog, want als een particulier daar een gebouw neerzet, mogen Burgemeester en Wethouders geen verlof A weigeren; ik meen dat zij dit dan volgens de Drankwet moeten geven De Voorzitter: Dat stellen wij dan als eisch in de grondvoorwaarden. De heer Van Kollem: Dat moet dan toch in ieder geval in de voorwaarden vastgelegd worden Neen, ik geef mij nog niet direct gewonnen; U gaat uit van het standpunt, dat dit gebouw dan op gemeentegrond komt, maar ik ga uit van het standpunt, dat er ook aan den kant van het terrein genoeg gelegenheid daarvoor is De heer Wiersma: Die is er nu ook al. De heer Van Kollem: lk wil toch liever het wisse voor het onwisse nemen. Ik verklaar mij pertinent, in het belang van het snelverkeer, tegen het vestigen van een verlof voor alcoholhoudende, andere dan sterke dranken, dus voor bier enz. in dit gebouw en ik wil daarom het volgende amendement indienen ,,Ondergeteekende stelt voor, onder punt III van het voorstel van Burgemeester en Wethouders in den tweeden regel de hoofdletter A te vervangen dooi den hoofdletter B." De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik de vergadering van de Commissie voor Openbare Werken had bijgewoond, zou ik mij hoogstwaarschijn lijk geschaard hebben aan de zijde van de minderheid. Als hier door Burgemeester en Wethouders wordt ge zegd, dat zij wel meenen dat er een inrichting moet komen op dit terrein en dat zij daarop den noodigen invloed zouden willen uitoefenen, willen zij daarmee dus ook te kennen geven, dat die invloed niet onnoodig te ver zal moeten gaan. Wanneer ik dat dan zoo be schouw, dan is het voor mij de vraag of die overheids bemoeiing op dit terein niet werkelijk tè ver zou gaan, vooral, omdat wij hier uit de binnengekomen berichten vernomen hebben dat er van particuliere zijde vol doende animo bestaat om de exploitatie en ook den bouw ter hand te nemen. De heer Terpstra heeft al zooveel verteld, wat ik had meenen te moeten zeggen, dat ik mij uit den aard der zaak eenigszins kan bekor ten, maar het is mij precies gegaan zooals ook de heer Terpstra heeft gezegd; het heeft ook werkelijk mijn verwondering gewekt, waar hier wordt gesproken over verbouwing van de school, dat daarbij geen cijfers onder de oogen zijn gezien, om uit te maken, hoeveel verschil in kosten er daardoor geweest zou zijn en of het behoud van die school werkelijk aan onoverkome lijke bezwaren onderhevig is geweest. Er wordt in dezen Raadsbrief gesproken dat er vol doende animo bestaat van particuliere zijde om het veerhuis te huren. Ik veronderstel dus, dat er ook van particuliere zijde, aan de hand van de wenschen en op merkingen hier in den Raad, zeer zeker ook wel animo bestaat om in die richting te gaan bouwen. Een andere vraag is deze, of er van de zijde van Burgemeester en Wethouders en dat wordt ook er kend niet werkelijk een zoodanige inrichting zou moeten worden gebouwd, die aan bepaalde noodzake lijke dingen moet voldoen. Ik heb daarbij het oog op de sanitaire inrichting, wat in dit geval in zooverre van overheidswege moet uitgaan. Ik meen dat het eenigs zins een aanmoediging zou kunnen zijn voor het maken van een zoodanige inrichting, die zich aanpast bij de verkeersgelegenheid. Ik meen een woord van erkentelijkheid niet te mogen onthouden aan Gemeentewerken, voor de wijze, waarop

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 10